Altijd leuk om
een blik op je naaste omgeving te krijgen van iemand die er van grote afstand
in gekatapulteerd lijkt. Vorige week publiceerde NRC Handelsblad een opiniestuk van een gelouterde Engelse journaliste die in
Amsterdam woont, nadat ze zelfs al in Melbourne had vertoefd.
Deze Senay
Boztas verbaasde zich over de
weerstand die er – in het centrum van mijn nabij verre geboorteland! –
blijkbaar heerst tegen helmen. Van de bouw tot en met de fiets, had ze vastgesteld.
Maar omdat de opinieredactie haar tekst had gecategoriseerd onder ‘helmplicht’ was,
vanwege de discussie over fatbikes (waarover ze in Engeland al had bericht en die in verdunde vorm in België aanspoelt), de fiets toch wel het voornaamste onderwerp.
Als exclusief gebruiker
van dat vervoermiddel raakte ik spoedig het spoor van Boztas’ betoog bijster.
Het ging over een fietsersvoordeel van helmen bij regen, waarvoor onze lieve
heer op de achtste dag de poncho heeft uitgevonden. En het ging over kapsels
die al dan niet in de war raken. Nu kent mijn hoofd inmiddels dusdanig weinig
begroeiing dat ik wat dat betreft geen hinder ervaar (ónder de schedelpan wil
er soms wel wat in de war raken) maar een belangrijk maatschappelijk
thema veranderde zo in een lifestylekwestie.
Het Griekse woord voor hoofd is κεφαλή (‘kephalè’), een stom
geveltje dus dat hooguit knipoogt naar alle diepzinnigheid die zich binnenshuis
zou afspelen.
Boztas vindt het
normaal dat fietsers een helm opzetten tegen gevaar. Vanuit haar verfrissende
buitenstaandersblik, en gesterkt door reacties van Engelsen die niet anders
weten dat het ding verplicht is, kan ze grappen met Nederlanders die zich ‘uitverkorenen’
wanen. Hoe irrationeel en onpragmatisch, vindt ze! Ze trekt meteen de
vergelijking met oordopjes bij een luid concert. Maar voor dat tijdelijke
evenement kies je, je moet er een kaartje voor kopen en het concert speelt zich
af in een private ruimte. Fietsers zitten dagelijks in een infrastructuur die
iedereen toebehoort.
Zou moeten
toebehoren. In werkelijkheid is het de sterkste die bepaalt. Automobilisten
dus, tegen wier rijgedrag fietsers zich volgens Boztas zekerheidshalve zouden
moeten beschermen. Pantseren feitelijk, als de metafoor van het stalen ros niet te roestig is geworden. Terwijl fietsers
niet zozeer hun kapsel kreukvrij willen houden, als wel niet opgesloten wensen
te zitten, buitenwereld voelen en al inspannende ontspanning vinden. Waarbij ze
ongevraagd al stank en lawaai moeten trotseren.
Dat er in de
verhoudingen iets scheef zit, bewijst een ongewild feit dat maar niet uit de
werkelijkheid gebannen raakt: het doodrijden van fietsers. Een definitief statuut,
dat niet eens een consequentie krijgt in het intrekken van een rijbewijs. Ook
laat Boztas uitsluitend ironische psychologie los op notoir zwakke
weggebruikers, en heeft het niet over recentere gedrochten,
van de SUV (Sport Utility Vehicle, over ironie gesproken).
Bij het oer-Nederlandse
spreekwoord ‘Voorkomen is beter dan genezen’ had Boztas extra steun kunnen
vinden voor haar redenatie. Maar ‘voorkomen’ zoekt ze sowieso in eerste
instantie niet bij automobilisten of infrastructuur. Die factoren stipt ze aan
het slot even aan, nog pas na onnodige kosten voor het gezondheidsbudget en
improductiviteit wegens werkonbekwaamheid.
Dan keert ze terug
naar haar belangrijkste punt zelfzorg en openbaart zich haar persoonlijke, mij
verbijsterende trigger. Ze blijkt ‘in dit zogenaamd vrije land ’ meermaals
uitgescholden te zijn omdat ze op de elektrische fiets een helm draagt.
Geestig vind ik
dat ze daarbij het begrip zelfbeschikking opvoert. Daar maakt ze aanspraak op
en ze betwist andershandelenden, die zich met evenveel aanspraak weigeren aan
te passen aan de sterksten. Sterker nog, zelfbeschikking ligt aan de basis van
haar grappig bedoelde opinie-uitsmijter, dat de stereotypische Nederlandse
handelsgeest zou kunnen leiden tot een lucratieve uitvinding die helmethairproof is.
De tekst van Senay
Boztas wint aan betekenis in België.
Volgens fietsers daar wonen de geplaagde noorderburen zo’n beetje in het
beloofde land. Tegenover moordstroken staan fietspaden, ook nog zonder gaten! Die
betekenis of noem het relevantie groeit slechts in de wetenschap dat ook de
kersverse Vlaamse regering zegt ‘in te zetten op mobiliteit’ waarbij het stalen
ros zeker in de besluitvorming wordt meegenomen. Wel betreft het een zogeheten en-en-beleid, ten gunste van auto's.
Na dik twee
decennia verblijf in dit land heb ik meer dan ooit de indruk dat dergelijk bevoorrechten
niet eens met kiezersgunsten te maken heeft maar domweg rijmt met een diep
sentiment. Maar wie ben ik om zulke stelligheden te verkondigen? Gelukkig valt
er autoriteit over te hevelen uit recente beredeneerde getallenopsommingen.
Begin september
peilde de publieke omroep bijvoorbeeld naar parkeerwensen. En bevestigt nu dat ‘de Vlaming’ in elk
geval wil strijden voor de rechten van de auto. Zelfs in centrums van steden
wil hij dat ding probleemloos kwijt kunnen, het liefst gratis. Dat komt overeen
met eigen ondervindingen en waarover ik lees op het buurtplatform: elke
centimeter voor de auto die schandalig weinig ruimte krijgt tegenover die
modieuze, vanuit het Noorden overgewaaide fietsenstallingen!
Mij beangstigt
soms als vanzelfsprekend daarbij geëtaleerde opvattingen. Dat ‘de natuur’ slechts
ellende veroorzaakt. Bomen laten bladeren en naalden vallen op kwetsbare autodaken,
en vogels kakken. Misschien verklap ik nu meteen mijn sociale status, want ander
recent onderzoek, van Datalab en Greenpeace, toont dat de kloof tussen arm en rijk
equivalent is aan beton versus groen. Ook autobezit zelf kent een tweedeling
op basis van inkomen: 23% van de Vlaamse en 51% van de Brusselse huishoudens
heeft niet eens zo’n karretje op vier wielen. Voer voor critici: van wie dient een
belang eerst?
Onlangs werd
geklaagd over hondenpoep op de stoep, waarna veel bijval kwam. Ook bij uitbreiding,
met een apocalyptisch signalement van bouwvakkende Oost-Europeanen die op een
carport zouden kakken. Ik vond het al ondraaglijk om te lezen dat hier eventjes
mensen werden beschuldigd die onbenijdenswaard werk doen, maar als het gaat om
stank dan gaan mijn gedachten toch allereerst uit naar auto’s.
Een stoep valt bovendien te verlevendigen met gevelplanten.
Ze helpen tegen opwarming en CO2-uitstoot en zijn dus een investering in de
toekomst. Een oud inzicht, waarvan het woord gevelgroen pas in oktober
2013, twee jaar na de gevelcamera die een soort toeristen vastlegt, Van Dale haalde (‘geheel van planten die
je tegen gevels laat groeien, bv. met een esthetisch en/of ecologisch doel’).
Ons gezin is vooralsnog de
enige in de straat die zo’n tuintje aanlegde en de reacties erop zijn vooral medelijdend
tot zuur.
Er bestaat ook een prachtig idee om groenslingers
te subsidiëren waarbij, ter zomerse verkoeling en vergroting van de
zichtvreugde, klimplanten over de straat heen kunnen worden gespannen. Zou er
een overbuur te vinden zijn die daartoe een gaatje in zijn rimpelloze gevel
toelaat? Zouden auto’s onder dat extra groen wel een gegarandeerd maagdelijke
aanblik blijven geven?
Belgen heten te
zijn geboren met een baksteen in de maag, maar
volgens mij werd hun toen ook een versnellingspook in de hand geduwd.
Allicht kijkt men
wel eens terug op reële verledens die men zelf nooit heeft meegemaakt en dus
wat mythisch aanvoelen. Maar toch, zeer lang hebben mensen bijvoorbeeld geleefd
zonder riolering. Ik vraag me dan af wanneer het punt komt dat men
hoofdschuddend terugkijkt op een periode waarin de auto zo’n allesbepalende rol
speelde – gelegitimeerd door beleid en oprecht door burgers nagevoeld.
Als Nederlander
vrees ik daarbij mijn handen niet in onschuld te kunnen wassen. Inzake politiek
en sentiment koester ik een ideaalbeeld van de jaren zeventig toen de
bromfietshelm verplicht werd en, vooral, toen Joop den Uyl de verbeelding aan
de macht probeerde te krijgen en solidariteit tussen alle gemeenschapsleden te
verwekken. Maar uitgerekend aan de zwakste groep had hij, conform de ideologie van
het biefstuksocialisme, een auto beloofd.
Ik vermoed niet dat
Den Uyl aldus automatisch tegen de fiets was. Noch tegen een fietshelm, al was
het omdat zijn eigen hoofdsnit, met gulle middenscheiding, bij alle weertypen reeds
geruïneerd mocht heten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten