woensdag 14 september 2022

Alleen voor quizzers


 

 

Het meeste in Rachel Carsons boek De zee (een wel erg economische titelvertaling van The Sea Around Us) gaat, vrees ik als stadsjochie, langs mij heen. Toch heb ik inhaalkennis opgedaan. Het woord plankton komt van πλαγκτός, wat in het Grieks letterlijk ‘dolend’, ‘losgeslagen’ betekent. Voor mij een schitterende verheldering: plankton zit diep weggestopt voor het oog, heeft geen echte autonomie, stroomt mee – én staat aan de basis van onze voedselketen.

Arbeid aan een encyclopedie heeft me bevestigd in de intuïtie dat we vooral kijken naar het dichtbij, wat is gaan inhouden: het vaakst gereproduceerde. Vanuit het perspectief van de val bleek het voor de mensheid inderdaad aanlokkelijk hoog boven laag te stellen. Dat bracht me terug bij Metaphors We Live By, de studie waarin Lakoff & Johnson aantoonden dat onze waarden geen zelfstandig leven leiden buiten de taal.

‘Hoog’ hangt bij hen samen met ‘boven’ en ‘meer’ en ‘goed’, met een op expansie gebaseerde toekomst: ‘minder’ en ‘kleiner’ en ‘slechter’ wordt automatisch het lot van wie ‘laag’ vertoeft.

Daar sta je dan, als plankton zijnde! Maar evengoed als leerling in een onderwijs dat A- en B-categorieën hanteert. Daarbij is de eerste letter van het alfabet gereserveerd voor ‘hoger’ onderwijs dat ooit universitair hoopt te worden. Maar ja, ook de grootste geleerden moeten naar de wc en zullen het op prijs stellen hun droppings te kunnen wegspoelen. Dankzij de ‘lage’ loodgieter.

Ik vond het dan ook geweldig dat dichteres-docente Ruth Lasters samen met leerlingen een gedicht schreef waarin die schandalige tweedeling bestreden werd. (Onlangs is over die tekst gemeningd, weer eens uit een censuur-frame, omdat de lokale schepen, van de Vlaams-nationalistische N-VA, er geen stadsgedicht van wilde maken. Dat gekibbel speelde zich allerminst op planktondiepte af, en door de kwantiteit werden de dienstdoende stad en de landelijke media hopeloos provinciaal.)

Achteraf stuitte ik via via de basistekst, die Lasters had rondgestuurd:

 

Losgeld

 

Olie-, oliedomme staat

die leerlingen vanaf twaalf jaar

nog altijd letterlijk met ‘A’ labelt of ‘B’. Welkom in het middelbaar!

Aan Vlaanderen een vraag: wanneer ligt de maatschappij volledig plat?

Is dat wanneer ___________________________________________ ?

Of als _________________________________________________?

Ah, inderdaad! Het land ligt op zijn gat als ______________________ ___________________________________________________ ___________________________________________________ .

En wie is nu het slimst, iemand die weet

waar de Aconcagua ligt (vraag uit De slimste mens ter wereld)

of wie ___________________________________________ _______________________________________________ ?

Iemand die weet ______________________________________ __________________________________________________ ?

Wij moesten maar eens over A- en B-ministers praten. Dan zouden ze misschien

verstaan hoe het aanvoelt. Alsof wij tweede keus zijn, alsof een stiel leren

slechts een plan B kan zijn

voor als de A-richting iemand niet ligt, niet gaat.

Straks vraagt gij, Vlaanderen, nog losgeld voor het woord ‘intelligent’

dat gij al eeuwenlang gegijzeld houdt, alleen voor quizzers reserveert,

voor dokters, _____________________________________________ .

Terwijl wij, ___________________________________________________

Kunt gij dat, Vlaanderen? En weet gij alles, zoals wij, _____________ ,

over _________________________________________________________ ____________________________________________________________ __________________________________________________________ ?

Zolang gij, Vlaanderen, niet ook de vakman slim noemt

in kranten, spelprogramma’s en journaals,

zijt gij de A’s in uw naam VlAAnderen niet waard.

 

Waar ligt die Aconcagua? Volgens mijn liever anoniem blijvende collega-in-encyclopediezaken nogal ver boven zeeniveau, een omgekeerde trog dus.

Lasters’ punt van ‘wij’ versus ‘gij’ is duidelijk en kwam in de definitieve, ingevulde versie uitstekend naar voren. Ik vraag me wel af of die als samenwerking kon gelden, waarin plankton ook eens eet in plaats van gegeten te worden. Hoe terecht het mocht zijn dat de namen werden vermeld van de leerlingen Kelvin Kamau, Miguel Angel, Charlotte Sibaers, Amber Serresen, Nyano Van Mechelen en Inne Michiels, ze dreven hier volgens mij toch echt mee op de stroom van de juf!

De planktonstatus binnen literatuur zag ik eveneens bevestigd door een verbijsterend zinnetje. Het stond in een receptiegeschiedenis van Manon Uphoffs oeuvre dat met een erkenningstekort zou kampen. Uiteraard was een grote rol weggelegd voor de roman Vallen is als vliegen dat slechts shortlisten haalde, ondanks superrecensies alom. In haar overzicht voert literatuurwetenschapster Lenny Vos echter bijna alleen lyrische medewerkers van De Groene Amsterdammer op.

Een belangrijk blad, zeker, maar toch, dat zinnetje, van adjunct-hoofdredacteur Joost de Vries over Uphoff: ‘Iedereen die ik kende las haar roman Vallen is als vliegen en iedereen was er evenzeer van weggeblazen.’ Wellicht ben ik bevooroordeeld omdat hij eerder demonstreerde met ‘iedereen’ de eigen bubbel te bedoelen, maar De Vries’ bewering kan nergens anders worden gedaan dan aan de oppervlakte van het water, boven aan de voedselketen.

In zekere zin degradeert hij er de schrijfster mee als iemand die de goede verticale beweging maakt, want in zijn richting. Maar andere oordelen over haar boek, van jury’s bijvoorbeeld die het niet bekroonden met de nummer-één-positie? Nee, da’s planktonniveau, door blijkbaar eenmalig niet mee te stromen.

Vos gaat in haar receptieoverzicht verder. Ze ontwaart ‘interessante gendermechanismen’ en leidt het waarderingsgehalte voor Uphoff weg van het werk en terug naar de beschouwers. Dat zou anders moeten volgens Vos, en volgens de schrijfster ook. Daarom besluit het overzicht met het vrouwencollectief FixDit dat pleit voor ‘meer diversiteit’. Zoiets klinkt bij plankton als muziek in de oren, zolang de ene onderlaag maar niet wordt ingeruild voor de andere.

Helaas stemmen uitlatingen van het collectief me niet gerust. De leuze FixDit doet me zelfs denken aan een bijna-naamgenoot, Mark. Vanachter heet hij Rutte en hij pakt problemen voortvarend aan, aan het wateroppervlak. ‘Los het op!’, roept hij bij zijn roer. Een krasser voorbeeld van uniformerend neoliberalisme zou ik niet direct weten.

Betrek het dan op jezelf, jongen.

Ooit waagde ik het een leesverslag te geven van Vallen is als vliegen. Ik had me een vlotbewoner op een oceaan gewaand. Naast ontzag gulpte onbegrip over stijlecho’s en over de boekredactie uit mij. Begrijp ik nu dat ik dit alleen heb beweerd omdat ik een witte enz. man ben? Een paternalist dus, net na dankzij Ruth Lasters maternalisme te hebben ontdekt?

Dan maar dolend en losgeslagen. In de staalkaart Zwart. Moderne literatuur uit de Afrikaanse diaspora schreef Carolina Maciel de França: ‘Als je de bodem voelt, weet je dat je niet verder kunt zinken. En dat je je tegen iets kunt afzetten om jezelf weer omhoog te duwen.’ Weer! 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten