Vandaag: Paul Claes
(Leuven, 1943). Hij schreef tot nog toe honderdzestig boeken en is onder meer
dichter, prozaïst, essayist en literatuurwetenschapper. Ook vertaalt Claes uit
het Grieks, Latijn, Frans, Duits en Engels. Onderstaande tekst is ontstaan door
Poetry International 2012, gewijd aan het
onvoltooide. Toen vroeg ik Claes om in tien minuten tijd Nederlandse
vertalingen te bespreken van een drieregelig Sappho-fragment. De
toespraak werd vervolgens gepubliceerd in het tijdschrift Filter. Nadien
stuitte Claes op meer vertalingen van het fragment. Op de valreep herinnerde
hij zich het bovendien zelf nog, als student in Leuven, te hebben vertaald. Zo’n
decennium na zijn toespraak heeft Claes zijn nieuwe bevindingen verwerkt in een
geactualiseerde versie.
Een asymptoot is een rechte die door een kromme benaderd wordt zonder daar
ooit mee samen te vallen. Die limiet lijkt een mooie metafoor voor het
vertalen. Hoe goed een vertaling ook is, het origineel blijft onbereikbaar.
Sappho is de onbereikbare
bij uitstek. Haar leven is onbekend, haar werk vrijwel verloren, haar poëzie
onvertaalbaar. Onbereikbaarheid is ook het thema van een van haar fragmenten.
In een bruiloftslied vergelijkt de dichteres een ongenaakbare bruid met een
onplukbare appel.
De Laatgriekse filosoof
Syrianus citeert het fragment in zijn commentaar op Hermogenes’ literaire
studie Peri ideoon, 1.1. In moderne tekstuitgaven
staat het bekend als fragment 93 (Bergk),
fragment 116 (Diehl) of fragment 105a (Voigt, Campbell):
OION TO GLUKUMALON EREUQETAI AKRWI
EP’ USDWI
AKRON EP’ AKROTATWI, LELAQONTO DE MALODROPHES
OU MAN EKLELAQONT’ ALL’ OUK EDUNANT’ EPIKESQAI
Deze drie verzen klonken in de tijd van Sappho ongeveer als volgt:
oion to glukumalon ereuthetai
akrooi ep’usdooi
akron ep’akrotatooi, lelathonto de
malodropèes
ou maan eklelathont’, all’ouk
edunant’ epikesthai.
Zelfs een ongeletterde Griek herkende de cadans van deze verzen: de homerische
hexameter. De versmaat bestaat uit zes voeten, die dactylen (lang kort kort) of
spondeeën (lang lang) konden zijn. We kunnen de verzen zo scanderen:
− − / − ˘ ˘
/ − ˘ ˘ / − ˘ ˘ / −
˘ ˘ / − −
− ˘ ˘ / − ˘ ˘ / −
˘ ˘ / − ˘ ˘ / − ˘ ˘ / − ˘
− − / − ˘
˘ / − −
/ − ˘ ˘ / − ˘ ˘ / − −
Beroemd is de Engelse berijming door de prerafaëliet Dante Gabriel
Rossetti:
Like the sweet-apple which reddens
On the utmost bough,
A-top of the topmost twig –
Which the pluckers forgot somehow,
Forgot it not, nay, but got it not,
For none could get it till now.
Dit ene fragment van Sappho is inmiddels al zo’n twintig keer in het
Nederlands vertaald. Elke versie is een greep naar het onbereikbare.
1
De allereerste vertaler van het fragment is Herman Gorter, de Tachtiger die
niet alleen dichter maar ook classicus was. Tussen 1910 en 1924 schreef hij Liedjes over de geest der muziek der nieuwe
menschheid (postuum gepubliceerd bij Van Dishoeck, Bussum 1930). Een van
die liedjes is deze navolging van Sappho:
Zooals één roode appel, in ’t
hoogste van den groenenden boomgaard
Bloost in de bladeren, hem vergaten
de appelplukkers! –
Neen, zij vergaten hem niet, zij
konden hem niet bereiken!
De weergave is nogal vrij. Een ‘glukumèlon’ (letterlijk ‘zoete appel’) is geen ‘roode appel’, bij Sappho is er geen sprake van een ‘groenende boomgaard’ en ‘bladeren’.
Wellicht bevredigde de versie Gorter niet, want zijn eveneens postuum verschenen studie De groote dichters (Amsterdam: Querido 1935) biedt een prozaweergave:
Zooals de zoete appel rood wordt
aan het uiterste takje, hoog aan het hoogste, hem vergaten de appelplukkers –
neen, ze vergaten hem niet, ze konden hem niet bereiken.
Gorter zet ten onrechte een punt achter de uitgewerkte vergelijking naar homerisch
model. We kunnen de ontbrekende hoofdzin aanvullen dankzij een opmerking van
Himerios (Redevoeringen 9.16), die
zegt dat Sappho een bruid met een appel vergelijkt. Bijvoorbeeld aldus: ‘zo is
ook de bruid die door vele mannen werd begeerd alvorens de laatste haar kon
grijpen.’
Gorters proza volgt de
oorspronkelijke maat min of meer. Zo is ‘neen, ze vergaten hem niet, ze konden
hem niet bereiken’ een zuivere hexameter. De stroeve inversie ‘hem vergaten de
appelplukkers’ is zo te verklaren. Sappho herhaalt driemaal een vorm van
‘akros’, Gorter vertaalt voor het metrum afwisselend als ‘uiterste’, ‘hoog’ en
‘hoogste’. De vertaler benadert zijn model, maar bereikt het net niet.
2
P. C. Boutens was net als Gorter dichter en classicus. Hij vertaalde het fragment van de
Lesbische dichteres onder de titel Oden
en fragmenten van Sapfo (Maastricht: Stols 1928). Maar een vertaling van
ons fragment stond al eerder in een bloemlezing van W.E.J. Kuyper, Grieksche lyriek (1923).
Appel
Zooals ’n volrijpe appel aan ’t
uiteind roodt van zijn takje
Hoog in den top van den boom, dien
de appelenplukkers vergaten –
Neen, zij vergaten hem niet, zij
vermochten hem niet te bereiken....
Boutens kiest een weinigzeggende titel en geeft met
een beletselteken aan dat het fragment onvolledig is. Hij volgt de
oorspronkelijke versmaat angstvallig na. Zo geeft hij ‘glukumalon’ weer als ‘volrijpe
appel’, omdat de eind-e door elisie voor de volgende klinker wegvalt. Ook de afkappingen
‘’n’ en ‘’t’ evenals de vreemde vorm ‘appelenplukkers’ staan er alleen maar
voor het metrum. Boutens vermijdt een inversie door de relatiefzin ‘dien de
appelenplukkers vergaten’, maar het betrekkelijk voornaamwoord ‘dien’ lijkt nu
te verwijzen naar ‘boom’ in plaats van naar ‘appel’.
De Vlaamse auteur Marnix Gijsen (pseudoniem van Jan-Albert Goris) neemt dit fragment zonder
bronvermelding over in zijn reisboek Odysseus
achterna (1930). Hij laat de titel weg en brengt drie kleine retouches aan:
‘een’ in plaats van ‘n’, ‘uiterste’ in plaats van ‘uiteind’ (twee
verbeteringen) en een emfatisch ‘Néén’ in plaats van ‘Neen’.
3
De graecus W.J.M. Koster, later hoogleraar en rector in Groningen, vertaalde
in zijn artikel ‘Leopold en de klassieken’ (Hermeneus,
4e jaargang, aflevering 6, 1932, p. 83-87, zie p. 84) het fragment
in proza:
zooals de zoete-appel een blos
krijgt aan het uiteinde van een twijg, heel aan het uiteinde, en de
appelplukkers vergaten hem dan ook; maar neen, zij vergaten hem niet, doch zij
konden hem niet bereiken –
Koster geeft het tegenstellende ‘de’ in het tweede vers ietwat onhandig weer
als ‘en… dan ook’, wellicht om de herhaling van ‘maar’ in het derde vers te
vermijden.
4
W.E.J. Kuiper, hoogleraar aan de universiteit van Amsterdam, bracht onder
meer fragmenten van Griekse lyrici bij elkaar in Griekse varia (Haarlem: Spaarnestad 1956).
Zo als een zomerzoet’ appel bloost
aan den top van zijn takje,
Toplings aan d’uitersten top, vergeten
met al door de plukkers–
Och welnee, niet vergeten op ’t
eind, maar niet te bereiken!
Net als Boutens probeert Kuiper het metrum krampachtig na te bootsen.
Vandaar de elisies ‘zomerzoet’ appel’ en ‘d’uitersten’ evenals de vulsels ‘met
al’ en ‘op ’t eind’. Eigenlijk past ‘zomerzoet’ niet in de versmaat: het woord
is geen dactylus (lang kort kort), maar een creticus (lang kort lang). Het
verzinsel ‘Toplings’ naast het dubbele ‘top’ is een poging om het drievoudige
‘akros’ weer te geven.
5
J.D. Meerwaldt publiceerde ‘Gedichten en fragmenten van Sappho’ in het
tijdschrift Centaur, 1, 1945-1946; p.
614-664. Die studie werd herdrukt in Vormaspecten
(’s-Gravenhage: A.A.M. Stols 1958).
De hooggeleerde classicus,
die de Latijnse tekst verzon voor het monument op de Dam in Amsterdam, volgt
het homerische metrum van het fragment meticuleus na. De titel ‘De
onbereikbare’ geeft de pointe voorbarig weg.
De onbereikbare
Zo als een appel zoet bloos-kleurt
aan het eind van zijn takje,
Uiter aan uiterste tak en van
plukkeren al er vergeten –
Neen, neen, niet er vergeten, maar
hoger hij hing dan zij reikten...
Deze poëtasterij klinkt nu ridicuul: ‘bloos-kleurt’, ‘Uiter’, ‘plukkeren’. Pijnlijke inversies zijn: ‘niet er vergeten’ en ‘hoger hij hing’. Net als Kuiper verdient Meerwaldt een onvoldoende.
6
De classicus annex schaakjournalist Evert Straat won de Martinus
Nijhoffprijs voor zijn vertalingen van Shakespeare en Euripides. Hij vertaalde
het Sapphofragment voor het boek van Charles Seltman, Vrouwen in de oudheid (Amsterdam: P.N. van Kampen 1960).
Net als een appel, een zoete, die
bloost aan het eind van een tak,
heel aan het uiterste puntje, door
d’appelenplukkers vergeten –
of helemaal niet vergeten: ze
konden er enkel niet bij.
Straat gaat voor zuiver dactylische hexameters. Vandaar de bijstelling ‘een
appel, een zoete’ en de vreemde vorm ‘appelenplukkers’ (die al bij Boutens
stond). Merkwaardigerwijs ontbreekt aan het eind van het eerste en het laatste
vers een lettergreep. De vertaler komt met zijn huppelend walsje niet in de
nabijheid van de sublieme dichteres.
7
In het efemere Leuvense studentenblad mozaïek
(tweede jaargang, 1, 1965) publiceerde ikzelf ‘Sappho van Lesbos’, waarin ik de
dichteres voorstelde aan de hand van haar belangrijkste fragmenten. Het
appelgedicht presenteerde ik zo:
Dat een meisje pas laat in de echt
getreden is, weet zij in een flatteuze en spirituele vergelijking aan te duiden
waar ze zegt dat de bruid was:
als een zoete appel die te blozen
hangt in ’t hoogst der twijgen
boven op een twijgje waar de
appelplukkers haar vergaten,
neen, haar niet vergaten, maar haar niet te pakken konden
krijgen.
De verzen bestaan telkens uit acht trocheeën, het laatste vers rijmt met
het eerste. Strikt genomen kan het drievoudige ‘haar’ niet naar de appel
verwijzen (de inleidende zin vangt die anomalie op).
8
De dichter Bertus Aafjes is de eerste vertaler die kiest voor vrije verzen.
We vinden zijn versie in de bundel reisverhalen Capriccio italiano & Goden en eilanden (Amsterdam: Meulenhoff
1969).
Als een appel die rijpt, aan een
twijg,
Aan de uiterste twijg van een boom,
Hij is door de plukkers vergeten –
Neen zij vergaten hem niet,
Zij konden hem niet bereiken...
Dat is geen onaardige weergave, maar de dichter vergeet zelf drie details:
het zoete van de appel, zijn rode kleur en de top van de twijg.
9
Jan Sissau was net als Guido Gezelle een West-Vlaamse priesterleraar. Hij
publiceerde een Bloemlezing uit de
Griekse lyriek (in: Studiën en
Berichten, 1971).
Onbereikbaar
Zoals een appel zoet
en rijp met roze blos
heel hoog aan twijgetop
en ’t diepst van ’t bladerdak
nog ’t pluk-gebaar verbeidt,
nu plukkers bij de pluk
juist die vergaten – neen
vergeten werd die niet:
zij rekten rug en arm,
maar raakten er niet bij...
De hexameters zijn jambische drievoeters geworden. Opnieuw geeft de titel
de pointe weg. Sissau zondigt door gezelliaanse overdaad: ‘rijp met roze blos’,
‘’t diepst van ’t bladerdak’, ‘pluk-gebaar’, ‘plukkers bij de pluk’, ‘rekten
rug en arm’. De woordenpraal onttrekt Sappho’s appel aan het gezicht.
10
In de schoolbloemlezing Teksten uit
de oudheid (Lier: Van In, 1973, 1980², p. 53) vertaalde Hendrik Verbruggen:
MUURBLOEMPJE
Zoals een volrijpe appel
die bloeiend aan een takje hangen
bleef
toen de appelpluk was gedaan,
zo vergaten zij haar.
Vergaten de plukkers haar?
Neen, zij konden er niet aan.
De titel klinkt weinig vleiend. De zoals-constructie wordt hier aangevuld
met ‘zo…’ Het adjectief ‘volrijpe’ (een ontlening aan Boutens) staat in
tegenstelling met ‘bloeiend’. Een vlamisme is het slotwoord ‘aan’ (in plaats
van ‘bij’).
11
H.H. ter Balkt, alias Habakuk II de
Balker, is onderwijzer en dichter, net als Sappho zelf. In de vroege bundel Ikonen (Amsterdam: De Bezige Bij 1974) citeert hij haar:
‘... zoals de honingappel’ (Sappho)
‘...
zoals de
honingappel roodkleurt aan de bovenste tak,
bovenin, aan
de bovenste boomtak; de appelplukkers vergaten –
nee, zij
vergaten hem niet, zij konden niet bij hem komen’
Het derde vers is een hexameter, de eerste twee verzen
hebben een voet te veel. Mooi is de drieslag ‘bovenste’, ‘bovenin’ en
‘bovenste’. Maar wat is een ‘honingappel’? Zoals veel voorgangers verwijst Ter
Balkt naar de appel met ‘hem’, wat de vergelijking met een meisje bemoeilijkt.
12
De Vlaamse classicus Marcel Smets vertaalde in het klassieke tijdschrift Kleio (1976, 1) het fragment aldus:
zoals een zoete appel rood wordt
boven op het einde van een tak,
de hoogste op de hoogste,
de plukkers hadden hem vergeten
of beter, niet vergeten, ze konden
er niet bij...
Een verdienstelijke poging, maar ‘de hoogste op de hoogste’ is onduidelijk
en ‘of beter’ klinkt prozaïsch.
13
Jan Kal is een sonnettenmaniak, die nu en dan
klassiek materiaal verwerkt, zoals in het gedicht ‘Appels’ uit zijn bekende
bundel Fietsen op de Mont Ventoux
(Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar 1979).
Zoals éen zoete appel in het
hoogst,
het allerhoogst, bloost in de
bladeren,
want hem vergaten plukkers van de
oogst,
maar nee, vergeten hebben ze hem
niet,
ze konden hem gewoon niet naderen
[...]
Metrum en rijm nopen Kal in dit sonnet tot een al te vrije weergave met
twee inversies (‘hem vergaten’ en ‘vergeten hebben ze hem niet’) en drie
stoplappen (‘in de bladeren’, ‘van de oogst’ en ‘gewoon’).
14
De Vlaamse classicus Eddy de Laet vertaalde Griekse lyriek van Archilochus tot Pindarus (Antwerpen/Amsterdam:
Standaard Uitgeverij 1978).
What’s in a picture!
Zoals aan de blozende appel die
rijpt hoog in de kruin
op de allerhoogste tak, de plukkers
voorbijgaan
– nee, ze hebben hem niet vergeten,
maar ze konden er niet bij – ...
De Engelse titel ‘What’s in a picture!’, een allusie op ‘What’s in a
name?’, is melig. De vertaler mist het beeld en de pointe door de plukkers aan
de appel te laten ‘voorbijgaan’ en door ‘vergeten’ niet te herhalen.
15
In 1985 publiceerden Aart R.P. Wildeboer en Pierre J. Suasso de Lima de
Prado een vertaling op basis van verouderde tekstuitgaven: Sappho van Lesbos (Baarn: In den Toren 1985).
Voor een vergeten meisje
Zoals een zoete appel
rijpend aan de hoogste tak
niet vergeten door de plukkers
maar buiten hun bereik
De titel ‘Voor een vergeten meisje’ toont aan dat de vertalers het fragment
niet begrijpen: de bruid is helemaal niet vergeten, maar onbereikbaar voor haar
onwaardige aanbidders. De rest is al even slordig weergegeven.
16
De populaire dichter Willem Wilmink heeft veel traditioneel materiaal
herdicht. Hij kiest voor vrije verzen in Waar
het hart vol van is (Weesp: Van Holkema & Warendorf 1985).
Zoals de appel rood wordt, hoog in
de boom,
hoog aan de hoogste tak. Maar de
plukkers vergaten,
nee, vergaten hem niet. Hij hing te
hoog voor hen.
Wilmink herhaalt één keer te veel ‘hoog’: hoog, hoog, hoogste, hoog. De
opsplitsing in drie aparte zinnen maakt de homerische vergelijking kortademig. De
verwijzing met ‘hem’ en ‘Hij’ bemoeilijkt het begrip van de situatie.
17
In 1985 publiceerde ik de Sapphovertaling Liederen van Lesbos (Leuven: Kritak 1985), waarin
dit fragment natuurlijk niet ontbrak. De versie verscheen lichtjes
geretoucheerd in De gouden lier
(Amsterdam: Athenaeum 2005).
De bruid
Zoals de zoete appel
bloost
aan het eind van een tak,
hoog in de hoogste twijgen
vergeten
door de plukkers,
neen, niet vergeten
maar
niet te bereiken...
De titel verduidelijkt voor de lezer dat het om een bruiloftsgedicht gaat. Ik
gebruik vrije verzen en verlevendig die met enjambementen. De
participiumconstructie ‘vergeten’ vermijdt de verwijzing naar de appel met
‘hem’ of ‘haar’.
18
De Vlaamse classicus Johan Boonen vertaalt graag
ultrakort. In Ter memorie. Oudheid
dichten en vertalen (Leuven: Garant 1997) condenseert hij de twintig
woorden van het origineel tot dertien woorden.
de appel –
hoog aan de hoogste tak – de plukkers konden er niet bij
Eigenlijk is deze regel een haiku van zeventien lettergrepen,
zoals duidelijk wordt wanneer we hem in drie verzen splitsen:
de appel – hoog aan
de hoogste tak – de plukkers
konden
er niet bij
Door zijn woeste snoeiwerk verliest
Boonen de pointe uit het oog: het niet-vergeten.
19
De historica Mieke de Vos bracht een nieuwe volledige
vertaling: Sapfo. Gedichten
(Amsterdam: Athenaeum 1999). Die is heruitgegeven in de Perpetuareeks.
Zoals de
zoete appel rood kleurt aan het eind van een tak,
hoog in de
hoogste takken, vergeten door de appelplukkers,
nee, ze
vergaten hem niet, ze konden hem niet bereiken...
De eerste twee verzen lijken sterk op mijn versie:
‘bloost’ wordt ‘rood kleurt’, ‘twijgen’ worden ‘takken’. Het derde vers
doorbreekt het parallellisme met een onhandige anakoloet: in plaats van ‘nee,
niet vergeten’ staat er nu ‘nee, ze vergaten hem niet’.
20
De Vlaamse priester-dichter Anton
van Wilderode vertaalde voor zijn plezier een aantal fragmenten, die na zijn
dood werden verzameld in Sappho
(Leuven: P 2002).
Zoals een
suikerappeltje roodt op het uiterste takje
hoog op het
allerhoogste, – ach, door de plukkers vergeten;
vergeten,
welnee, – maar voor hun greep onbereikbaar!
De eerste twee verzen zijn hexameters, het derde vers
niet. De verkleinwoordjes ‘suikerappeltje’ (overigens een vondst) en ‘takje’
steken af tegen de plechtstatige pointe: ‘voor hun greep onbereikbaar’.
Coda
Op elk van
deze twintig versies valt wel wat af te dingen. Ook in mijn eigen versie
ontdekte ik een fout. Zoals de meeste vertalers gaf ik ‘glukumalon’ weer als
‘zoete appel’. Die letterlijke weergave is botanisch fout, zoals blijkt uit het
Greek-English Lexicon (1996) van
Liddell & Scott. Sappho doelde met ‘glukumalon’ op een ‘melimèlon’, een
zomerappel of sint-jansappel: een vroege appel die in de zomer al zoet en rijp
is.
Zelfs de
classicus-dichter J.H. Leopold, die in zijn
gedicht ‘Oinou hena stalagmon’ zinspeelt op dit fragment, maakte van
‘Sappho’s laatste appel’ een herfstappel. Ten onrechte, want de dichteres wilde
de bruid natuurlijk niet voorstellen als een oude vrijster, maar als een rijp
meisje. Van alle vertalers schijnt alleen de geleerde Kuiper dat met zijn
‘zomerzoet’ appel’ begrepen te hebben.
Het
spijt me nu ook dat ik Sappho’s homerische vergelijking niet in klassieke
hexameters heb vertaald. Mijn nieuwe metrische vertaling is een ultieme poging
om Sappho’s asymptoot te bereiken.
De bruid
Zoals de zomerappel hoog op een tak hangt te blozen,
hoog op de hoogste top door de appelplukkers vergeten,
nee, niet vergeten, maar onmogelijk om te bereiken...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten