In De
schelmenjaren van Martin Bril weidt Astrid Theunissen uit over de escapades
van haar hoofdpersoon, die met de alinea saaier wordt. Zijn leven wordt er ook
steeds overzichtelijker van, inclusief ommekeer uit de shit.
Het laatste
dramatische wapenfeitje is dat Bril ook als eindredacteur, bijv bij HP/De
Tijd of Esquire, niet echt kon overtuigen.
Maar dan gaat
hij het Hakkelaar-proces verslaan voor Het Parool. Theunissen citeert er een
legendarische zin uit: ‘De getuige was een gesoigneerde neger die geheel in het
zwart gekleed ging en die zijn prachtige kasjmieren jas – ook zwart – als een
minnares over de knieën vleide
en gedurende het onderhoud gedachteloos streelde’.
De literatuurverslaafde
in mij wendt zich hier af, de schoolmeester in mij zou een rode streep zetten onder
‘vleide’.
Verder meldt de
biografie tweemaal dat eindredacteuren onder hun bureau doken als Bril kwam
aangerend om zijn beklag te doen over een verplaatste komma. Inderdaad kan
zoiets woordsoorten democratiseren, zoals uit te proberen valt
in de slotzin van Paul Rodenko’s gedicht Zomerconstellatie:
Maar
het licht, in concentrische cirkels
Trok
als een schijnwerper samen
Waar
onder een wolkloze boom
De
leeuwen en het meisje paarden
Geen opmerkingen:
Een reactie posten