(1)
Inmiddels leef ik
zo’n veertig jaar met het liedje ‘River’ van Joni Mitchell. Verder bevat mijn collectie er twaalf
covers van. Maar pas sinds een paar dagen is tot me doorgedrongen dat Mitchell,
niet eens onverwacht eigenlijk (‘It’s coming on Christmas’), door haar melodie
‘Jingle Bells’ heeft verweven. Dat begreep ik uit een splinternieuwe, weinig bijzondere
versie van ‘River’ door Jamie Cullum.
(2)
Ik stuit op uitvoeringen van Lennaert Nijgh-liedjes
door zijn weduwe Josee Koning. Hoe komt het dat ik onmiddellijk moet denken aan Cherry Wijdenbosch?
Plots schiet me te binnen: een onberispelijke uitspraak van het Nederlands.
Zoals Nijgh zelf, en zijn spreekbuis Boudewijn de Groot. Nee dan ik, na aan
beide zijden van de Grote Rivieren te hebben gewoond: in België moet men altijd
even denken als ik een vraag stel, terwijl in Amsterdam terstond een antwoord
komt in het Engels.
(3)
De naam Marianne
Kaas kwam en kom ik geregeld tegen in uit het Frans vertaalde literatuur:
Sartre, Bergounioux, Lévi-Strauss. Wie is zij eigenlijk? In Marcel Pagnols De
gloriedagen van mijn vader doet een zinnetje me vermoeden dat ze Vlaamse
roots heeft: ‘Hij zag er mooi uit (mooi en vervaarlijk), en ik was niet een
beetje trots op hem.’ Niet een beetje…!
(4)
Umberto Eco heeft eens beschreven dat hij (van Amerikaanse
bevrijders) zijn eerste kauwgom kreeg. Hij kauwde er voortdurend op en legde
het ’s nachts in een glas water om het ding soepel en zacht te houden. Als een
kunstgebed, zoals ze dat in Arnhem zeggen?
(5)
Het prachtgedicht van
J.H. Leopold dat begint met ‘Een sneeuw’ is door René Puthaar ooit gebundeld
onder de titel Winteroffensief
Afghanistan:
Een sneeuw ligt in de morgen vroeg
onder de muur aan, moe en goed
beschut en een arm kind komt toe
en staat en ziet en met zijn voet
gaat het dan schrijven over dit
prachtige vlak en schuifelt licht
bezonnen en loopt door, zijn mond
trilt in het donker klein gezicht.
(Bij het overtikken merk
ik dat de lastige spelling van het verre land, dat volgens een vooroorlogse voorspelling van Orwell de oostgrens van het Duitse Rijk zou markeren, gemakkelijk te
onthouden is door het alfabet aan te houden, fgh). Misschien kan een ecodichter
het binnenkort opnemen als De verwarming
van de aarde.
(6)
In de film Hidden Figures wordt de superslimme
zwarte wiskundige Katherine Johnson begin jaren zestig bij de NASA verplaatst naar
een hoger echelon. Ze komt de ruimte binnen met in haar handen een kartonnen
doos, waarin haar schrijfbenodigdheden en koffiebeker zitten. Iedereen blijkt
wit en, op één na, mannelijk. Uit die massa maakt zich iemand los die een
prullenmand op Johnsons doos zet, met de mededeling dat die gisteren niet
geleegd is. Dit is het fameuze verhaal van Gloria Wekker die, twee decennia later, voor garderobejuf
werd aangezien.
(7)
Ik heb nooit echt
kunnen wennen aan aanhalingstekens. Er zit iets superieurs aan, iets wereldwijs
entre nous ook, dat door geschraagde
wijs- en middelvingers wordt ondersteund. Liever heb ik een gevoeligheid voor
registers, die echter lijkt weg te ebben (en mijn poëzie overbodig maakt). Eindelijk
biedt Richard Sennett een andere kijk op aanhalingstekens, als hij stadsarchitectuur
vergelijkt met interpunctie en dan her en der neergezette plastic bankjes noemt,
indien ze op een aantrekkelijk uitzicht worden gericht. Hij voegt toe dat voor
menigeen aanhalingstekens wijzen op het in twijfel trekken van woorden, terwijl
hij er de waarde mee wil verhogen. Door die bankjes zouden we ook beter in de
directe omgeving passen, ons als het ware neervlijen in wat ons uitnodigt.
(8)
Sennett meldt ook
dat Joden veel koffie drinken omdat ze het zestiende-eeuwse getto van
Venetië louter op zulke tijden mochten verlaten dat men lang opbleef, en wakker
moest blijven, voor de studie en gebed. Pallieter die ’s ochtends bonen heeft
gemalen en opschenkt met kokend water: ‘O, de aangename koffiereuk, die een
mensch zijn hart doet bekomen!’ De roman Het eerste weekend van
Bernhard Schlink die weet dat je van koude koffie mooi wordt. Ook verklaarde
Hugo Claus na Het verdriet van België dat de term ‘maatschappelijk
engagement’ hem raadselachtig voorkwam en de beoefenaars hem vervulden met wantrouwen: ‘Voor mij is de manier waarop iemand zijn koffie drinkt net zo belangrijk
als de dood van Hitler.’
(9)
Het is moeilijk kiezen welke van de Theo Francken-tweets dit
jaar de meest memorabele was. Ik denk toch deze: ‘Nooit nagetrapt naar
Mevr De Block toen ik staatssecretaris werd. Spijtig dat ze dat nu onmiddellijk
doet. Mijn ontslag is zelfs nog niet geakteerd...’
(10)
In Asterix en het
geschenk van Julius Caesar zegt de Gallische dorpsoudste Nestorix over een
Romeins gezin: ‘Ik heb niets tegen vreemdelingen… enkele van mijn beste
vrienden zijn zelfs vreemdelingen. Maar deze mensen komen niet van hier.’
(11)
Altijd te laat of
te traag ontdek ik in ballingschap dat het geboorteland een nieuwe uitdrukking
laat regeren: ‘een dingetje’. Dan resten me twee historische referenties: Koot
en Bie en de elpee Op hun pik getrapt,
met het lange openingsstuk over ‘Bepaalde dingetjes’, plus de elpee Schaamliedjes van Grote Kees en Kleine
Annie, waarop het lied ‘Dat dingetje van jou’. In die jaren was er ook een zanger die Dingetje heette. Hoe heette hij ook alweer, met een cover
van een of ander toen bekend liedje?
(12)
Jammer dat het taalkundig
genie steeds beter Engels spreekt. O de tijden van haar tederheid
toen ze zei: ‘I laugh you’. Ook haar vooruitgang in het Nederlands bevalt me
matig. De tijden dat ‘gesnopen’ de voltooide tijd was van ‘snoepen’. En dat bij de gourmande
een kindje van vier in de klas kwam, dat wegens voorlijkheid al te zeer op zijn
kennishonger was blijven zitten, en eindelijk allerlei, nog toe te lichten
wetenswaardigheden kon delen, onder meer over het allergrootste getal denkbaar:
‘Tonijn’.
(13)
Van jongs af
raakte ik geïntimideerd als me werd gevraagd naar mijn ‘visie’. Nog altijd
deins ik terug voor beleids- en bedrijfsnota’s en onderwijsplannen waarin die term
onbesmuikt valt. Wat ‘visie’ betekent is me vlak voor de jaarwisseling
duidelijk geworden, door de tentoonstelling Garden of Delight. Daarvoor fotografeerde Nick Hannes projecten in Dubai waarvoor het epitheton
‘megalomaan’ aan de krappe kant was. De plaatjes worden gelardeerd met praatjes
van Sjeik Mohammed bin Rashid al Maktoum, opgetekend in zijn boek Flashes of Wisdom. Zoals: ‘What you see now is nothing
compared to our vision. It’s just a tiny part of what lies ahead’. Ik begrijp nu dat ‘visie’ Latijn is voor
skyline, datgene wat de blik begrenst.