Op Neerlandistiek.nl was onlangs een debat over correct vreemdewoordengebruik. Aanleiding was een melding op een geinig soort publiekskliklijn voor taalfouten. Een hobbyvereniging had zich in haar naam bezondigd aan potjeslatijn en ondanks schriftelijk protest van een kundige bleef ze die naam in het vaandel dragen.
Er kwamen opmerkelijk veel reacties. Kennelijk was een snaar geraakt die toch wel erg hard het ‘O tempura, o rolex’ liet resoneren, de zinspreuk waarmee de Zuid-Amerikaanse vleugelspits Zebedeus Lacuña zijn beklag deed dat de krijtlijnen vroeger smakelijker en stipter werden gelegd. Een enkeling deed bij het debat iets minstens zo populistisch door een sekte te veronderstellen van gymnasiale figuren die zich weigeren neer te leggen bij de realiteit.
Ik pleegde trouwens ook een piepklein comment, waarin ik maar niet onthulde dat ik tegenwoordig voor vragen van het taalkundig genie over de klassieke oudheid met een polsbeweging doorverwijs naar mijn boekenkast, eventueel te ontsluiten op het internet.
Het kan niet alleen de leeftijd zijn dat ik mythologische helden steeds vaker met elkaar verwar; toen ik als adolescent De toverberg probeerde te lezen, in vertaling, liep ik vast en jaren later, bij een toneelbewerking, voelde ik dat één personage, afgaand op webinformatie de Hollander Peeperkorn, zulke namen door elkaar haalde, maar wat dan de juiste was wist ik evenmin goed.
In de uitstekende roman De wezenlozen van Wytske Versteeg geeft de vaderfiguur klassieke talen op een middelbare school. Hij waant zich dinosaurisch tussen posters met opschriften als Lysistrata: geen vrede, geen seks en Odysseus: into temptation en Zeus: de mijne is dodelijk (verbazend mooie dubbelepunten) Buiten het gebouw karakteriseert hij iemand buiten school aldus: ‘Het is zo’n type dat parfum uitspreekt met de klemtoon op de eerste lettergreep en dat zegt alles al’.
Zijn veel jongere en minimaal geschoolde vrouw laat zich dan weer ontvallen dat hij nog geen thee kan zetten – Willem Wilmink scheen die kunst evenmin te beheersen. Ze pareert zijn apocalyptisme met gesneer naar intellectuelen.
Zo schiet het lekker op.
Ik weet niet, in België bekruipt me evenveel treurnis om Bart De Wever wanneer hij weer met een Latijnse spreuk komt aanzetten als om de kenners die daarna zijn gebrek aan kennis van klassieken bewijzen. Voor een indruk van mijn stemming beroep ik me maar op Versteeg als ze in haar roman een jongen opvoert ‘die zijn vriendelijke gezicht probeerde te compenseren met dreigende teksten op te grote capuchontruien’.
Uit eigen expertise herinner ik me bij Latijn in het examenjaar te zijn overgebleven met vijf andere leerlingen, een horreur omdat ik bij dat vak dus niet kon ontkomen aan huiswerk.
De leraar was er wellicht even verlegen onder dat de lingua franca van eeuwen her op een Bredaas lyceum ten prooi was gevallen aan enkelingen. Zonderlingen? Hij wilde ons moed inpraten, bijvoorbeeld door de spot te drijven met mensen die normalíter zeiden, alsof ze een flaconnetje uitgoten, terwijl onze club behoorde te weten dat het normáliter was.
Kennelijk is de ene gevoeligheid toch niet helemaal de andere. Elders heb ik uitgelegd waarom dt-fouten in de hotsebotsetaal die Nederlands heet beter te vermijden zijn. Ze hangen namelijk samen met een positie in een zin die onvermijdelijk een basale kapitalistische orde demonstreert. Tussen onderwerp, lijdend en meewerkend voorwerp bestaan verbanden, niet altijd even rechtvaardige afhankelijkheidsrelaties, die een lezer én lever beter doorgrondt. Daar heeft taalonderwijs volgens mij nut.
Misschien echoot het Neerlandistiek.nl-debat, waar nog een nastoot op kwam, de commoties over de veronderstelde verengelsing in de Lage Landen. Weerkerend bezwaar daarbij was immers dat de kwaliteit van de huidige lingua franca achter bleef bij het grosgebruik. Zou dat niet gewoon worden gerepareerd door komende generaties?
Wytske Versteeg werd geboren in 1983. In haar roman laat ze de dochter van de classicus beseffen net te jong te zijn geweest om ‘Smells like teen spirit’ ten gronde te beleven, een klassiek nummer van Nirvana uit 1991, ‘en nu ben ik vaak bang zonder herinnering te blijven, als ik oud ben te ontdekken dat er niets is om op terug te kijken omdat ik altijd bezig was met braaf zijn’.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten