Beminde gelovigen, hierbij waarlijk mijn steekproef.
Naar aanleiding van een rel over bevoordelende literaire kritiek suggereerde ik een besproken boek gewoon eens te lezen.
De toetsing van die lectuur ontbrak echter. Lui verkeerde ik in de veronderstelling
dat het stuk (van Arie Storm in Het
Parool over Jamal Ouariachis roman Een
honger) niet beschikbaar was. Maar het staat op de blog van de geprezene.
Nu er intussen meer te doen blijkt over literaire kritiek,
wegens een interview en een meer
bezonken commentaar
op de aanleiding, haal ik de achterstallige arbeid in.
De recensie telt bijna 600 woorden. Ik ben zo verwaand daar
het genre van een signalement op te plakken – voor mij begint een recensie met
1500 woorden – maar Storm zal ervaren genoeg zijn om die omvang te accepteren
en te benutten.
Toch overtuigen de openingsalinea’s me niet:
‘Het lijkt wel
alsof Jamal Ouariachi (1978) met Een honger, zijn vierde roman, eens
even goed wil laten zien wat hij allemaal kan. Hij is een begenadigde
verteller. Hij is iemand die op smeuïge wijze een verhaal weet te brengen. Dat
doet hij met verrassende plotwendingen, het inbrengen van een
liefdesgeschiedenis en het voortdurend suggereren van gevaar en onraad.
Daarnaast is hij
wel degelijk ook een man van de letteren. Hij richt zijn roman geheel naar
eigen zin in, met knappe perspectiefwisselingen, literaire pastiches en
postmoderne knipoogjes naar de lezer.’
Er wordt een tegenstelling geschapen waarvan ik het
bestaan niet had vermoed. Blijkbaar zijn er vertellers en literatoren. De
eersten zorgen voor amusement, de tweeden penetreren het brein van lezers.
Schept literatuur een esthetisch genoegen dat hoger wemelt dan de
spreekwoordelijke onderbuik (die vertellers dan zouden vullen)?
Als ik Storm goed begrijp, schuilt uniciteit in de
techniek. Maar bij Een honger ervoer
ik dat Ouariachi juist
daarin vastliep. Gebrek aan controle fnuikte zijn verteldrift en de vermelde pastiches
zijn zo doorzichtig dat ik aan een schoolkrant moest denken. Die postmoderne
knipoogjes lijken uit een handboek te komen, conform de ideeën die de
mannelijke held heeft over ‘Franse filosofen’ van wie Derrida en Foucault worden
genoemd.
Daarna meldt Storm dat Een honger volgens de reacties over pedofilie zou gaan. Hij treedt
die indruk bij. Zelf ervoer ik dat Ouariachi niet aan dat maatschappelijke onderwerp
toekomt, laat staan aan ontwikkelingshulp waarin hij het verhaal wil kaderen en
dat het boek geëngageerd had kunnen maken.
Even verderop maakt Storm nog een draai in zijn
redenatie:
‘En nu hangt het er vanaf welk standpunt je
inneemt: wil je vooral de maatschappelijke boodschap, áls die er al in zou
zitten, van dit boek eruit lichten, of waardeer je het meer om de stilistische
krachtpatserij ervan.
Ik waardeer Een
honger vooral om die laatste kant.’
De recensent
trekt hier een hoofdambitie van het boek in twijfel. Ergens begrijp ik dat, omdat
Ouariachi voor zijn engagement een visie op de jaren zestig tot en met tachtig
moet optrekken die bol staat van clichés. Het zijn er zoveel dat Een honger soms een reproductiemachine
lijkt, die inderdaad amusement brengt en die betrokkenheid ridiculiseert.
Door deze
reductie kan Storm wel vertelkwaliteit benadrukken, inclusief de staalkaarten
van technische bekwaamheid en plotwendingen die geen optimisme brengen. En hij
eindigt de recensie haastig:
‘De ellende blijkt
al snel alom aanwezig, maar wordt in zekere zin verzacht door het taalplezier
in dit boek. Ouariachi laat zien dat onze taal en van welk register we
gebruikmaken, medebepalend is voor onze blik op de werkelijkheid. Hij put
daarvoor op een intrigerende wijze uit de wereldliteratuur – van Virginia Woolf
tot Bret Easton Ellis.’
Hier haak ik af.
Ik zie dat Ouariachi alles uit de kast wil halen. Het erge is alleen dat hij door
dat etaleren zijn constructie aantast. Dat spijt me des te meer uit poëticaal
opzicht, omdat ik heterogene teksten liefheb en me niet slaag te interesseren voor
wat wegkijkt van de grote boze wereld daarbuiten.
Een honger
draait uit op een liefdesroman. De spanningsboog die Storm heeft benoemd als
‘het voortdurend suggereren van gevaar en onraad’ betreft de afloop van de geschiedenis
van de liefde – niet eens die van de actualiteit waarin het tweetal elkaar na tien
jaar tegenkomt.
Goed vind ik dat
Storm zijn noem het ‘autonomistische’
poëtica bekent, raar dat hij daarvoor het begrip ‘wereldliteratuur’ verengt. Een honger cirkelt om een westerse
canon, en daar een Engelstalige uitsnede van.
Wegens de
poëticale inzet ogen Storms redenaties hoepelvormig. Hij laat zich bovendien verleiden door de kwantiteit
van Ouariachi’s vormentaal. Misschien is het daarom dat
er uit Een honger
slechts drie ultrakorte zinnetjes worden geciteerd: ‘Idylle, idylle. Dit is hoe het was. (…) Een
zeurderig bliepmelodietje.’ Als consumentenadvies lijkt dit mager.
Wat de beschuldiging
van bevoordeling aangaat, ben ik niet overtuigd. Storm treedt Een honger zeker welwillend tegemoet. De
openingsalinea’s bevatten overbodige bijvoeglijk naamwoorden die alle in het
voordeel van Ouariachi pleiten. Hetzelfde geldt voor de zinnen erna: ‘Vervolgens
kan in de bekwame handen van Ouariachi de pret beginnen. Op een slimme wijze
heeft hij genoeg explosief materiaal bij elkaar gebracht voor een spetterend
literair werkstuk.’
Tweemaal ‘op … wijze’
vlak achter elkaar verraadt voor mij eerder dat de recensie haastwerk geweest is.
De merkwaardige redenaties bevestigen mijn achterdocht. Bovendien is door het
voorbehoud dat Storm schept over de maatschappelijke touch het maximale aantal (5) ‘ballen’
onlogisch. Maar misschien wordt dat becijferd door een Parool-medewerker.
Indien Storm
de 5 ‘ballen’ er zelf heeft bijgeleverd, lijkt me dat het zwaarste argument om bevoordeling
te diagnosticeren. Het zou wel een paardenmiddel zijn, want het signalement enthousiasmeert niet echt en dient dus evenmin
onvoorwaardelijk de uitgeverij van Storms vrouw.
Ik lees in
het betoog over de esthetische waarde van Een
honger althans geen aansporing om naar de boekwinkel te rennen – literatuur
over literatuur, da’s smeken om een nichepubliek. En over de andere drie titels
van Ouariachi zwijgt de recensie zelfs.
Tot zover
mijn steekproef. Een wetenschapper zegt nu dat er nader onderzoek moet worden
gedaan. Of stelt een hypothese op. Bijvoorbeeld dat het feit dat Een honger zoveel juichende recensies
kreeg, misschien minder over het boek zegt dan over ‘de literaire kritiek’.
Over en sluiten en amen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten