O zalige onwetendheid. In Amsterdam woedde een literaire rel
die begon in de brontosaurus onder de media: het literaire tijdschrift. Wel had
dat de gevoelige tekst ook online gezet.
Schrijver Philip Huff beschuldigde Arie Storm ervan een
onethische recensiepraktijk te voeren (deze zin had beter in de lijdende vorm gestaan,
saai maar duidelijk wie subject en object zijn). In Het Parool zou deze titels bevoordelen die zijn vrouw heeft geredigeerd.
Daarop reageerde Jamal Ouariachi, een van haar
fondsauteurs. Daarop reageerde Huff weer, en Ouariachi andermaal,
pertinenter: ‘de
literaire wereld in Nederland is veel te klein voor een scheiding der machten:
iedereen kent iedereen’. Aanleiding voor deze observatie
was een NRC-column van Arjen Fortuin die de affaire had becommentarieerd,
met aanbevelingen. Over het geheel bestaat minstens één metacommentaar.
Ziezo.
Voor zover ik het uit België kan zien, ontbreken er nog wat
dingetjes. Bijvoorbeeld België zelf. Dat blijkt uit een Excellbestand
dat Huff had aangelegd met uitgeverijen waarvan drie Nederlandse recensenten,
onder wie Fortuin, titels bespraken. Maar misschien is dat geen nieuws.
Ook heeft het altijd smeuïge onderwerp vriendjespolitiek een
keerzijde. Vriendschap kan een recensent voor dilemma’s stellen. Bij een
negatief oordeel doet hij zijn kritische praktijk geen eer aan wanneer hij
decent zwijgt. Maar wanneer hij zich uitspreekt, loopt hij het risico dat de vriendschap
sneuvelt.
Ik heb in het debat evenmin iets gelezen over een in
schandaaltermen minstens zo groot obstakel voor literaire kritiek: de status
van een auteur. Als die hoog is terwijl het boek opzichtig faalt, kunnen recensenten
de kluit doorschuiven naar een collega, het middel van het interview aangrijpen,
enz. Maar is de auteur non grata, dan
kan het boek ongelezen op de stapel voor het antiquariaat.
Tegelijk slaag ik er niet in me voor te stellen hoe Storm
door zijn vrouw titels gepusht krijgt. Waarschijnlijk ben ik niet de geschikte persoon om dit toe te lichten,
maar redacteuren zijn van de representatie. De stiel bestaat uit opzitten en
pootjes geven. En wie wel tijd neemt om te lezen, moet alle zeilen bijzetten zich
niet te schamen voor bagger (waarom klinkt deze zin aardig maar is ze beroerd
gestileerd?).
De voorstelling die bij mij veeleer opdoemt, werd recent
afgedraaid in een documentaire over de 8mm-filmpjes
tijdens het presidentschap van Nixon. Extremer was diens parallelle universum waarin iedereen inderdaad iedereen
kent, maar de wat-zeggen-de-media-obsessie lijkt me verwant. Buiten werktijd
zal Storm overlevingshalve dus wel andere interessantigheden
op zijn bord krijgen.
Maar stel dat er gepusht was én de recensent ging op die
suggestie in, had zo’n titel dan ahw niet onafhankelijk onderzocht mogen worden?
Ouariachi had immers Huffs ethische appèl weggewuifd met de stelling dat het voortkwam
uit wrok: negatieve Storm-recensies. Daarmee was het debat bij voorbaat
afgesloten, terwijl de onmin kon voortwoekeren – in deze tijden van verkiezingen
geen voorbeeld.
Ouariachi erkende dat zijn eigen boeken uitstekend waren
besproken. Daarvan dan maar eens de recentste proberen, dat op ‘een gezellige
polonaise van vier- en vijfsterrenrecensies kon rekenen, waarna ik er de BNG
Literatuurprijs voor won’? Naar Een
honger had ik sowieso uitgezien. Uit eigenbelang: na overdoses zou die ambitieuze
roman mijn leesrentree in Nederlands proza kunnen bewerkstelligen. Nu was er dus
een aanleiding.
Met plezier heb ik Jamal Ouariachi’s boek doorgenomen,
maar indrukwekkend kon ik het niet vinden. Wel onaf. Teksten zitten elkaar in
de weg. Mij boeide de aanzet tot een roman over ontwikkelingshulp die echter gesmoord
werd in reisverslagen die onderdeel waren van een liefdesnovelle die de
positieve draai moest geven aan een satire op de mediacratie waar enige
literaire pastiches zich boven trachtten te verheffen ware het niet dat er een
boek-in-een-boek over ghostwriting was ontstaan dat zelfs met een
thrillerelement over een moord niet kon voorkomen dat Een honger de meeste pagina’s had ingeruimd voor een terugblik op genoemde
liefde die naar oer-Hollands recept gedoemd was te sneven.
Een bijzonder boek schreef Ouariachi, maar het zijn
uiteindelijk de pastiches die zijn ambitie gewoontjes maken. Ten overvloede geeft
de verantwoording de bronnen: Nabokov, Grunberg, Van der Heijden, Woolf,
Palmen, Campert, Joyce, Loontjes, Taxi
Driver, Hemingway, Ondaatje, Barth, Easton Ellis, Auster, Roth... Hopelijk
krijgt de Lezeres des Vaderlands hier geen lucht van, want geheimtipps zijn er niet echt tussen te ontwaren.
Ouariachi lijkt door zijn eigen verteldrift meegesleurd. Door
betekenisvolle woorden te
cursiveren tracht hij de orde nog te handhaven, maar tevergeefs. Een detail
over de gevolgen van herhaald zweten en opdrogen voor schoenen vermeldt hij
tweemaal. Gebrek aan controle betaalt zich ook stilistisch uit. Al op de tweede
pagina wordt er ‘heen en weer geslingerd’ en zo zal dat bijna zeshonderd pagina’s
doorgaan.
Hoe kan uitgerekend gediplomeerd ambachtsman Storm hier lovend
over zijn geweest? Ik kan dit louter verklaren uit het totaalaanbod. Wel is dat
onafzienbaar, dus had hij er misschien verstandiger aan gedaan verder te zoeken
naar een geschikte titel.
De insinuatie is plots niet meer moreel maar esthetisch: dat
Een honger beroerd werd geredigeerd. Maar
ik kan me indenken dat er geen houden aan was. Los van het feit dat er een planning
regeert waarvan bij belangrijke schrijvers, tot wie Ouariachi ongetwijfeld
gerekend wordt, een publiciteitscampagne afhangt, lijkt hij iemand die kritiek
beantwoordt met extra tekst.
Onderhavige rel breidde zich uit. Fortuin wees op twee
medewerkers van De Groene Amsterdammer,
van wie de ene (Joost de Vries) de andere (Marja Pruis) had genomineerd. Wat
daar ook precies van zij, de zaak-Storm lag daarmee nog altijd op tafel.
Ook haalde Tzum
in de nasleep voormalig Volkskrant-recensente
Danielle Serdijn door het slijk. Voor de zoveelste keer. Uit de comments bleek dat deze literaire nieuwssite
ermee begonnen was omdat Serdijn ooit iets ongefundeerd lelijks bleek te hebben
gezegd over Gerbrand Bakker. En diens carrière wordt nauwlettend op Tzum gevolgd – en gestimuleerd, zodat het
bericht deed wat het verweet.
En Arie Storm heeft in romans zijn institutionele positie
dermate radicaal gethematiseerd dat Marja Pruis zich afvroeg of hij er niet
zijn eigen ruiten mee ingooide. Kamikazepiloot, noemde ze hem. Haar eigen, genomineerde boek schijnt ook de literaire
wereld te behandelen.
Naschriftje
In januari 2007 klaagde Joost Zwagerman Storms collega
Arjan Peters aan, die een roman had besproken van de redacteur van zijn (i.e. Peters’)
vrouw. Dit speelde zich af bij dezelfde uitgeverij maar bij een andere krant,
waarvan de toenmalige hoofdredacteur tegenover Zwagerman verklaarde dat dit
niet kon en dat zelfs de schijn van belangenverstrengeling moest worden vermeden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten