woensdag 2 oktober 2024

Dit zogenaamd vrije land

 


 

Altijd leuk om een blik op je naaste omgeving te krijgen van iemand die er van grote afstand in gekatapulteerd lijkt. Vorige week publiceerde NRC Handelsblad een opiniestuk van een gelouterde Engelse journaliste die in Amsterdam woont, nadat ze zelfs al in Melbourne had vertoefd.

Deze Senay Boztas verbaasde zich over de weerstand die er – in het centrum van mijn nabij verre geboorteland! – blijkbaar heerst tegen helmen. Van de bouw tot en met de fiets, had ze vastgesteld. Maar omdat de opinieredactie haar tekst had gecategoriseerd onder ‘helmplicht’ was, vanwege de discussie over fatbikes (waarover ze in Engeland al had bericht en die in verdunde vorm in België aanspoelt), de fiets toch wel het voornaamste onderwerp.

Als exclusief gebruiker van dat vervoermiddel raakte ik spoedig het spoor van Boztas’ betoog bijster. Het ging over een fietsersvoordeel van helmen bij regen, waarvoor onze lieve heer op de achtste dag de poncho heeft uitgevonden. En het ging over kapsels die al dan niet in de war raken. Nu kent mijn hoofd inmiddels dusdanig weinig begroeiing dat ik wat dat betreft geen hinder ervaar (ónder de schedelpan wil er soms wel wat in de war raken) maar een belangrijk maatschappelijk thema veranderde zo in een lifestylekwestie.

Het Griekse woord voor hoofd is κεφαλή (‘kephalè’), een stom geveltje dus dat hooguit knipoogt naar alle diepzinnigheid die zich binnenshuis zou afspelen.

Boztas vindt het normaal dat fietsers een helm opzetten tegen gevaar. Vanuit haar verfrissende buitenstaandersblik, en gesterkt door reacties van Engelsen die niet anders weten dat het ding verplicht is, kan ze grappen met Nederlanders die zich ‘uitverkorenen’ wanen. Hoe irrationeel en onpragmatisch, vindt ze! Ze trekt meteen de vergelijking met oordopjes bij een luid concert. Maar voor dat tijdelijke evenement kies je, je moet er een kaartje voor kopen en het concert speelt zich af in een private ruimte. Fietsers zitten dagelijks in een infrastructuur die iedereen toebehoort.

Zou moeten toebehoren. In werkelijkheid is het de sterkste die bepaalt. Automobilisten dus, tegen wier rijgedrag fietsers zich volgens Boztas zekerheidshalve zouden moeten beschermen. Pantseren feitelijk, als de metafoor van het stalen ros niet te roestig is geworden. Terwijl fietsers niet zozeer hun kapsel kreukvrij willen houden, als wel niet opgesloten wensen te zitten, buitenwereld voelen en al inspannende ontspanning vinden. Waarbij ze ongevraagd al stank en lawaai moeten trotseren.

Dat er in de verhoudingen iets scheef zit, bewijst een ongewild feit dat maar niet uit de werkelijkheid gebannen raakt: het doodrijden van fietsers. Een definitief statuut, dat niet eens een consequentie krijgt in het intrekken van een rijbewijs. Ook laat Boztas uitsluitend ironische psychologie los op notoir zwakke weggebruikers, en heeft het niet over recentere gedrochten, van de SUV (Sport Utility Vehicle, over ironie gesproken).

Bij het oer-Nederlandse spreekwoord ‘Voorkomen is beter dan genezen’ had Boztas extra steun kunnen vinden voor haar redenatie. Maar ‘voorkomen’ zoekt ze sowieso in eerste instantie niet bij automobilisten of infrastructuur. Die factoren stipt ze aan het slot even aan, nog pas na onnodige kosten voor het gezondheidsbudget en improductiviteit wegens werkonbekwaamheid.

Dan keert ze terug naar haar belangrijkste punt zelfzorg en openbaart zich haar persoonlijke, mij verbijsterende trigger. Ze blijkt ‘in dit zogenaamd vrije land ’ meermaals uitgescholden te zijn omdat ze op de elektrische fiets een helm draagt.

Geestig vind ik dat ze daarbij het begrip zelfbeschikking opvoert. Daar maakt ze aanspraak op en ze betwist andershandelenden, die zich met evenveel aanspraak weigeren aan te passen aan de sterksten. Sterker nog, zelfbeschikking ligt aan de basis van haar grappig bedoelde opinie-uitsmijter, dat de stereotypische Nederlandse handelsgeest zou kunnen leiden tot een lucratieve uitvinding die helmethairproof is.

 

De tekst van Senay Boztas wint aan betekenis in België. Volgens fietsers daar wonen de geplaagde noorderburen zo’n beetje in het beloofde land. Tegenover moordstroken staan fietspaden, ook nog zonder gaten! Die betekenis of noem het relevantie groeit slechts in de wetenschap dat ook de kersverse Vlaamse regering zegt ‘in te zetten op mobiliteit’ waarbij het stalen ros zeker in de besluitvorming wordt meegenomen. Wel betreft het een zogeheten en-en-beleid, ten gunste van auto's.

Na dik twee decennia verblijf in dit land heb ik meer dan ooit de indruk dat dergelijk bevoorrechten niet eens met kiezersgunsten te maken heeft maar domweg rijmt met een diep sentiment. Maar wie ben ik om zulke stelligheden te verkondigen? Gelukkig valt er autoriteit over te hevelen uit recente beredeneerde getallenopsommingen.

Begin september peilde de publieke omroep bijvoorbeeld naar parkeerwensen. En bevestigt nu dat ‘de Vlaming’ in elk geval wil strijden voor de rechten van de auto. Zelfs in centrums van steden wil hij dat ding probleemloos kwijt kunnen, het liefst gratis. Dat komt overeen met eigen ondervindingen en waarover ik lees op het buurtplatform: elke centimeter voor de auto die schandalig weinig ruimte krijgt tegenover die modieuze, vanuit het Noorden overgewaaide fietsenstallingen!

Mij beangstigt soms als vanzelfsprekend daarbij geëtaleerde opvattingen. Dat ‘de natuur’ slechts ellende veroorzaakt. Bomen laten bladeren en naalden vallen op kwetsbare autodaken, en vogels kakken. Misschien verklap ik nu meteen mijn sociale status, want ander recent onderzoek, van Datalab en Greenpeace, toont dat de kloof tussen arm en rijk equivalent is aan beton versus groen. Ook autobezit zelf kent een tweedeling op basis van inkomen: 23% van de Vlaamse en 51% van de Brusselse huishoudens heeft niet eens zo’n karretje op vier wielen. Voer voor critici: van wie dient een belang eerst?

Onlangs werd geklaagd over hondenpoep op de stoep, waarna veel bijval kwam. Ook bij uitbreiding, met een apocalyptisch signalement van bouwvakkende Oost-Europeanen die op een carport zouden kakken. Ik vond het al ondraaglijk om te lezen dat hier eventjes mensen werden beschuldigd die onbenijdenswaard werk doen, maar als het gaat om stank dan gaan mijn gedachten toch allereerst uit naar auto’s.

Een stoep valt bovendien te verlevendigen met gevelplanten. Ze helpen tegen opwarming en CO2-uitstoot en zijn dus een investering in de toekomst. Een oud inzicht, waarvan het woord gevelgroen pas in oktober 2013, twee jaar na de gevelcamera die een soort toeristen vastlegt, Van Dale haalde (‘geheel van planten die je tegen gevels laat groeien, bv. met een esthetisch en/of ecologisch doel’). Ons gezin is vooralsnog de enige in de straat die zo’n tuintje aanlegde en de reacties erop zijn vooral medelijdend tot zuur.

Er bestaat ook een prachtig idee om groenslingers te subsidiëren waarbij, ter zomerse verkoeling en vergroting van de zichtvreugde, klimplanten over de straat heen kunnen worden gespannen. Zou er een overbuur te vinden zijn die daartoe een gaatje in zijn rimpelloze gevel toelaat? Zouden auto’s onder dat extra groen wel een gegarandeerd maagdelijke aanblik blijven geven?

Belgen heten te zijn geboren met een baksteen in de maag, maar volgens mij werd hun toen ook een versnellingspook in de hand geduwd.

 

Allicht kijkt men wel eens terug op reële verledens die men zelf nooit heeft meegemaakt en dus wat mythisch aanvoelen. Maar toch, zeer lang hebben mensen bijvoorbeeld geleefd zonder riolering. Ik vraag me dan af wanneer het punt komt dat men hoofdschuddend terugkijkt op een periode waarin de auto zo’n allesbepalende rol speelde – gelegitimeerd door beleid en oprecht door burgers nagevoeld.

Als Nederlander vrees ik daarbij mijn handen niet in onschuld te kunnen wassen. Inzake politiek en sentiment koester ik een ideaalbeeld van de jaren zeventig toen de bromfietshelm verplicht werd en, vooral, toen Joop den Uyl de verbeelding aan de macht probeerde te krijgen en solidariteit tussen alle gemeenschapsleden te verwekken. Maar uitgerekend aan de zwakste groep had hij, conform de ideologie van het biefstuksocialisme, een auto beloofd.

Ik vermoed niet dat Den Uyl aldus automatisch tegen de fiets was. Noch tegen een fietshelm, al was het omdat zijn eigen hoofdsnit, met gulle middenscheiding, bij alle weertypen reeds geruïneerd mocht heten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten