Ja spuitgasten,
mijn ogen worden steeds slechter. Toch las ik op het
Jumbo-supermarktreclamebord van veraf echt Halal
en niet Hallo! Eenmaal in
Engeland ontwaarde ik redding voor de
gourmande en mij, die onwaarschijnlijk moesten piesen. Maar bij
benadering bleek het opschrift: TO LET.
*
We beginnen net
en zijn met recht onderweg, maar hoe ontzettend vriendelijk zijn die
West-Noord-Brabanders tegen ons, sukkels die op spierkracht door de hitte
rijden. Omdat we jong én oud zijn? Of wit? Ik herinner me beelden van woedende burgers tegen een asielcentrum in
Steenbergen, niet dat een
nabijgelegen gemeente Stampersgat heette.
*
Het keihard
werkende personeel op de boot naar Harwich oogt zonder uitzondering
Oost-Aziatisch, behalve de mensen aan de balie die hyperbleek staan van de
representatie.
*
Aan het van hitte
blinkende kiezelstrand zit een opa in een smetteloos wit pak, met platte hoed.
Hij houdt twee ijsjes vast, en zijn linkerhand begint roomkleurig te bloeden. Zijn
vrouw blijkt een kleinzoon naar het toilet te hebben geholpen en duwt diens wagen
terug richting zon. Als ik ’s avonds aan het taalkundig genie dit gebeurtenisje memoreer, zegt ze dat het pak
van de opa crèmekleurig was.
*
Als ik iets ‘toxisch’
moet noemen, zijn het mensen die hun smartphone in de hand dragen.
*
Mijn e-reader
werkt ineens niet meer! Wat nu? Een dikke maand zonder lezen? Ik snap al niets
van interviewvragen naar boeken op het nachtkastje – daar ligt bij mij leegte,
na een dag letterslurpen. De gourmande heeft medelijden en zegt dat ik haar
e-reader mag. Daar tref ik kinderboeken en historische werken die me naar mijn allerbekwaamste
inzichten geschikt voor haar leeftijd hadden geleken. Maar wat een taaie en
saaie tekst, Een zwerver verliefd.
Gelukkig kunnen
we mijn apparaat repareren.
*
Overal toerist
zijnde let ik thuis waarschijnlijk onvoldoende op. Getatoeëerde vrouwen hebben
hier vaak iets op hun voeten, misschien de handtekening van de artiest. Maar ze
zien die vaak niet omdat ze toch wel erg dik zijn – benen strekken is de enige
oplossing (ik hoorde eens over een Duits café waar mannen bij de urinoirs via
spiegeltjes toch hun schwanz konden inspecteren).
*
Komt het door beelden van de vermaledijde
Jimmy Savile die zijn pre-Thatcheriaanse charity kracht bijzette op kleurige wielrenfietsen, dat ik oprecht
verbaasd ben amper tweewielers te zien, helemaal buiten steden? En in steden
had ik meer Bromptons verwacht.
Natuurlijk, het
landschap is grillig en zonder ritme dat een lichaam kan doen laten wennen. Achter
elke hoek kan een very steep helling
beginnen (met de fiets in de hand geeft de teller nog 0 mph) om na een paar honderd meter net zo makkelijk te stoppen.
De meeste tijd
fietsen we sowieso zonder context, in een soort kokers, tussen hagen en muren –
het is niet makkelijk zicht te krijgen op Engelse landschappen. Toch geloven we
niet goed dat Oekraïne exclusief de graanschuur van de wereld is.
Tegemoet komen
ons wielrenners die, al dan niet in groep, steevast enthousiast groeten, stuk
voor stuk. Als we stilstaan vragen voorbijgangers of we really geen elektrische
ondersteuning hebben.
Natuurlijk
bevestigt de uitzondering, in de gedaante van jochies die net hun rijbewijs
gehaald hebben, de regel: hoe hoffelijk betonen zich Engelse automobilisten,
die bijna geruisloos achter ons blijven hangen of boven op een heuvel stoppen
als we in aantocht zijn en zo bij de klim een beetje verkrampen.
*
Bij de tent lees ik
eerst Massih Hutaks Jij hebt ons niet ontdekt
en daarna Een klein land met verre
uithoeken. Ongelijke kansen in veranderend Nederland van Floor Milikowski.
Hun verhalen vertonen minstens één raakvlak: het verschil tussen een
kosmopolitische en een dorpse sfeer die elkaar maar niet willen ontmoeten. Het
toont zich al in winkels, zoals we in
Frankrijk beleefden.
Ketensupermarkten
zijn extreem lang open, van 6 tot 23 uur, ook op zondag. Ja, Thatcher wist
indertijd hoe de macht van vakbonden te breken. Evenmin kinderachtige
openingstijden kennen de kleinere
COOPs, gedreven door donkere mensen. Ik liet er een oude, getatoeëerde
vrouw voorgaan die alleen maar twee pakjes sigaretten wilde afrekenen. Ze
kostten 28 euro en zij betaalde met haar creditcard.
*
Telkens hoor ik
dat de gourmande ‘bureau’ tegen me zegt, maar het blijkt ‘bro’ te zijn. Wel
versta ik haar herhaalde mening goed dat de beste campings geen douches hebben.
*
Midden juli:
traditiegetrouw kamperen we op lichtgele velden tussen herfstbladen. Op een
prachtige ecocamping is het gemaaide gras gebarsten, hard als steen, met gaten
en al (de campinghouder verzorgt dagelijks de zelfcomposterende toiletten en
rijdt, o eeuwig lonkende diagnose
van de hypocriet, met een bestelwagen).
*
De boer op wiens
landgoed we verloren zijn gereden en die het achter hoog gras verscholen paadje
toont dat ons op de route zal brengen, roept bij onze antwoorden op wat we in
Engeland doen: ‘Bly me’ (Hodges in Dad’s Army). Nee, zo moet dat blijkbaar
gespeld: Blimey.
*
Nu sneeft de
e-reader van het taalkundig genie. Ik beloof haar een papieren versie van het boek dat ze, wonderbaarlijk als
vijftienjarige, aan het lezen is in de oorspronkelijke taal, Emma. Op Oxfordse Broad Street heeft de
firma Blackwell’s er zeven verschillende edities van op voorraad. Dan dalen we
naar de kelder en staan paf – lijkt wel een bibliotheek! Ik loop blind op een
kast af en zie daar allerlei delen van Multatuli’s Volledige Werken… Het blijken dummy’s, aanbevolen om er dagboek in
te houden. Zelf millennial
worden?
*
Het lijkt wel of
iedereen een hond heeft. Op het tentenveld worden we bezocht door camper- en
caravanbezitters die er hun edele viervoeter uitlaten. Keurig aan de randen,
natuurlijk, waar niet-geautoriseerde kampeerders slapen, zitten en koken.
We zagen
advertenties voor hondenijs. Een gastronomisch restaurant vlak bij Canterbury berichtte expliciet
dat honden welkom waren (anders dan wij, bezweet en in een lichtgewicht kloffie).
Op de toog stond een glazen pot met brokken.
*
Bij Salisbury een driehoekig verkeersbord van twee gebogen mensen met wandelstok. Onderschrift: Elderly People. Verderop, naast de prachtkathedraal omgord door groene ruimte, de rode telefooncel die ik zo vaak in televisieseries zag. Nu staat er werktuiglijk een puber in, die door zijn ouders wordt gemaand te doen alsof hij belt, met de hoorn in zijn hand en een heel raar snoer. Ze fotograferen hem. ‘Zo ging dat, vroeger’.
*
Van Jamie Oliver,
die kinderen op school
gezonde maaltijden wilde bezorgen, zagen we gesloten filialen (elders
stickers ‘Eat Better / Eat British’). We fietsten door het Zuiden, dat het
welvarendste deel zou zijn van de voorheen oppermachtige natie waar
de zon maar niet onderging.
Op een lage ferry
over de Thames treffen we drie generaties van een gezin dat is opgetrokken uit
roze en geel. De jonge moeder heeft vier kinderen; twee eten hun chips
zelfstandig, de twee baby’s krijgen ze in hun mond gepropt van respectievelijk
moeder en oma op wier schoot ze het tochtje beleven. Als de moeder plots
opstaat, knalt de kop van haar baby tegen het plafond. De grootmoeder schatert
het uit.
Dat ik even
gulzig als afgeschermd naar hen kijk, daar valt in wezen iets pijnlijks over te
lezen bij Massih Hutak. Als hij namelijk vertelt over ironisch bedoelde,
‘vooringenomenheid’ pretenderende te bekritiseren kunstenaarsprojecten in
Amsterdam-Noord, waar je in golfkarretjes op ‘wijksafari’ kon om nog niet door
de gentrificatie verdreven bewoners in hun ‘natuurlijke habitat’ te observeren
(en Milikowski onthult het bestaan van een ‘pauperarrangement’ in
Veenhuizen).
*
De
rolkofferisering van de maatschappij. Al zat er in de onderwielde bakken die
mannen ’s morgens naar het sanitaire blok reden vermoedelijk gewoon kak,
aangelengd met pies.
In een buitenwijk
van Milton Keynes zagen we vermoedelijk een rijdende robot, een doos op wielen,
die maaltijden aan huis bezorgt. Bij de behoeftigen, uiteraard, die nergens
tijd voor hebben. Milikowski herinnert aan een helaas cruciaal geworden
commissie uit het begin van de jaren tachtig waardoor het kabinet-Van Agt zich
liet adviseren. Ze
stond onder leiding van oud-Shell-president Gerrit Wagner en had als motto:
‘Don’t back the losers but pick the winners’
*
In en rond Oxford
bushaltes met de glaszijde naar de straat. Daar zit vast een heel slimme
gedachte achter.
Het roemruchte Ashmolean Museum brengt onze meisjes tot
razernij. We hebben netjes ons gerief opgeborgen in lockers, maar als we ze
openen worden onze munten ingeslikt. In een museum dat, ondanks alle luid
schreeuwende plexiglas spaarpotten, naar goede Engelse gewoonte gratis is! Aan
de zijkant van de lockers staat een tekstje waarin de gebruikers worden bedankt
voor hun spontane gift.
Zo zie je: altijd
de kleine lettertjes lezen?
*
Op de camping kon
de wegkapitein haar smartphone opladen, unfortunately niet gratis maar voor 3 pond. Mooi woord, ‘unfortunately’,
minder vrijblijvend dan het Vlaamse ‘spijtig genoeg’ en helemaal dan ‘helaas’.
*
Als fietsers
kunnen we aan het eind van een lange dag altijd wel terecht, zelfs als een
camping al vol is – één tentje neemt amper ruimte in en door onze zonnepanelen
hebben we amper stroom nodig. Maar het meisje achter de balie is onverbiddelijk
en noemt zichzelf overbooked. Ze weet
bij god niet of er andere campings in de buurt zijn.
Dankzij haar
smartphone ontdekt de wegkapitein dat er op 21 kilometer iets pop-upperigs is,
zonder douche. We besluiten een hotel te zoeken, en er blijkt een aanbieding op
anderhalve kilometer!
Wanneer het
meisje haar kantoor verlaat, schrikt ze dat wij er nog staan. Ze vraagt
ongemakkelijk of we al iets gevonden hebben. Nee, zeggen we stug liegend.
Ooooo, antwoordt ze. Maar we zwijgen en plengen niet de katholieke reflex
‘Bedankt voor je hulp’.
*
Ooit moet een
firma een geweldige deal hebben gesloten met de toen nog bestaande overheid:
links en rechts aan elk begin en eind een bordje met de straatnaam. Gedrukt
alsof het handgeschilderd is.
Overal daartussen
zwerfvuil. Afval wordt ook maar rudimentair gescheiden: herbruikbaar of niet.
Op een
asfaltweggetje troffen we een complete huisraad in twee delen, half verbrand.
Er stond een oranje pylon bij met het opschrift ROAD BLOCKED.
*
Bij de prachtige
gratis toegankelijke galerie van Hauser
& Wirth in Somerset, waar we het oeuvre van Henri Moore bewonderen, hoort
een verkoopzaal van groenten en fruit en vlees van eigen makelij. De prijzen
overstijgen ons toch niet beperkte budget. In de hoek staat een miniflesje
Knorr Aromat, voor 4,50 pond. Omdat die Hollandse troep zichzelf afficheert als
smaakverfijner?
*
Een fenomeen: de
Tesco. Deze supermarktketen, in de formaten Extra en Express, inclusief
apotheek en postpunt, heeft producten met Aldi-prices
(bespaart je een ritje naar die concurrent die wij, anders dan de Lidl, amper
hebben gezien), verklaart zich te bekommeren om community’s, verzamelt met
Leger des Heils oude kleding, bezorgt aan huis – en is kortom een soort nieuwe
overheid.
Toch was er een
paar dagen achtereen nergens Europese kaas te koop. Had vanzelfsprekend niks
met de Brexit te maken. Die is namelijk gestoeld, vertelde een campinghouder,
op racisme.
Anderzijds zagen
we dorpjes waar men ketenwinkels leek te weren, en waar we dus bakkers, slagers
en dies meer vonden. Bij een kruidenier werden we zo eens geholpen door een
keurige oude meneer op wiens borst het bordje volunteer prijkte (hij begreep dat de wegkapitein de navigator was en legde mij uit dat er
behalve verse en lang houdbare melk zoiets bestond als langer houdbare melk).
Maar bij één Tesco-Extra-vestiging zag ik als security een man opereren die zo
uit Dad’s Army had kunnen komen.
Bijverdienste?
*
Een campinghouder
vertelt dat hij zijn brood verdient met stalplaatsen voor caravans en campers.
Bezit loont maar weer eens! Een boerderij garandeerde in zijn aanbod van
ruimtes ook een licentie voor kerkelijke huwelijken.
*
Nabij Cambridge
de fameuze theetuin The Orchard, groene strandstoelen, foto’s. Van veraf
herkende ik de kop van Wittgenstein al. Met onderschriftverhaaltje over David
Pinsent met wie hij was gaan paardrijden en na de lunch, onvoorbereid en dus
zonder kleren of handdoeken, gaan zwemmen in Byron’s Pool.
In de theetuin is
zo overvloedig veel personeel, dat bezoekers wordt gevraagd hun kopjes en
schotels zelf terug te zetten.
*
Op een of andere
manier komt het gesprek op Top Naeffs Schoolidyllen.
Ik vertel dat er een passage uit dat onbekende boek voorkomt in mijn
valencyclopedie, dankzij het taalkundig genie. Haar zusje wil weten waarom,
maar de tipgeefster wil er niet over praten omdat ze dan weer moet huilen.
*
Wanneer we aan de
gourmande vragen wat ze van Engeland vindt, zegt ze steevast: ‘Problematisch.’
Navraag leert dat de mensen er ‘gestoord’ blijken. Hoe komt ze dan aan dat woord
dat volwassenen gebruiken als ze niet erkennen verontwaardigd te zijn? Ik trof
het in T.J. Klunes Het weeshuis in
de azuurblauwe zee, dat ik haar
had geschonken als e-boek. Autoriteiten beweren daar over onbekende
kinderen dat ze ‘problematisch’ zijn.
*
Op campings doet
het duizelen, een explosie van briefjes, geprint met icoontjes, vol huisregels
en waarschuwingen. Een simpele douchekruk kon bijvoorbeeld maximaal 120 kg
dragen. Toedeledokie letselschadeadvocaat!
*
Mulled Wine
blijkt bisschopswijn te zijn, koud ondrinkbaar, zelfs bij ongare broccoli in pasta
op basis van vermicelli die klont.
*
De gourmande
schaamt zich inmiddels zo erg voor ons, dat we in het openbaar niet meer onze
stem mogen verheffen, wijzen en aan onze kleding frunniken. Haar moeder is het
uiteindelijk beu: ‘Denk je echt dat iemand één tel interesse in ons heeft?’
Zelf heeft onze
lieveling door ontbrekende WiFi drie dagen achter elkaar geen
WhatsApp-berichten kunnen zien. Gelukkig dat er kampen blijken te zijn van
chiro en scouts, zodat de grote meerderheid van de zestig prille
ex-lagere-scholieren even niets naar buiten kan brengen – ze heeft slechts 2000
nieuwe berichten, vooral GIF’s.
Zal ik die
kinderen over een decennium terugzien op de hogeschool en moet ik me dan verbazen
dat hun elementaire concentratie ontbreekt om een tekst van meer alinea’s te
lezen? Zelf vertoef ik in (Het witte
boek) van Greg Houwer. Over één zinnetje zou ik fijne verwarring stichten: ‘Ik
werd me vaag bewust van de Alexandertoren rechts in de verte, met op het plein
eronder de duizenden toeristen en liefdespaartjes waarmee ik niets te maken
had.’
Dat ‘waarmee’,
kan ik beweren, is strikt genomen incorrect omdat mensen nu eenmaal geen dingen
zijn. Dus moet het ‘met wie’ zijn. Maar omdat Houwer ze hier abstraheert, is
zijn verwijzende voornaamwoord best treffend.
Een reïficatie
van mensen tot chemische combinaties die matchen. En tot toeristen! Meent de snel
tot docent omgeturnde toerist voor zijn tent.
*
Taal is zelfs formeel
fatisch. Aan het eind van een Nederlandse zin door het woordje ‘hè’, dat in het
Vlaams ‘ééé’ wordt.
Het Engels doet
er een schepje bovenop, door een bewering af te ronden met ‘isn’t it’. Wat moet
je dan antwoorden: ja of nee? Beide zijn goed en fout. Zoals in het
Achterhoeks, waar het dessert na de zin luidt ‘of nie?’
*
Zo’n tien (10)
kilometer voor Dover begint het echt: files met vrachtwagens. Heeft zeker niks
met de Brexit te maken! Zou Johnson of Farage ooit in zo’n bestuurderscabine
hebben gezeten? Geslapen?
*
Aan de Noord-Franse
kust ervaren we meteen de verschillen: op de camping is geen wc-papier (wel naast
elkaar vier pissoirs op diverse hoogtes, voor de kleinste piemelaar tot en met de
grootste saucissist). Het brood smaakt zalig! En winkels hebben dankzij de residuen
van vakbonden beperkte openingstijden.
Vooral ervaren we
een significante toename van fietsers, overwegend Vlaamse. Bejaarde koppels op
een batterij à 15 km/u die, misschien gewend aan voorkruipen in winkels, naast
elkaar het complete pad bezetten. En wielrenners die blijkbaar worden bedreigd
in hun vrijheid van opstoming, en die ons passeren wanneer wij aan het passeren
zijn.
*
Op weg naar de
grens bij De Panne, vraag ik me af hoe dat laatste Franse dorpje heette waar we
in de jaren zeventig over het strand naartoe wandelden. Dan besef ik dat ik de
naam al diverse malen op borden heb gezien: Bray-Dunes. Ongetwijfeld restant-Nederlands,
brede duinen, verhakkeld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten