woensdag 27 april 2016

Tell the world



Als juridische leek zal ik er te simpel tegen aankijken, maar geredeneerd uit mijn literairhistorische kennis zou alles wel eens met een sisser kunnen aflopen. Jan Böhmermann hoeft zich geen zorgen te maken te worden veroordeeld. Hans Teeuwen en Theo Maassen kunnen zelfs rustig slapen. Bij Ebru Umar staat de kwestie me nog niet helemaal helder voor ogen.


Op welke jurisprudentie beroep ik me? In 1951 kreeg Willem Frederik Hermans een proces aan zijn broek omdat hij in zijn roman Ik heb altijd gelijk katholieken zou hebben beledigd. De auteur werd vrijgesproken omdat de tirades kwamen uit de mond van zijn personage. Dat kon niet zomaar gelijkgesteld worden aan zijn schepper. En daartussen zat bovendien een vertellende instantie, die in- en uitzoomde: 


Hij beefde zo sterk in zijn kaken, of zijn wangen bezig waren te bevriezen. Maar hij bewoog zijn kin op en neer en de woorden sprongen over zijn tanden en werden door iedereen verstaan die zich in de gestadig groeiende menigte om hem heen bevond.
‘De katholieken! Dat is het meest schunnige (…) en rotte kiezen van het ouwels vreten!’
Hij wilde lachen maar het leek alsof hij kokhalsde. Niemand is het met mij eens, niemand, niemand. Zij kunnen mij overwinnen, zij kunnen mij vermoorden. Maar ik heb gelijk!

Het vonnis was een triomf voor de autonomie van kunst en een nederlaag voor de maatschappelijke waarde van kunst.

De belediging die Böhmermann zou hebben gericht aan het adres van president Erdogan, heeft technisch een soortgelijk fictief gehalte. Aanstootgevendheid zat in een gedicht dat testmateriaal vormde binnen een gesprek over de juridische status van schimpkritiek.

Dat metabewustzijn raakt nog een tikje verder ingezwachteld door Erdogans aanklacht – en nogmaals door Merkels erkenning daar weer van.

Uit de uitgeschreven tekst van de scène blijkt ten overvloede dat Böhmermann het gewraakte gedicht als illustratie gebruikte in een op zichzelf al geënsceneerd gesprek. Uiteindelijk valt er dus niet anders over te oordelen dan dat het zich op een ander vertelniveau bevindt, met een ander werkelijkheidsgehalte: 

JB: Laten we het eens met erg kort voorbeeld uitleggen. Ik heb een gedicht, dat heet schimpkritiek. [...] Wat nu komt, dat mag men niet doen.
RK: Dat mag men niet doen.
JB: Het zou in Duitsland verboden zijn dat in het openbaar op te voeren.
RK: Dat niet.
JB: Dat niet. Het gedicht heet schimpkritiek.
Sackdoof, feige und verklemmt,
(…)
das ist Recep Erdogan, der türkische Präsident
JB: En dat zou in Duitsland nu mogen....
RK: Vreselijk. [Tegen het publiek:] Niet klappen!
JB: Niet klappen. Dat is me wat. Wat zou er nu kunnen gebeuren?

Hans Teeuwen borduurde vervolgens voort op de seksuele insteek van het gedicht en bedde de ingebedde belediging verder in. Doordat Theo Maassen daar op zijn beurt op reageerde en dat verhaal dus herschrijvend voortvertelde, raakte hij alleen maar verder verwijderd van de belediging.

Waarom hierover gesproken wordt in termen van gewaagdheid, ontgaat me.

Daarbij kan de perverse geslotenheid van het kunstuniversum al worden aangetoond met een termpje als ‘geiteneuker’. Iedereen die het nu gebruikt, kan het verantwoorden als een citaat (uit het oeuvre van Theo van Gogh).

Sterker nog, het liedje ‘Erdowie, Erdowo, Erdowan’ waarmee de confrontaties hun aanvang namen, knipoogt naar Nena’s ‘Irgendwie, Irgendwo, Irgendwann’, maar roept bijvoorbeeld in mij een andere referentie op, ‘Alexandrie Alexandra’ van Claude François.

Om die vroegpostmodernistisch te noemen impasse te doorbreken, zou je nog gaan snakken naar een draconisch proces waarin woorden iets mogen betekenen.

Bij Ebru Umar verkeer ik in twijfel, omdat ik de geplogenheden van Twitter niet ken. Ze plaatste haar krachttermen in eerste instantie richting Turkse president. Toen dit een trending topic werd, kreeg dat de verwijzing @umarebru. Natuurlijk is dat haar twitternaam, maar daarmee treedt, net als bij Hermans, onderscheid op met de mens van vlees en bloed.

Misschien moet die door een apenstaart geflankeerde naam opgevat worden als ‘dubbele punt, aanhalingsteken openen’. Dan lijkt Umar met terugwerkende kracht niet-ontvankelijk voor welke klacht dan ook.

Dat ze gevangen heeft gezeten en vooralsnog Turkije niet kan verlaten, is bitter. Maar dat ze haar eigen personage lijkt geworden, heeft ronduit iets tragisch. Daar is geen gesneer vanuit de ‘policorwatch’ tegen opgewassen.

Of hoeft het paradoxale lot van Hermans niet gedeeld te worden door opinisten?

Vooralsnog moet ik bij al deze teksten denken aan een carnavalsliedje van André van Duin uit de jaren zeventig. Het heet ‘Ta-ta-ta’ en hij schreef het als vervolg op ‘Willempie’, waarover hem was verweten er ‘gehandicapte mensen’ mee te beledigen.

In ‘Ta-ta-ta’ bestaat de tekst louter uit klanken, alsof Van Duin de mogelijkheid wou uitsluiten dat hij nog naar de wereld verwees. Maar in de internationaal begrijpelijke slotzin, die overigens een citaat uit eigen werk was, kon hij het toch niet laten:

I’m invisible
Tell the world you want to know that I’m invisible 


P.S. Uit een interview met Böhmermann blijkt dat hij het gedicht van internet had geplukt. Zijn ingebedde belediging was dus een citaat.

vrijdag 22 april 2016

Een loopje


 

Hoe goed moet een musicus wel niet zijn dat twee mensen een televisieoptreden van hem op honderden kilometers afstand van elkaar hebben gezien, in hun jonge jaren, en twee decennia later, als ze elkaar ontmoeten en het gesprek er toevallig op komt, simultaan lyrisch worden over één pianoloopje van een paar seconden?


Volgens mijn handschrift op mijn cassettebandje speelde de gedenkwaardigheid zich op 9 september 1988 af  in Düsseldorf, maar ze blijkt in Dortmund te hebben plaatsgehad.

Ik vond er in eerste instantie op YouTube niets van terug, behalve een drumsolo van Sheila E., in een arrangement dat laat beseffen hoe dicht Prince aan lag tegen dat andere genie: Frank Zappa (de link zal diens toetsenman George Duke zijn die de percussioniste had opgeleid).

Wel blijkt er zoiets als YouKu te bestaan, een Japans filiaal, en daar is het hele concert terug te zien

Het fragment dat aan mij en tenminste één ander is blijven kleven begint op 93:06. De zanger-gitarist-pianist beweegt zich achter een lichtblauwe vleugel. Dat bewegen mag letterlijk worden genomen, want even later voert hij wat ballet uit en een grand écart.

Ook herinterpreteert hij in dat fragment eigen muziek. Het dienstdoende nummer ‘Strange Relationship’ vond ik zelf althans een minpuntje op Sign O' The Times, te rechttoe, maar nu wordt het echt en denk ik het te begrijpen.

Prince heeft daar trouwens nog het meest weg van Mozart. Cliché!

De huiskamervraag: dat de musicus nogal goed in zijn vak was, lijkt onbetwist. Maar kan een effect als hier vermeld, dat op delen berust, van alle kunsten louter worden voortgebracht door muziek? En hoe komt het dat de herinnering een gevoel van, ahum, dankbaarheid verwekt?

De sensatie iets te hebben meegemaakt?

P.S. Twee stervelingen bleken niet de enigen, et voilà: YouTube (aldaar vanaf 5:47). 

dinsdag 19 april 2016

De kneep zit ’m erin de kluts kwijt te raken zonder aanleiding (Don Quichote)


 

Volgens Mineke Schipper hangt het gevoel voor eigenwaarde in hoge mate af van de ander. Goedkeuring en waardering, bewonderende blikken en complimenten – welkom! Misschien is dat de reden, vervolgt ze, ‘waarom we ons vaak houden aan regels die we niet zelf bedacht hebben en waar we als individu lang niet altijd belang bij hebben’.

Heet zo’n conclusie niet ontnuchterend?

Na zo’n vijftien jaar België en ontelbare glazen daagt me dat een alcoholpercentage anders wordt uitgedrukt dan in Nederland. Hier spreekt men van ‘graden’, in de geboortenatie van ‘procent’. Ook bij wielerreportages waar serieuze cols in betrokken waren, moet ik het lang niet hebben willen weten. Nederland heeft het over het ‘stijgingspercentage’, terwijl dat bijna zeker slaat op een ‘hellingshoek’.

Belangrijker dan het raadsel hoe ik zo lang aan dat taalverschil ben ontsnapt, dunkt mij de vraag of mijn particuliere beleving valt te abstraheren. Dan hoop ik dat het antwoord nee wordt, en ik hum voorbij de anekdote een liedje mee met de trompet.

Hevig rondjes lopend gaat de gourmande rijmen. Onlangs berichtte ze:
 
De scheet was te warm
Toen ging het alarm
 
Het taalkundig genie vertelde dat op het internet een opgestoken middelvinger valt te vinden. En dat deze fuck you betekent. Ik schrok de uitdrukking plots uit haar mond te horen, maar ze zei zelf dat die woorden naar klinken. En was ik in mijn reflex calvinistisch geworden of gewoon roomser dan de paus – die tegenwoordig veeleer communistisch lijkt?

dinsdag 12 april 2016

Is it me you're looking for?


Vandaag misschien over achterafvoorspellingen. Er is al even geleden vastgesteld dat John Lennon zeker Twitter zou hebben gebruikt. Onlangs las ik dat Walter Benjamin dat, volgens Grunberg, ook zou hebben gedaan. En blijkt, volgens Tim Parks, dat Giacomo Leopardi een blogger zou zijn geworden.

Nee, dan W.F Hermans. Hij viel bij leven terug in mythische tijden. Dat maak ik op uit onofficiële foto’s van het koninklijk huis die zijn vrijgegeven door Vincent Mentzel. Ik raakte geboeid door een actiefoto uit 1985 van de huidige koning en toenmalige kroonprins terwijl hij De donkere kamer van Damokles leest. Bijna dan, het kan elk moment gebeuren. Met zijn vingers is hij al op de helft van Hermans’ meesterwerk.

Zichtbaar in de eigen, lichte kamer van de prins zijn onder meer woordenboeken van Wolters-Noordhoff voor Nederlands (Koenen) en Engels (Ten Bruggencate). Die hadden wij thuis ook! Maar we hadden geen hond. Als meelezer neemt de hond van Oranje driekwart van Willem Alexanders fauteuil in beslag en heeft zich in de Hoogheid genesteld die op zijn beurt goedmoedig en voorzichtig een flank als leuning gebruikt.

Herman Brood beweerde altijd dat de kroonprins fan van hem was, maar daar biedt deze foto geen bewijs voor. Ik detecteer wel een prentje van een andere zanger (Duran Duran?) en, zeer groot, van Lionel Richie. Hij is zelfs is gekartonneerd. Naast zijn hoofd staat He does it all. Dat dunkt mij een toekomstvoorspelling, zij het over iemand anders.

zondag 10 april 2016

Footloose


Wat een week! Helpt het om te zoeken naar één noemer? Met de Panama Papers openbaarden zich vermogende types die de grenzen van de wettelijkheid hadden laten aftasten. De mannen van GeenPeil richtten een referendum aan over iets wat hun niet interesseert om een grotere gemeenschap te vernaggelen. En de meest gezochte terrorist van de westerse wereld, te herkennen aan een hoedje, zou dat hoedje doodleuk hebben doorverkocht.

Is het verband een zekere mentaliteit? Graag een alternatief voor mijn voorstel: footloose.

Mijn aantekeningen over dat begrip begonnen met een betekenis die aanschurkte tegen wat kosmopolitisch heet: ‘able to travel freely and do as one pleases due to a lack of responsibilities or commitments’. Mijn associatie kwam mede voort uit de voorbeeldzin: ‘I am footloose and fancy-free – I can follow my job wherever it takes me.’

Tegelijk zat in die zin, dankzij een koningskoppel, de titel besloten van een elpee van Rod Stewart uit 1977. Daaruit volgde in mijn brein een uitloper naar lichamelijkheid; het openingsnummer was ‘Hot Legs’. Of kwam die assocatie voort uit informatie over een trend in Amerika? Van Afro-Americans die bewust te veel eten en dik willen zijn, om ook hoogstpersoonlijk afscheid te nemen van de slavernij en welvaart uit te stralen?

Van die trend blijkt trouwens ook een tegendeel te bestaan, orthorexia nervosa, dat noopt tot een antoniem van footloose. Daarin zouden onvrijheid en afhankelijkheid moeten regeren, al kun je je natuurlijk afvragen hoe vrij en onafhankelijk bunkeren is.

Footloose heeft daarnaast een uitloper naar een kunstenaarschap dat zichzelf als antiburgerlijk beschouwt. Ilja Leonard Pfeijffers Brieven uit Genua lijken daar een lange afrekening mee. Het boulimisch ogende boek valt te beschouwen als poging om van een ‘beroepsbohemien’ te veranderen in kwetsbaar persoon die niet per definitie ‘alles in dienst van de kunst’ stelt. In de eerste helft presenteert Pfeijffer zichzelf als iemand met veel ideeën die geen aansluiting vindt bij ‘de praktijk’ van allerminst footloose burgerlijkheid:

vaste werktijden, hypotheeklasten, een gezinsleven, tarieven van energiebedrijven, persoonlijke hygiëne, huisartsenposten, recreatie, verhuizingen, ouderavonden, familiebezoek, halfjaarlijkse controles bij de mondhygiëniste, verzekeringen, belastingaangiften, gesorteerde was, groenten, stofzuigen, kerstversiering, notariële akten, gazonsproeiers, wachttijden voor kinderopvang of bejaardentehuizen, kortingskaarten, afvloeiingsregelingen, pensioengaten, bakfietsen, inentingen, afwas, fruit, inruilwaarde, overwerk, kappersbezoek, wasstraten, bezwaarschriften, verjaardagskalenders en winterschilders*

Omdat Pfeijffer steeds aankomt met voorbeelden, krijgt footloose bij hem evenzeer financiële betekenis. Hij noemt een kunstemployé die tot ‘de elite’ gerekend zal worden een virtuoos in het aanboren van fondsen, die hem in staat stellen om twee weken onderhouden te worden en ’s avonds voor te dragen à 5000 tot 8000 euro netto.

Of is dit juist niet footloose en genereert het oertype zelf inkomsten?

vrijdag 1 april 2016

De ware clash


 

Alweer een tijdje ondergaan de quicksteps van de laaglandse literatuurkritiek een prettige gesel: de Lezeres des Vaderlands. Alleen al die naam is een vondst, gelet op het inkapselend gehalte van de Dichter, Denker, enz. des Vaderlands – en juist nu de natiestaat haar ‘grondvesten voelt trillen’ door vluchtelingenstromen en de Europese Unie. En wat deze Lezeres uitricht is minstens zo actueel. Structureel gaat zij (hij?) na in hoeverre de literatuurkritiek, in de breedste zin, plaats heeft ingeruimd voor vrouwen.

Het gesneer op haar werkzaamheden is niet van de lucht. Doordat de Lezeres telkens begint met tellen, worden de resultaten van haar onderzoekjes per week meer ontnuchterend. Dus richt wederkritiek voorbij de getalletjes zich op haar uitgangspunt. Is dit een grap? Anno 2016 een focus op vermeende achterstelling van vrouwen? Blijkbaar wel. De gebelgde reacties bewijzen dat de verhoudingen omgekeerd worden. Dat slechts 12,5% van de Wikipedisten uit vrouwen bestaat, verklaarden ze eruit ‘zich er niet goed bij te voelen het werk van anderen aan te passen, iets waar mannen minder problemen mee hebben’.

Daarbij is het opmerkelijk dat in het omkaderende literaire bedrijf meer vrouwen werken dan mannen. De branche drijft op communicatieve arbeid, waarbij virtuoos representatief klanten (auteurs, en boekhandelaren en recensenten) tevreden moeten worden gehouden. Daar ligt zelfs op opleidingsvlak de m/v-verhouding scheef.

Bijna vilein versloeg Dubravka Ugrešić in 2012 haar optredens op fora en festivals. Ze wordt steevast begeleid door vriendelijk zwijgende en met de creditcard zwaaiende meisjes die ‘literaire kritiek en filosofie’ studeren – een stage die hen zal brengen tot de hoogste kringen. Hetzelfde jaar benoemt Ugrešić dat de boekenbranche een wereld is waarin vrouwen het werk doen en waarin mannen de haan uithangen in polemieken en paneldiscussies. Vrouwelijke auteurs worden volgens haar ook altijd naar persoonlijke zaken gevraagd, in combinatie met gezin, terwijl mannen grootse visies moeten ventileren.

Wat de professionele schrijfster daar met schwung doet, doet de Lezeres des Vaderlands wat verbetener. Dat maakt haar project gevoelig voor aantijgingen, en voor nieuwsgierigheid naar haar (zijn) identiteit. Nu ja, ik kan louter voor mezelf spreken. Normaliter laat het me koud wie ‘de mens achter de schrijver’ is; biografieën en interviews interesseren me matig. Toch schreef ik iemand aan die ik ervan verdacht de Lezeres te zijn.

Gelet op de breedte en historische uitdieping van haar onderwerpen dacht ik vervolgens aan Maaike Meijer. Sinds ik echter heb begrepen dat de Lezeres erg actief twittert, geloof ik dat het iemand anders moet zijn (al zegt deze hypothese vooral iets over mij en mijn beeld van Meijer). En deze week volgde dan de ‘onthulling’. Ik vond het een passend tijdstip, omdat toen in Trouw een sympathiek manifest verscheen van 182 academici, filosofen, schrijvers en kunstenaars over het vluchtelingenvraagstuk. De tekst had een betamelijke m/v-verdeling, maar ik verbind hem vooral met de Lezeres door de aanpak en door de reacties.