In het hoofd van de gourmande moet het
spitsuur zijn. Ze leert momenteel lezen en schrijven, en ze kent al de meeste
letters van het alfabet. En nu ze het woord ‘zeep’ ontmoet heeft,
schrijft ze ongevraagd haar debuutgedicht:
een boot
koen zet een doos in de boot
een doos met zeep
koen zit
in de boot
zit er zeep in de zee
er zit er zeep
o de doos
Een prestatie, waaruit misschien te begrijpen valt waarom
vaders bespottelijk trots kunnen zijn op hun dochters. In de ogen van getrainde
lezers kan door deze aanleiding echter enige late Van Ostaijen geroerd zijn.
Maar zo’n vader ben ik ook weer niet (laat staan dat mijn voorleessessies zich
op officiële literatuur richten).
Wel probeer ik mijn kinderen, zoals al eens bekend, een brede muzikale smaak bij
te brengen. Daarvoor heb ik een playlist samengesteld met Nederlandstalige
liedjes, die gestaag wordt bijgewerkt. Vlak voordat de gourmande haar gedicht
schreef, was er bijvoorbeeld een carnavalskraker toegevoegd. Zij viel er meteen
voor en ik kan me indenken dat het lied van invloed is geweest op haar debuutgedicht.
De overeenkomst moet dan liggen in de schijnbare
afwezigheid van betekenis, die zich vult met constateringen die vanzelf spreken.
Enfin, dit is het refrein:
Ik heb unne spijker in munne kop, au-au
Daar zit unne kikker boven op, nou-nou
Maar dat vuul ik niet alleen, maar dat vuul
ik niet alleen
Want dat het nou iedereen
Dit nummer brachten De Stipkes in het voor
het carnavalsgenre
gedenkwaardige jaar 1976. Ze probeerden er vermoedelijk een toestand mee te
beschrijven die zich tijdens dit feest met ijzeren regelmaat aandient: de
kater.
De gourmande weet uiteraard nog niets van de
effecten die alcohol heeft, maar haar gedicht is zeker te interpreteren als een
indicatie van de bijbehorende sensaties the
day after.
Ook gaan haar veel meer woorden deelachtig worden na ‘zeep’.
Als verantwoorde beloning zou ze nu alvast de
vertaling van Francis Ponges Le savon
verdienen. Maar ik word niet voor niets vervloekt als ‘omgevallen boekenkast’.
Sinds iemand jaren geleden mijn bibliotheek grondig heeft schoongemaakt en de
banden (voor mijn brein) willekeurig terug in de kasten heeft gezet, ben ik
mijn exemplaar van Zeep niet meer
tegengekomen.
Des te spijtiger vind ik het dat vertaler
Peter Nijmeijer onlangs overleed. Daar is betrekkelijk weinig aandacht aan
besteed, en hetgeen de openbaarheid haalde ging over zijn levenswandel. Dus nu
maar gauw van hem het gedicht ‘De schaduwzijde’, uit De afstand tot (ook uit 1976):
Neem je stenen
op, de wolken gaan
verdampen.
Een waakzame collega-ouder wijst me op pagina 13 van Leesboekje 3 uit de reeks Veilig Leren Lezen. Hieruit concludeer ik dat de gourmande zich in haar debuutgedicht tegelijk heeft bekend tot de intertextualiteit, en wel door een soevereine collagetechniek.
BeantwoordenVerwijderen