woensdag 29 september 2021

Oversteektaal

 


 

 

Onlangs zei Marjolijn van Heemstra in De Standaard Magazine: ‘Ik merk om me heen dat iedereen weer gestresseerd is.’ Een opmerkelijke zin voor een Nederlandse. Of is in mijn geboorteland het werkwoord stresseren inmiddels ingeburgerd? Dat kan, maar ik heb het de afgelopen twintig jaar toch wel erg vaak louter in België gehoord.

Mijn vermoeden is dat interviewster Jozefien Van Beek, uit België, bewoordingen heeft samengevat en even vergat dat ze met de directe rede werkte. In dat geval zou Van Heemstra zoiets hebben gezegd dat om haar heen ‘iedereen weer vol stress zit’ of dat ‘iedereen weer gestrest is’.

Meer dan een vermoeden is dat uiteraard niet. Ik kan me evengoed indenken dat Van Heemstra een poging tot beleefd tegemoetkomen deed, door taal van haar Zuid-Nederlandse gesprekspartner te gebruiken. Dat hoor ik menige Noord-Nederlander hier doen, meer of minder virtuoos. Vaak erger ik me dan, omdat het zelden naturel klinkt.

Zelf maak ik me soms ook schuldig aan zulke halfhartige pogingen mee te spreken. Ik vrees sowieso de afgelopen decennia van toon te zijn veranderd. Zoals ik Belgen die de omgekeerde beweging op de kaart maakten hoor kampen met een hardere g en zo.

Waaraan erger ik me dan precies? Weer valt slechts een vermoeden uit te spreken. Ik denk dat de buitenkantelijkheden van die taal me te opzichtig zijn. Of behagend en gemakzuchtig. Mede uit de wetenschap dat voor Jan Hanlo zijn gedicht ‘Ontboezeming in het Antwerps’ een bron van zorg en studie bleef. Waarover hij zijn correspondenten bleef lastigvallen. Per brief.

Dit was natuurlijk lang voordat dankzij internet zulke problemen veel sneller op te lossen zijn. Ook is het Antwerps, hoe standaardtalig het door radio en televisie moge lijken, een dialect (Brabants), terwijl de oversteektaal die ik bedoel grotere regio’s bestrijkt die, meer of minder bewust, een koloniale strijd voeren. Uitzoomen is nog niet zo makkelijk.

Momenteel lees ik onder meer de roman Levenshonger van Marie Kessels, geschreven vanuit een Poolse die in het Nederlandse vleesverwerkende bedrijf PerfektKost de kost verdient. Daar werken veel Polen, en ene Julien die met ‘een stem als een beierende klok’ graag met iedereen babbelt en klinkers laat gonzen en medeklinkers rollen, totdat iemand ‘hem om leuk te doen aan[sprak] met “onze Belg”, omdat hij kennelijk met een accent praat’.

Tot de vele plannen die ik nooit heb uitgevoerd behoort het aanleggen van een lijst met proeven van die woordatletiek. Aanleiding was een artikelenreeks, hoogstwaarschijnlijk uit 2007, die Tom Naegels voor het toenmalige Ons Erfdeel maakte over Nederland. De Antwerpenaar liet een te Groningen wonende Irakees zeggen: ‘Onlangs ontmoette ik op café een paar Hollandse jongens.’

Interessant, vind ik nog steeds, maar slakkenzoutleggerij.

Daarom snel twee algemenere opmerkingen bij Van Heemstra’s interview in De Standaard Magazine. Het werd dan wel gehouden naar aanleiding van haar recentste boek, het gesprek leidde juist weg van die tekst en stond niet in het letterenkatern maar, met grote kleurenfoto’s, in de lifestylebijlage. Dat glanshok kreeg voordien ook een gesprek met Bregje Hofstede toegewezen, naar aanleiding van haar boek over slaapproblemen. Zelfs Miek Zwamborn moest er in dat magazine aan geloven om al haar kennis over wieren te reduceren tot maaltijdtips, al bleek dit een overname uit de NRC-rubriek ‘Tafelmanieren’.

Is dat niet een beetje stereotypisch? Bevestigingen van de befaamde genderidentiteit, waarbij de biotoop tussen mode en keuken aan deze literatoren een ouderwetse vrouwelijkheid verleent? Ooit zocht ik tijdens een slapeloze nacht op een Nederlandse camping heil bij een stapel damesbladen in de gemeenschappelijke ruimte. Het was in Libelle, meen ik, waar een lange bijdrage stond van Marja Pruis over een bezoek aan een schoonheidssalon.

Het zal wat fouts verraden over mijn problematische mannelijkheid dat ik zulke teksten niet meer had verwacht, en helemaal al niet op dergelijke gebrandmerkte plaatsen. Toch onderstrepen die ontboezemingen in het Nederlands een tendens die me verontrust. Snuistert literatuur, uitgerekend nu een Zoomergeneratie eindelijk de werkelijkheid wel durft aan te vallen, naar het zelfhulpboek? Elders lichtte ik die vrees uitgebreid toe, maar in snuisterstijl steekt voor mij wel erg veel taal over naar het private.

En dat beweer ik op een blog die zich bij Marie KesselsLevenshonger even onaangenaam wil verbazen over de achterflapkwalificatie ‘doorvoelde roman’!

Dus nu echt afsluiten. Mijn tweede algemene kanttekening bij het Standaard Magazine-interview is deontologisch. Vertellerstekst meldt over Van Heemstra’s recentste titel: ‘Pas nog raakte bekend dat het boek op de longlist van de Boekenbon Literatuurprijs staat.’ Maar de interviewster zit zelf in die jury van deze prijs – die het krankzinnigste nieuwsfeit wist te doen ontbranden dat ik me uit de sector kan heugen.

Stresseren moet je leren?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten