In de prachtfilm 20th
Century Women
wordt een fragment uit de ‘malaisespeech’
van Jimmy Carter vertoond. De toenmalige president diagnosticeerde op 15 juli
1979, meer dan een halfuur lang live op de televisie, een ‘crisis of
confidence’. Hij zag genotzucht en ongebreidelde consumptie hand over hand
toenemen. Als een Mozes klaagde Carter tegen de aanbidding van een gouden kalf
(in hetzelfde jaar bracht ayatollah Khomeini elders een soortgelijke boodschap).
Ik had ooit gelezen dat de president als
voorbereiding op zijn speech een diner pensant in het Witte Huis had
gehouden. Daarvoor maakten intellectuelen als Daniel Bell, Jesse Jackson en
Christopher Lasch hun opwachting. Ze moeten geen blad voor de mond hebben genomen,
want Carter geeft in zijn toespraak geen erg vrolijk beeld van zijn land. Hij
doet dat overigens naar aanleiding van de energiecrisis, die bijna het hele
decennium van de jaren zeventig heeft gedomineerd.
Nu ik dankzij het internet de hele speech heb kunnen bekijken en lezen, valt me de
relevantie van het betoog des te meer op. Wat Carter zegt lijkt me dermate
actueel, dat ik hieronder wat fragmentjes heb vertaald.
Ik weet niet hoe zijn huidige imago is, na zijn koppige
bemiddelingspogingen voor vrede en na een vooralsnog overwonnen ziekte, maar Carter
gold als een slapjanus. Hij hield zich bezig met een schier decenniumbeperkt
onderwerp als mensenrechten, heette het. Deze preoccupatie, merkte Ian Buruma
al eens op, heeft in elk geval heel wat levens gered. En vanuit de huidige tijd
voeg ik er de evidentie aan toe dat het bijna ongelooflijk is: dat een
politicus zijn electoraat de les leest, al was het vanwege een dalende productiviteit.
En dat hij aan datzelfde electoraat offers vraagt, tot in hun alledaagse
handelingen.
In 20th Century
Women vindt Carters pleidooi geen genade bij de personages.
Na een resoluut verwerpen, putten ze zich uit in bekentenissen over menstruatie
en ontmaagding. Het zal een onbeduidend detail zijn dat ze daarmee het kakelverse
betoog van de president bevestigen.
'In de afgelopen drie jaar heb ik bij vele
gelegenheden voor u gesproken over nationale kwesties, de energiecrisis, de
hervorming van de overheid, de economie van het land en over zaken van oorlog en,
vooral, vrede. Maar gedurende die jaren verengden de onderwerpen van die
toespraken, de gesprekken en de persconferenties. Ze raakten steeds meer
gericht op wat de afgezonderde wereld van Washington belangrijk vindt. Gaandeweg
hoorde u meer en meer over wat de overheid vindt of wat de overheid zou moeten
doen en minder en minder over de hoop van ons land, onze dromen en over onze
blik op de toekomst. (…)
Ik nodigde mensen uit bijna elk deel van onze
maatschappij uit om naar Camp
David te komen – zakenlui en arbeiders, leraren en priesters, bazen,
burgemeesters en gewone burgers. En daarna verliet ik Camp David om naar andere
Amerikanen te luisteren, mannen en vrouwen zoals u. Het zijn tien bijzondere dagen
geweest en wat ik heb gehoord wil ik met u delen.
Allereerst kreeg ik persoonlijke tips. Ik zal er een
paar aanhalen die ik heb genoteerd. (…)
“Zwijg toch over politiek of over
het wezen van de overheid, zeg liever iets over het begrip voor wat we samen
bezitten.” “Meneer de
president, we hebben het moeilijk. Vertel ons over bloed, zweet en tranen.”
Veel mensen vertelden over zichzelf
en over de staat waarin ons land verkeert. Een jonge vrouw in Pennsylvania
bijvoorbeeld: “Ik voel me zo ver verwijderd van de overheid. Alsof gewone mensen uitgesloten zijn van
politieke macht.” En een Mexicaan zei: “Sommigen onder ons lijden al hun
hele leven onder de recessie. Sommigen mensen hebben nodeloos veel energie gebruikt,
maar anderen hebben niets gehad om te verspillen.” (…)
Mij sprak vooral dit advies aan,
van een zwarte vrouw die toevallig burgemeester van een stadje in Mississippi
is: “De grote jongens zijn niet de enigen die belangrijk zijn. Vergeet niet dat
je niets op Wall Street kunt verkopen voordat niet iemand anders het eerst
ergens anders heeft opgegraven.” (…)
Ik ben er weer op gewezen dat wat
fout is aan Amerika door geen enkele wetgeving ter wereld kan worden hersteld.
Daarom wil ik vanavond eerst voor u spreken over een onderwerp dat zelfs nog
ernstiger is dan energie of inflatie. Ik wil u meteen vertellen over een essentiële
bedreiging voor de Amerikaanse democratie. Ik doel dan niet over onze politieke
en burgerlijke vrijheid. Die zullen wel voortduren. En ik verwijs ook niet naar
de uiterlijke kracht van Amerika, een land dat vanavond overal ter wereld in
vrede is, met ongeëvenaarde economische sterkte en militair machtsvermogen.
De bedreiging is op gewone manieren
bijna niet te zien. Het is een crisis in het vertrouwen. Het is een crisis die
het hart en ziel en geest van onze nationale wil vol in de kern treft. We
kunnen deze crisis ontwaren in de groeiende twijfel over de betekenis van ons
leven en in het verlies van een eensgezind doel voor ons land.
De afbrokkeling van onze vertrouwen
in de toekomst dreigt het sociale en politieke weefsel van Amerika te
vernietigen. Het vertrouwen dat we altijd hebben gehad als een volk is niet
domweg een of ander romantische droom of een spreekwoord uit een stoffig boek
dat we uitsluitend op 4 juli
lezen. Het is het idee waarop ons land is gebouwd en dat de weg heeft gewezen
voor onze ontwikkeling als volk. Vertrouwen in de toekomst heeft al het andere
ondersteund – openbare instituten en zelfstandige ondernemingen, onze eigen
gezinnen, en de grondwet van de Verenigde Staten. Vertrouwen heeft onze loop
bepaald en heeft tussen generaties als een schakel gefunctioneerd. We hebben
altijd geloofd in iets wat vooruitgang wordt genoemd. We hebben altijd geloofd
dat de dagen van onze kinderen beter zouden zijn dan de onze.
Ons volk valt van dat geloof af.
Niet alleen de overheid zelf moet dat bekopen maar ook de mogelijkheid om als
burgers te functioneren als de ultieme heersers en scheppers van onze
democratie. Als een volk kennen we ons verleden en we zijn daar trots op. Onze
vooruitgang is een deel geweest van de levende geschiedenis van Amerika, en
zelfs van de wereld. We hebben altijd geloofd dat we deel uitmaakten van een
grote beweging van menselijkheid zelf die democratie wordt genoemd, betrokken
in de zoektocht naar vrijheid; en dat geloof heeft ons altijd gesterkt in ons
doel. Maar uitgerekend nu we ons vertrouwen in de toekomst aan het verliezen
zijn, sluiten we ook nog de deur naar onze verleden.
In een land dat trots was op zware arbeid,
sterke families, hechte gemeenschappen, en ons geloof in God, neigen te velen
onder ons gemakzucht en consumptie te aanbidden. De menselijke identiteit wordt
niet langer bepaald door wat men doet, maar door wat men bezit. Maar we hebben
ontdekt dat zaken bezitten en consumeren onze verlangen naar betekenis niet
bevredigt. We hebben geleerd dat het hamsteren van materiële spullen de leegte
niet kan vullen van levens die geen vertrouwen of doel hebben.
De symptomen van deze crisis in de Amerikaanse
geest zijn overal om ons heen te zien. Voor het eerst in de geschiedenis van
ons land gelooft de meerderheid van ons volk dat de komende vijf jaar slechter
zijn dan de afgelopen vijf jaar. Twee derde van ons volk stemt niet eens. De
productiviteit van Amerikaanse arbeiders is echt aan het teruglopen, en de
bereidheid van Amerikanen om te sparen voor de toekomst is het geringste van
alle mensen in de westerse wereld.
Zoals u weet neemt het gebrek aan respect toe voor
de overheid, en voor kerken voor scholen, de media en andere instellingen. Dat
is geen boodschap van blijheid of geruststelling, maar het is de waarheid en
het is een waarschuwing.
Deze veranderingen traden niet plots op. Ze zijn
geleidelijk over ons heen gekomen in de recentste generatie, jaren die waren
vervuld van rampen en drama’s.
We wisten zeker dat wij een land waren van kiezers,
niet van kogels, tot de moorden op John en Robert Kennedy en op Martin Luther
King jr. Ons werd geleerd dat onze legers altijd onoverwinnelijk waren en hun motieven
altijd nobel, tot we de doodsstrijd van Vietnam mee leden. We hadden ontzag
voor het presidentschap als een symbool van eer, tot de ramp kwam van
Watergate.
We herinneren ons nog dat de uitdrukking ‘klinkend
als een dollar’ iets absoluut betrouwbaars had, totdat tien jaar inflatie onze
munt en onze tegoeden begon aan te vreten. We geloofden dat de voorraden van
ons land onbegrensd waren, totdat we ons in 1973 geconfronteerd zagen met een
toenemende afhankelijkheid van buitenlandse olie.
Deze wonden zijn nog altijd erg diep. Ze zijn nooit
geheeld.
Om uit deze crisis te raken heeft ons volk zich
gewend tot de Federale Regering die echter in een andere bedding acteerde dan ons
alledaagse leven. Washington D.C. is een eiland geworden. De kloof tussen onze
burgers en onze regering is nooit zo breed geweest. De mensen zoeken naar
eerlijke antwoorden, geen gemakkelijke antwoorden; naar transparant
leiderschap, niet naar onoprechte beweringen en vluchtgedrag en routinepolitiek.
Wat je te vaak ziet in Washington en elders in het
land is een overheidsbestel dat geen daadkracht heeft. Je ziet een verdeeld Congres dat alle kanten op wordt getrokken door honderden rijke en machtige
belangengroepen.
Je ziet dat elke extreem standpunt tot op de laatste
stem wordt verdedigd, bijna tot de laatste adem van een of andere onbuigzame
factie. Vaak zie je dat een afgewogen en eerlijke benadering die offers vraagt,
een klein offer van iedereen, achtergelaten wordt als een vondeling, zonder
steun of vrienden. (…)
Ik vraag aan het Congres toestemming om benzine te
rantsoeneren en om verplicht te besparen op energieverbruik. In het verlengde
daarvan stel ik vanavond ook voor om tien biljoen dollars extra te investeren
in ons openbaar vervoer. En voor uw eigen bestwil en voor de veiligheid van ons
land vraag ik u niet onnodig te reizen, niet sneller te rijden dan staat
aangegeven en uw thermostaat lager te zetten. Elke daad van energiebesparing is
zo meer dan gezond verstand. Ik verzeker u dat ze een daad van patriottisme is.
Ons land moet eerlijk zijn tegenover de armsten
onder ons, dus zullen we meer hulp bieden aan behoeftige Amerikanen om de
stijgende energieprijzen het hoofd te bieden. We denken over besparingen vaak
in termen van offer. In feite zijn ze de meest pijnloze en directe manier om de
kracht van ons land te herstellen. Elke gallon olie die ieder van ons bespaart
is een nieuwe vorm van productie. Het geeft ons meer vrijheid, meer vertrouwen,
en veel meer autonomie. (…)'
Update
Ik vrees dat Carters bleke reputatie nog ongebroken
is. Het recente boek Barack Obama: Zijn Beste Toespraken bevat een
uitleiding met ‘Zeven tips om te spreken als Obama’. Bij punt 4 (Gebruik
woorden die beelden oproepen) krijgt Carter strafwerk wegens matige
spreekvaardigheid, die afsteekt tegen het charisma van een Kennedy, Reagan en Obama.
Zijn abstracte taal zou gebaseerd zijn op concepten. ‘We kunnen ze niet voor
ons zien en dus inspireren ze niet.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten