donderdag 7 juli 2022

En daar kwam een grote man

 

 

 

Nog binnen één eeuw verscheen er een publiek toegankelijke digitale uitgave van Jan Engelmans bundel Sine nomine. Dit betekent dat met één muisklik nu deze collectief opgeslagen regels op het scherm kunnen bovenkomen: ‘Ambriosa, wat vloeit mij aan? / uw schedeldak is koeler maan’. Heuse poëzie? Of boerenbedrog? Waar gaat dit over?

Die vraag is destijds gesteld en diverse malen in de literatuurgeschiedenis herhaald met alternatieve bewijsplaatsen. Door een jonge Pfeijffer bijvoorbeeld, via Luceberts ‘de oude meepse barg ligt / nimmermeer in drab’. Gemeen hebben zulke betogen dat ze cirkelen rond woorden die minder bekendheid hebben of die in gelegenheidscombinatie duister zijn.

Ze veroorzaken een chillen in de taal. Een dronkenschap binnen de perken, die democratisch is. Al als kind ervaar je zoiets evengoed. Jaren geleden hield K3 een auditieronde voor een nieuwe blonde en daar hoorde een liedje bij: ‘Mamasé! Mamasá! Mama saka mumba’. Magisch, terwijl de tekst verder in begrijpelijk Nederlands was.

De meeste popmuziek is voor kinderen gesteld in een onbegrijpelijk Esperanto dat hun ouders wel Engels noemen, en van weerkerende frasen maakt elk kind eigen versies (K3 werd voorafgegaan door Michael Jackson). Het doet dan hetzelfde als gemiddeld tot niet opgeleide katholieken die de Latijnse mis nog mee hebben beleefd. Preveling van de ziel, vakantie van de geest?.

Voor het gevoel van gelukzalige betekenisverlossing wend ik me zelf liever tot de edele kunst van de muziek, instrumentaal graag. Tegelijk heeft zeker pop van den beginne af laten zien dat er taal in kan voorkomen die dat gevoel opwekt. Niemand minder dan Gene Vincent stootte in 1956 dit uit: ‘Well be-bop-a-Lula she’s my baby / Be-bop-a-Lula I don’t mean maybe’.

Klinkt nog altijd geweldig, zelfs met uitleg van mijn bejaarde vriend Wikipedia:

 

Vincent himself sometimes claimed that he wrote the words inspired by the comic strip, "Little Lulu": "I come in dead drunk and stumble over the bed. And me and Don Graves were looking at this bloody book; it was called Little Lulu. And I said, "Hell, man, it's 'Be-Bop-a-Lulu.' And he said, 'Yeah, man, swinging.' And we wrote this song."

The phrase "Be-Bop-a-Lula" is similar to "Be-Baba-Leba", the title of a No. 3 R&B chart hit for Helen Humes in 1945, which became a bigger hit when recorded by Lionel Hampton as "Hey! Ba-Ba-Re-Bop." This phrase, or something very similar, was widely used in jazz circles in the 1940s, giving its name to the bebop style, and possibly being ultimately derived from the shout of "Arriba! Arriba!" used by Latin American bandleaders to encourage band members.

 

Dat aanmoedigen herken ik zeker van Herman Brood, die in zijn toptijd, eind jaren zeventig, zichzelf en publiek ‘Cha Cha’ toeschreeuwde. Ik geloof niet dat het iets betekende, wel dat het een initiatie was om bij zijn Wild Romance-project te horen. Zowel een live-elpee als een film droegen toen die titel; een comebackplaat, een decennium later, noemde hij klankzuchtig Yada Yada.

Dat deze kreten sterk lijken op ‘dada’, zal geen toeval zijn. Deze taal ambieert een naturel, zoals het chillen intellectuele inspanningen graag mist. Een kind kan de was doen, heet dat, en in dit geval is die klus voor baby’s die via ‘dada’ na de vakantie mogelijk ‘mama’ en ‘papa’ uit het systeem weten te persen. Dan doemt de wereld, met verplichtingen.

Ook het Wiki-verband met bebop snap ik. Deze geavanceerde vorm van jazz onttrok zich toch een beetje aan de esthetische patronen die zich tot dusver aan het oor hadden gekluisterd. Charlie Parker kwam met het nummer ‘Ah-Leu-Cha’, geïnspireerd op Gershwins klassieke ‘I Got Rhythm’.

Elke generatie zal haar kreten hebben waarin ze kan wonen, doordat ze die op gevoelige leeftijd heeft ontmoet. Voor babyboomers als Herman Brood kan dat ‘Yakety Yak’ (1958) zijn geweest, naar een idee dat tieners een conflict aangaan met hun ouder; hij speelde destijds dat nummer van The Coasters graag als toegift.

Voor zijn generatie zal Vincents ‘Be-Bop-a-Lula’ ook meer richting hebben gegeven dan Hamptons ‘Be-Baba-Re-Bop’. Hoewel? De zeer fijne Haagse progrockband Supersister ontstond anno 1967, in de middelbareschooljaren. Voordat hij de band verliet omdat hij een psychedelischer kant op wilde, leverde stichtend lid Rob Douw, onlangs overleden, meer dan één fraai Nederlandstalig nummer.

Dat bleek althans achteraf, uit de anthologie Looking Back, Naked (2020). Douw schreef destijds onder meer ‘Heebaberieba’:

 

Twee bejaarde dametjes

Heel tenger en heel teer

Die liepen in een parkje

Voorzichtig op en neer

 

Heebaberieba 2x

 

Ze liepen niet zo snel

Want ze waren al zo oud

En werden nu toch wel

Wat angstig in het woud

 

Heebaberieba 3x Wow!

 

En daar kwam

Een grote man

Die gretig naar hen greep (Heuj!)

Hij deed ze eerst

Heel veel pijn

En bracht ze toen om zeep (Heuj!)

 

Lalalalalalala...

 

Supersisters oerformatie vertelt in het liedje een naar ik vrees universeel verhaal, en draait daartoe de rollen om. In sprookjes zijn het kinderen die in een donker bos afgeraden wordt van het pad af te wijken. Ditmaal zijn het naamloze ouden van dagen; hun einde verloopt onverminderd volgens de spreekwoordelijke wreedheid van de natuur, al kan ‘de grote man’ evengoed een God zijn geweest.

Wie of wat ook handelde, geschiedde dat uit rechtschapenheid? En geeft zij met terugwerkende kracht betekenis?

1 opmerking:

  1. Orale poëzie uit de kinderjaren:
    "Hey-baberieba
    Maskes in de Priba!"

    BeantwoordenVerwijderen