Wat een week! Helpt het om te zoeken naar één noemer? Met de Panama Papers openbaarden zich vermogende types die de grenzen van de wettelijkheid hadden laten aftasten. De mannen van GeenPeil richtten een referendum aan over iets wat hun niet interesseert om een grotere gemeenschap te vernaggelen. En de meest gezochte terrorist van de westerse wereld, te herkennen aan een hoedje, zou dat hoedje doodleuk hebben doorverkocht.
Is het verband een
zekere mentaliteit? Graag een alternatief voor mijn voorstel: footloose.
Mijn aantekeningen over
dat begrip begonnen met een betekenis die aanschurkte
tegen wat kosmopolitisch heet: ‘able to travel freely and do as one
pleases due to a lack of responsibilities or commitments’. Mijn associatie kwam mede voort uit
de voorbeeldzin: ‘I am footloose and fancy-free – I can follow my job
wherever it takes me.’
Tegelijk zat in die
zin, dankzij een koningskoppel,
de titel besloten van een elpee
van Rod Stewart uit 1977. Daaruit volgde in mijn brein een uitloper naar lichamelijkheid;
het openingsnummer was ‘Hot Legs’. Of kwam die assocatie voort uit informatie over
een trend in Amerika? Van Afro-Americans die bewust te
veel eten en dik willen zijn, om ook hoogstpersoonlijk afscheid te nemen van de
slavernij en welvaart uit te stralen?
Van die trend blijkt trouwens ook een tegendeel
te bestaan, orthorexia
nervosa, dat noopt tot een antoniem van footloose. Daarin zouden
onvrijheid en afhankelijkheid moeten regeren, al kun je je natuurlijk afvragen
hoe vrij en onafhankelijk bunkeren is.
Footloose heeft daarnaast een uitloper naar
een kunstenaarschap dat zichzelf als antiburgerlijk beschouwt. Ilja Leonard
Pfeijffers Brieven uit Genua lijken daar
een lange afrekening mee. Het boulimisch ogende boek valt te beschouwen als poging
om van een ‘beroepsbohemien’ te veranderen in kwetsbaar persoon die niet per
definitie ‘alles in dienst van de kunst’ stelt. In de eerste helft presenteert Pfeijffer
zichzelf als iemand met veel ideeën die geen aansluiting vindt bij ‘de
praktijk’ van allerminst footloose burgerlijkheid:
vaste werktijden,
hypotheeklasten, een gezinsleven, tarieven van energiebedrijven, persoonlijke
hygiëne, huisartsenposten, recreatie, verhuizingen, ouderavonden,
familiebezoek, halfjaarlijkse controles bij de mondhygiëniste, verzekeringen,
belastingaangiften, gesorteerde was, groenten,
stofzuigen, kerstversiering, notariële akten, gazonsproeiers, wachttijden voor
kinderopvang of bejaardentehuizen, kortingskaarten, afvloeiingsregelingen,
pensioengaten, bakfietsen, inentingen, afwas, fruit, inruilwaarde, overwerk,
kappersbezoek, wasstraten, bezwaarschriften, verjaardagskalenders en
winterschilders*
Omdat Pfeijffer steeds aankomt met voorbeelden,
krijgt footloose bij hem evenzeer financiële betekenis. Hij noemt een kunstemployé
die tot ‘de elite’ gerekend zal worden een virtuoos in het aanboren van fondsen,
die hem in staat stellen om twee weken onderhouden te worden en ’s avonds voor te
dragen à 5000 tot 8000 euro netto.
Of is dit juist niet footloose en genereert
het oertype zelf inkomsten?
Mij dunkt de rol van de tussenfiguur belangrijk, zoals de Panama Papers lieten zien. Die invalshoek kwam al ter sprake in De wereldburger bestaat niet waarin volgens René Cuperus ‘footloose kapitaal’ samen met flexibele arbeid en internationale netwerken de bevordering bewerkstelligt van onthechting.
Mij dunkt de rol van de tussenfiguur belangrijk, zoals de Panama Papers lieten zien. Die invalshoek kwam al ter sprake in De wereldburger bestaat niet waarin volgens René Cuperus ‘footloose kapitaal’ samen met flexibele arbeid en internationale netwerken de bevordering bewerkstelligt van onthechting.
Zo ben ik terug bij
het kosmopolitisme. Toch hoeft de beoefenaar van footloose gedrag geen non-stop-reiziger
te zijn. Ik kwam de term althans ook tegen in Jan-Hendrik
Bakkers Welkom in Megapolis. Daar gaat het om een buitenwijkmens, bij
wie wonen en werken en recreëren gescheiden zijn. Footloose is die mens dan
wegens een broodmagere band met de plaats van huisvesting en met de gemeenschap
die zich daar ophoudt.
Hier weet ik wel een tegenvoorbeeld. In Tineke
van der Stelts kinderboek Api wil op reis wenst het gelijknamige hoofdpersonage verder te kijken dan zijn
vertrouwde omgeving, inclusief vriend Das. Maar zijn gevoelens blijken sterker.
Aangrijpend is het moment in de nacht voor vertrek, waarin hij probeert
overtuigende argumenten tegen zijn afreis te verzinnen die zogenaamd niets met hem
te maken hebben. Api zegt bijvoorbeeld tegen Das: ‘Ik ben bang dat je mij
heel erg gaat missen als ik weg ben’.
Die legitimatie zal weinig indruk maken in de
literaire wereld, waar een beetje auteur zo’n Odysseus geworden is dat footloose
nóg een associatie verwekt: met principeloosheid. Ik moest daar althans aan
denken bij de aanhoudende
commentaren op het contract dat Abou Jahjah tekende bij De Bezige Bij, dat
dit oer-Nederlandse huis van haar fundament zou beroven.
Voordien publiceerde hij immers
bij Pelckmans, tot uitgever Karl Drabbe daar werd
ontslagen en mocht rekenen op zijn solidariteit.
Maar bij Drabbes nieuwe werkgever Vrijdag zijn inmiddels dan wel
Pelckmans-auteurs te vinden, Abou Jahjah zit daar niet tussen. De ironie wil
dat het even tumultueuze
als complexe ontslag
geweten werd aan nog een ander bedrijf, Polis, bij de uitgever waarvan Abou
Jahjah twee concerns tevoren, toen, onder dezelfde CEO, diens
huis Meulenhoff/Manteau heette, zijn
debuut had gemaakt.
Bevreemdend is dat de recentste bijdrage aan het
BezigeBijdebat werd geleverd door Marcel Möring, die eerst vele boeken
publiceerde bij Meulenhoff. In dat opzicht betaalde de directeur van De Bezige
Bij hem met gelijke munt door Abou Jahjah te steunen op autoriteit van Vlamingen
als Stefan Hertmans, Tom Lanoye en David Van
Reybrouck. De tweede heeft nooit bij De Bezige Bij gepubliceerd en de anderen –
ik schreef al eens over de absurdistische
gevolgen van herschikkingen – hadden evenzeer een verleden bij Meulenhoff.
De affaire als geheel onderstreept dat
insiders, voor of tegen, uit vele
uitgeverij-eigenschappen een monolithisch karakter distilleren. De
veronderstelling daarbij is dat er ideologische profielen bestaan. Daarom is
principeloosheid waarschijnlijk niet het meest exacte equivalent van footloose,
vergeleken met bijvoorbeeld inwisselbaarheid.
Is dat wennen of weet ik niet dat ik al gewend
ben? Voor een scherper besef van de
huidige toestand kan het andere uiterste worden gememoreerd. Het
vastklampen aan een ideologie in pak ’m beet fopzittingen van politbureaus, met
superuitslagen. Toen hij na decennia alleenheerschappij naar het randje van de
afgrond was gedreven, schijnt Erich Honecker zelfs gestemd te hebben voor zijn
eigen ontslag. Da’s pas footloose!
Thans de weeksluiting. Zodra ik iemand
tegenkom die nog vrijer en onafhankelijker is dan ik, eet ik gewoon mijn nieuwe
hoed op.
*deze opsomming is in verbrokkelde vorm ook te vinden in Pfeijffers dichtbundel Idyllen
*deze opsomming is in verbrokkelde vorm ook te vinden in Pfeijffers dichtbundel Idyllen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten