dinsdag 29 december 2015

Verpersonificatie


Dat ontwikkelingen niet te stuiten zijn, is wel leuk. Ik besef dat eens te meer nu mijn computer steeds vaker Hildegard von Bingen laat weerklinken. Tegelijk heb ik eindelijk Ibrahim Maalouf in de peiling gekregen en categoriseer hem, met mijn allergie van het etiket ‘wereldmuziek’, toch in het vertrouwde foldertje ‘jazz’.

Ontwikkelingen in taal geven meer ambivalente sensaties. Ik doe bijna wellustig mee met de vraag ‘Is het oké dat…’ Maar al enige tijd worstelen mijn geest, vlees en skelet met iets wat het taalkundig genie geregeld zegt. Misschien als voorbereiding op de meningencarrousel bleek een vast onderdeel in haar vriendenboekjes de invuloefening ‘Ik vind niet leuk’, waarbij een variant voorkwam die ze standaard is gaan gebruiken.

Telkens weet ik niet wat pedagogisch listig is nadat ze heeft beweerd dat ze een ding of een handeling ‘haat’. Ik zeg haar dan ongevraagd maar oprecht dat ik dat werkwoord niet verdraag. Waarschijnlijk rijzen mijn toch al niet uitbundig voorradige haren te berge omdat ik ‘haten’ met personen verbind. Het bestaan, en desnoods het praktiseren, van dat fenomeen kan ik me levendig indenken, maar liever niet op haar prille leeftijd.

Is het iets Belgisch, zoals ‘dixit-attest’ of die oudtestamentische kwalificatie ‘wraakroepend’? Uiteraard kan de uitdrukking evengoed uit het Engels stammen. Dan zou ze vallen in de categorie ‘gaan voor’, die mij even afgrondelijk als onstelpbaar voorkomt. ‘Ik haat zus en zo’ zou zo een letterlijke vertaling zijn van ‘I hate doing this’. In werkelijkheid wordt daar volgens mij iets milders mee bedoeld: ik wil niet, ik ben er niet dol op, ik houd er niet van, enz.

Maar wat klaag ik, wanneer een Tweede Kerstdag het inmiddels toelaat te drinken op een onverwarmd terras. Wanneer in de omgordende periode fietstochten nog kleiner bier zijn, bij schier mediterrane omstandigheden. Dat ik niet alles als studiemateriaal wil zien? En wens dat er nog wat anders dan taal bestaat?

Een documentaire over Boudewijn de Groot maakte andermaal duidelijk hoe de uitspraak van het Nederlands is veranderd. Als protestzanger in de jaren zestig zong hij bekakt (en nu heeft hij uiterlijk veel weg van Wim Kok). Geweldig moment in de documentaire vond ik gelukkig iets anders: een discussie met Henny Vrienten, die een liedje had gemaakt over een tergend vervelend feestje. Volgens De Groot moest je dan niet gaan of weglopen, maar volgens Vrienten was het feestje een metafoor.

Heb ik het nu toch over taal? Wat betekent eigenlijk de term ‘emolument’?

Verder de film De hel van ’63 gezien, over de wellicht meest legendarische Elfstedentocht die in meer opzichten een andere gevoelstemperatuur had dan toen De Groot even later, maar in hetzelfde decennium, de president welterusten zou wensen. Ook in de film beluisterde ik iets anachronistisch: ‘Gaat-ie goed?’, ‘Da’s helemaal goed’, enz.

Ik had me voorgenomen in de vakantie van mijn tafelberg af te dalen door een populaire roman te lezen. Zo vond ik me terug bij Michel Houellebecqs Onderworpen. In vergelijking met Nederlandse boeken uit dit genre een effectieve tekst, bijna zonder beschrijvingen van interieurs en exterieurs. Met het opschenken van de koffie ben je in een Nederlandse roman al pagina’s verder, terwijl Houellebecq zich beperkt tot hoofdhandelingen en dialoog met krasse uitspraken.

Dat verschil valt te vergelijken met de buiging die musici maken na een etherische stilte waarin hun optreden is uitgelopen versus een vraag van de gourmande nadat ze één maat ‘Sinterklaas kapoentje’ op de cornet heeft gespeeld: ‘Krijg ik geen applaus?’

Houellebecq wenste dus effect. Maar dan had hij wel een grootsere satire mogen maken, niet vanuit een enkelvoudig gezichtspunt dat ook nog van eendimensionaal personage is, op het karikaturale af. Over ontwikkeling gesproken! Natuurlijk zullen er lezers aanstoot genomen hebben aan het enigszins veraanschouwelijkte idee van wat een islamitische staat in Europa zou kunnen behelzen. Maar dan gaan ze mee in angsten die hun worden aangepraat.

Of Houellebecqs eurocentrisch fantasma, met pakweg een EU inclusief Arabische landen, aannemelijk is, kan bij afwezigheid van goddelijke gaven niemand weten. Belangrijker om te constateren vind ik dat het dreigbeeld, net als kritiek op eurocentrisme trouwens, doordesemd is van trekken die minder geslaagd zijn aan de westerse democratie. Van expansie van de invloedssfeer namelijk, in gedrag en redeneren. Ook vaste prik, zelfs voor onregelmatige bezoekers van het internet, is het verwijt dat de ander zich altijd voordoet als huichelaar. Houllebecqs smeuïg-ijzig aangevoerde vernederingen waaraan vrouwen in de islam onderworpen zou zijn, komen mij, ten minste als mentale strategie die niet wordt erkend, bekend voor.

Wel dunkt het me vilein dat Houellebecq zijn roman eindigt met een bedankje aan een universitair docente die hem, als niet-wetenschapper, heeft bijgelicht over de kringen die hij beschrijft. Het gaat dan om geloofwaardigheid, en de suggestie moet zijn dat deze fictie daar aanspraak op kan maken.

Daarnaast bereidt Houellebecq de bizarre toetreding van de hoofdpersoon-wetenschapper tot de islam voor door eraan te herinneren dat intellectuelen in twintigste eeuw Stalin, Mao en Pol Pot hebben gesteund zonder dat het hun kwalijk is genomen. Met de kanttekening dat in Frankrijk een intellectueel ‘niet verantwoordelijk hoeft te zijn. Die inzet van de cursivering duikt door de hele roman op bij reflexmatige spreektaligheid. Lekker puh, zegt het. Ik vind het, jazeker, hatelijk.

Zijn stokpaardje brengt me bij mijn stokpaardje: de jaren zeventig. Toen deden dergelijke fenomenen van goedpraten zich immers voor. En veel meer, dat ik trachtte te achterhalen door Bram de Graafs boek Voetbalvrouwen. Aan mijn lijstje expliciete karakteristieken kon ik toevoegen: 

‘Begin jaren 70. Amsterdam werd gekleurd door hippies, provo’s en Dolle Mina’s. Alles mocht. Alles kon. Met iedereen.’ [auteur]

‘Ja, in de jaren 70 kon alles. Door de aids zijn mensen weer na gaan denken, maar toen!’ [voetbalvrouw]

Alles kan altijd pregnanter. Stof voor minstens een heel nieuw jaar, al val ik dan terug in taalfiguren, bood mij welgeteld één zin uit een column uit 1973 uit het vakblad, door De Graaf geciteerd: ‘Sjakie [Swart] was in zijn eenvoud de verpersonificatie van de simpelheid van het voetbal.’ Ook Hildegard liet weten dat het goed was.

4 opmerkingen:

  1. Mijn eigen honingpotje bezigt dezelfde term veelvuldig, net als haar dochter. Zijn er overeenkomstige DNA-bouwstenen? Ik heb er veel moeite mee. De associatie met verderfelijke ideologen zou hen daar toch voor moeten behoeden!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Mogen de dochters gevrijwaard blijven van haten (ik heb daar alle vertrouwen in)! Grappig wel dat je er ideologie bij betrekt. De grammaticale grondvorm daarvan is immers ‘wij’, en precies die is ongeloofwaardig in combinatie met dit werkwoord. Bij de uitspraak ‘ik haat…’ vallen wel op: de afwijking in toonhoogte en vertraging van het zinsritme.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Zou het veelvuldige gebruik van de term te maken kunnen hebben met de Belgische figuur die je ziet en hoort op het einde van dit filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=E5RB3YWxpqM ?

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Een primeur voor de domme Ollander: een Moppersmurf! Net nu hier, door kloek doorklikken op YouTube, maar liefst twee dametjes tegelijk Vader Abraham hebben ontdekt. Deze zingt dan een lied, waarvan de titel mij is ontschoten en waarvan ik mijn quotering weiger te geven. Haatacademisme (http://www.taalbank.nl/index.php/haatacademicus/) lijkt immers weggelegd voor de figuur die door Houellebecq in hardblauw werd geschilderd.

      Verwijderen