Hoe zullen na de eerste paniek de verdreven en uitgeweken Oekraïners
hun verveling verdrijven, om te beginnen in het onverstaanbare Europa? Hun
verblijf is geen griepje
en zal langer duren dan een midweek. Zou het dan niet fantastisch zijn wanneer
ze de taal van het betreffende land leren, en vice versa aan hun leraar-inwoners
Oekraïens bijbrengen?
Mensen die woorden kunnen beheersen van de overheid
waaronder ze verblijven, vergroten immers de kans op hun overleven. Ik heb daar
een neologisme over ontmoet: ‘gezondheidsgeletterdheid’.
Daar moet je wel wat voor doen.
Buiten de mythologie houd ik
niet van het woord ‘uitdaging’, maar volgens Google Translate heet het in het
getroffen gebied виклик, uit te spreken als vyklyk
(niet te verwarren met de in daden weinig heraklestische en in woorden allerminst
eenentwintigste-eeuwse figuur van Klukkluk).
Theoretisch vergemakkelijkt de kennis van minstens één taal,
zeker bij kinderen, het leren van een andere taal, met het Esperanto dat we
Engels noemen wellicht als brug. Het is bovendien aardig om vallen en opstaan
te delen en tegelijk te merken dat het begrip voor elkaar toeneemt.
Ten slotte mag ik bij dit idee, noem het gerust een proposal, als Hollander het zakelijk belang
niet vergeten. Meer literaturen kunnen zich op termijn verheugen in een
vergroot afzetgebied. Voorlezen en lezen zijn immers nuttige breekijzers om
toegang te krijgen tot een taal.
Laat de boeken komen.
In eerste instantie kunnen bibliotheken nuttige diensten
bewijzen. Ik ben er althans nog nooit in een geweest die niét afgeschreven,
dubbele en beschadigde exemplaren verkocht. Nu doen ze dat eens helemaal
gratis, voor de goede zaak.
Bovendien moet er in bibliotheken expertise liggen van
leesniveaus. Met becijferde en benummerde etiketjes en zo, die eindelijk
maatwerk kunnen leveren. Dolletjes.
Ik zeg dit op een gevoelig moment. Vorige week is bekendgemaakt
dat het maatwerk bij Biblion, ter verhoging van de vergeetsnelheid (‘doorlooptijdverkorting’),
in het vervolg zal komen van robots wier artificiële intelligentie bij het
lezen onverslaanbaar wezen zou.
Zacht gezegd was niet iedereen overtuigd. De onmisbaar
geworden literaire nieuwssite Tzum
begon manisch te walgen. Op schier ieder uur van de dag, algoritmisch bijna,
werd het ene bitse bericht na het andere – met te lange titels en te oubollige
foto’s van computers uit de jaren stilletjes – de wereld in geslingerd. Erg veel
menselijk zintuig voor taal proefde ik er ook weer niet in.
De beleidsverantwoordelijke directrice van Biblion werd
dermate zouteloos gehekeld, dat ik ridders-en reddersfantasieën in mij voelde
opwellen. Mijn geliefde branchestek Neerlandistiek.nl
beweerde onderwijl dat er honderden recensenten ‘op
straat gezet’ waren. Met Oekraïne zo dichtbij! Gelukkig stond erbij dat
deze mensen erg mager werden vergoed voor hun arbeid om de boekenstroom in een
handjevol woorden van aanschaftips te voorzien.
Ik hoop dat zij hun huis niet hoeven te verlaten.
Ja, het Biblion-besluit is bepaald onfijn. Maar het kadert exact
in een geïndustrialiseerde praktijk. In belevingstoestanden en leesplezierisme.
En voor literatuur in een volledig vernetwerkte biotoop. En dus in een ballensterrenstelsel
dat je, indien je ‘parrèsia’
wilt bedrijven, een karikatuur moet noemen van literaire kritiek.
Dat als enige in het Nederlandse taalgebied de
gesubsidieerde site DeReactor enigszins
structureel recenseert, is bizar. En dat de CPNB content haalt bij het lezersplatform
Hebban?
Ja, het is godgeklaagd dat een overheidsvertegenwoordiging
het lezen van boeken automatiseert en daarbij semiwetenschappelijke
steun krijgt. Wel betwijfel ik of god bestaat en weet ik vrij zeker dat mensenlezers
voor de bibliotheek niet minder feilbaar waren. Over boeken en auteurs die ik
een beetje ken, heb ik beweringen gelezen die kant noch wal raakten.
Ook hier ontwaar ik industriële verbanden. Met machinale
vanzelfsprekendheid zijn schrijvers uit hun eigen leventjes gaan putten. Ook in
het precaire essaygenre, bekrachtigd door een grafsteen
van een bloemlezing die slechts op lof kon rekenen. Hun selling points
worden zonder ideologische en literair-kritische kanttekeningen gecopy-pastet
in een letterkundeoverzicht
uit een neerlandistiekkring dat slechts op lof kon rekenen.
Tussen het Biblion-geweld heb ik over twee wapenfeiten uit
de branche dan ook niets vernomen. Het nieuwe boek van Eric Corijn ‘tegen de
rechtse grondstroom’ verschijnt niet bij EPO, maar nota bene bij Ertsberg. Ook
publiceerde De Standaard afgelopen weekend een recensie op
een Marion Donner-essay door Rudi Laermans. Niet zijn eerste wederdienst, wel
de zoveelste keer dat de prestigieuze Vlaamse letterenbijlage een podium biedt
aan Groene Amsterdammer-medewerkers, die zelf bij dienstbetoon hun
interesse voor Vlaanderen niet laten voelen.
Net als een grootheid
in het vak ben ik zelf evenmin ongeschonden uit de Biblion-strijd geraakt.
Maar dat had ik goudeerlijk naar mijn best beschikbare geweten zonder ziekenzalving
opgebiecht, in een lemma van een encyclopedietje waar ik de afgelopen jaren wat
verloren minuten in investeerde:
Biblion. Voorheen Nederlands Bibliotheek- en Lectuurcentrum (nblc). Houdt boeken overeind door ze van
zogeheten aanschafinformatie te voorzien voor bibliotheken. Niet elke titel
ligt immers in de winkel, nog minder boeken krijgen een recensie, en slechts een
zeer beperkt aantal schrijvers wordt naar aanleiding van de heuglijke worp
geïnterviewd. In roulatie gaan is een roulette. Wanneer het precies begonnen is
weet ik niet, maar Biblion ging op een gegeven moment boeken weigeren. Niet
goed genoeg? Niet relevant? Mijn debuut kreeg
er van het nblc ongenadig van
langs en het oordeel over mijn latere titels was soms evenmin juichend – maar
ze bestonden. Onze Nietzsche was de
eerste titel die uit de roulatie viel, Zilverlingen
de tweede. Wat nu als driemaal echt scheepsrecht is? Definitief geschrapt van
de longlist voor de Gouden Ramsjprijs?
Dit lemma is dus al vóór verschijning achterhaald door de
werkelijkheid. Fantastisch toch? Ik zou het zalig vinden wanneer mijn encyclopedie
een beoordeling krijgt van een kloeke robot. Hij heeft op zijn
Luyendijks zeven paardenmeters, die afhankelijk van het genre waarlijk
worden afgetoetst: activiteit (van ontspanning tot leren), actualiteit (van
algemeen tot trending), complexiteit (van eenvoudig tot moeilijk), geweld (van
geen tot expliciet), humor (van serieus tot grappig), illustratiedichtheid (van
laag tot hoog), perspectief (van persoonlijk tot algemeen), seks (van geen tot
expliciet) en stemming (van vrolijk tot duister).
Deze paardenmeters heetten bij Biblion schuifjes.
Er was commotie omdat de leesbot aan een boek van Giphart
niet het correcte getal had toegekend bij het schuifje seks. Maar Giphart
bestaat ook zonder bibliotheek wel. Mijn zorg en vrees gaan uit naar wat
artificiële intelligentie zal uitrichten met essays en met de spaarzame literatuur
die taal volledig in haar redenaties opzuigt en uitspuugt. Misschien kan er een
proefje worden getoond met botlezing van Finnegans Wake.
Mochten de schuifjes wegens de boekenvolksopstand alsnog
geen doorgang vinden, dan lijkt dit het moment om echte veranderingen door te
voeren in het adviserend lezen. Dat doen voortaan leraren uit het lager en
middelbaar onderwijs, naar verluidt weinig erudiet en welig beproefd door
administrativiteit. Daarvan worden ze vrijgesteld en dan gaan ze maar eens
echte punten geven.
Tegen die tijd kent de halve Nederlandstalige bevolking
voldoende Oekraïens om kennis te maken met andere schrijvers dan Lisa Weeda. En
onze arme verdrevenen en uitgewekenen dan? Zij lezen de complete Russische Bibliotheek.
Je kunt immers nooit genoeg weten over de vijand die zelden of nooit onder één
kam te scheren is.
In literatuur raken essentialismen niet ver. Je kunt er wel
ziek van worden. Ik zeg niks, maar dat is van de empathische.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten