dinsdag 15 maart 2022

De heuglijke worp

 

 

Hoe zullen na de eerste paniek de verdreven en uitgeweken Oekraïners hun verveling verdrijven, om te beginnen in het onverstaanbare Europa? Hun verblijf is geen griepje en zal langer duren dan een midweek. Zou het dan niet fantastisch zijn wanneer ze de taal van het betreffende land leren, en vice versa aan hun leraar-inwoners Oekraïens bijbrengen?

Mensen die woorden kunnen beheersen van de overheid waaronder ze verblijven, vergroten immers de kans op hun overleven. Ik heb daar een neologisme over ontmoet: ‘gezondheidsgeletterdheid’.

Daar moet je wel wat voor doen.

Buiten de mythologie houd ik niet van het woord ‘uitdaging’, maar volgens Google Translate heet het in het getroffen gebied виклик, uit te spreken als vyklyk (niet te verwarren met de in daden weinig heraklestische en in woorden allerminst eenentwintigste-eeuwse figuur van Klukkluk).

Theoretisch vergemakkelijkt de kennis van minstens één taal, zeker bij kinderen, het leren van een andere taal, met het Esperanto dat we Engels noemen wellicht als brug. Het is bovendien aardig om vallen en opstaan te delen en tegelijk te merken dat het begrip voor elkaar toeneemt.

Ten slotte mag ik bij dit idee, noem het gerust een proposal, als Hollander het zakelijk belang niet vergeten. Meer literaturen kunnen zich op termijn verheugen in een vergroot afzetgebied. Voorlezen en lezen zijn immers nuttige breekijzers om toegang te krijgen tot een taal.

Laat de boeken komen.

 

In eerste instantie kunnen bibliotheken nuttige diensten bewijzen. Ik ben er althans nog nooit in een geweest die niét afgeschreven, dubbele en beschadigde exemplaren verkocht. Nu doen ze dat eens helemaal gratis, voor de goede zaak.

Bovendien moet er in bibliotheken expertise liggen van leesniveaus. Met becijferde en benummerde etiketjes en zo, die eindelijk maatwerk kunnen leveren. Dolletjes.

Ik zeg dit op een gevoelig moment. Vorige week is bekendgemaakt dat het maatwerk bij Biblion, ter verhoging van de vergeetsnelheid (‘doorlooptijdverkorting’), in het vervolg zal komen van robots wier artificiële intelligentie bij het lezen onverslaanbaar wezen zou.

Zacht gezegd was niet iedereen overtuigd. De onmisbaar geworden literaire nieuwssite Tzum begon manisch te walgen. Op schier ieder uur van de dag, algoritmisch bijna, werd het ene bitse bericht na het andere – met te lange titels en te oubollige foto’s van computers uit de jaren stilletjes – de wereld in geslingerd. Erg veel menselijk zintuig voor taal proefde ik er ook weer niet in.

De beleidsverantwoordelijke directrice van Biblion werd dermate zouteloos gehekeld, dat ik ridders-en reddersfantasieën in mij voelde opwellen. Mijn geliefde branchestek Neerlandistiek.nl beweerde onderwijl dat er honderden recensenten ‘op straat gezet’ waren. Met Oekraïne zo dichtbij! Gelukkig stond erbij dat deze mensen erg mager werden vergoed voor hun arbeid om de boekenstroom in een handjevol woorden van aanschaftips te voorzien.

Ik hoop dat zij hun huis niet hoeven te verlaten.

Ja, het Biblion-besluit is bepaald onfijn. Maar het kadert exact in een geïndustrialiseerde praktijk. In belevingstoestanden en leesplezierisme. En voor literatuur in een volledig vernetwerkte biotoop. En dus in een ballensterrenstelsel dat je, indien je ‘parrèsia’ wilt bedrijven, een karikatuur moet noemen van literaire kritiek.

Dat als enige in het Nederlandse taalgebied de gesubsidieerde site DeReactor enigszins structureel recenseert, is bizar. En dat de CPNB content haalt bij het lezersplatform Hebban?

Ja, het is godgeklaagd dat een overheidsvertegenwoordiging het lezen van boeken automatiseert en daarbij semiwetenschappelijke steun krijgt. Wel betwijfel ik of god bestaat en weet ik vrij zeker dat mensenlezers voor de bibliotheek niet minder feilbaar waren. Over boeken en auteurs die ik een beetje ken, heb ik beweringen gelezen die kant noch wal raakten.

Ook hier ontwaar ik industriële verbanden. Met machinale vanzelfsprekendheid zijn schrijvers uit hun eigen leventjes gaan putten. Ook in het precaire essaygenre, bekrachtigd door een grafsteen van een bloemlezing die slechts op lof kon rekenen. Hun selling points worden zonder ideologische en literair-kritische kanttekeningen gecopy-pastet in een letterkundeoverzicht uit een neerlandistiekkring dat slechts op lof kon rekenen.

Tussen het Biblion-geweld heb ik over twee wapenfeiten uit de branche dan ook niets vernomen. Het nieuwe boek van Eric Corijn ‘tegen de rechtse grondstroom’ verschijnt niet bij EPO, maar nota bene bij Ertsberg. Ook publiceerde De Standaard afgelopen weekend een recensie op een Marion Donner-essay door Rudi Laermans. Niet zijn eerste wederdienst, wel de zoveelste keer dat de prestigieuze Vlaamse letterenbijlage een podium biedt aan Groene Amsterdammer-medewerkers, die zelf bij dienstbetoon hun interesse voor Vlaanderen niet laten voelen.

 

Net als een grootheid in het vak ben ik zelf evenmin ongeschonden uit de Biblion-strijd geraakt. Maar dat had ik goudeerlijk naar mijn best beschikbare geweten zonder ziekenzalving opgebiecht, in een lemma van een encyclopedietje waar ik de afgelopen jaren wat verloren minuten in investeerde:

 

Biblion. Voorheen Nederlands Bibliotheek- en Lectuurcentrum (nblc). Houdt boeken overeind door ze van zogeheten aanschafinformatie te voorzien voor bibliotheken. Niet elke titel ligt immers in de winkel, nog minder boeken krijgen een recensie, en slechts een zeer beperkt aantal schrijvers wordt naar aanleiding van de heuglijke worp geïnterviewd. In roulatie gaan is een roulette. Wanneer het precies begonnen is weet ik niet, maar Biblion ging op een gegeven moment boeken weigeren. Niet goed genoeg? Niet relevant? Mijn debuut kreeg er van het nblc ongenadig van langs en het oordeel over mijn latere titels was soms evenmin juichend – maar ze bestonden. Onze Nietzsche was de eerste titel die uit de roulatie viel, Zilverlingen de tweede. Wat nu als driemaal echt scheepsrecht is? Definitief geschrapt van de longlist voor de Gouden Ramsjprijs?

 

Dit lemma is dus al vóór verschijning achterhaald door de werkelijkheid. Fantastisch toch? Ik zou het zalig vinden wanneer mijn encyclopedie een beoordeling krijgt van een kloeke robot. Hij heeft op zijn Luyendijks zeven paardenmeters, die afhankelijk van het genre waarlijk worden afgetoetst: activiteit (van ontspanning tot leren), actualiteit (van algemeen tot trending), complexiteit (van eenvoudig tot moeilijk), geweld (van geen tot expliciet), humor (van serieus tot grappig), illustratiedichtheid (van laag tot hoog), perspectief (van persoonlijk tot algemeen), seks (van geen tot expliciet) en stemming (van vrolijk tot duister).

Deze paardenmeters heetten bij Biblion schuifjes.

Er was commotie omdat de leesbot aan een boek van Giphart niet het correcte getal had toegekend bij het schuifje seks. Maar Giphart bestaat ook zonder bibliotheek wel. Mijn zorg en vrees gaan uit naar wat artificiële intelligentie zal uitrichten met essays en met de spaarzame literatuur die taal volledig in haar redenaties opzuigt en uitspuugt. Misschien kan er een proefje worden getoond met botlezing van Finnegans Wake.

Mochten de schuifjes wegens de boekenvolksopstand alsnog geen doorgang vinden, dan lijkt dit het moment om echte veranderingen door te voeren in het adviserend lezen. Dat doen voortaan leraren uit het lager en middelbaar onderwijs, naar verluidt weinig erudiet en welig beproefd door administrativiteit. Daarvan worden ze vrijgesteld en dan gaan ze maar eens echte punten geven.

Tegen die tijd kent de halve Nederlandstalige bevolking voldoende Oekraïens om kennis te maken met andere schrijvers dan Lisa Weeda. En onze arme verdrevenen en uitgewekenen dan? Zij lezen de complete Russische Bibliotheek. Je kunt immers nooit genoeg weten over de vijand die zelden of nooit onder één kam te scheren is.

In literatuur raken essentialismen niet ver. Je kunt er wel ziek van worden. Ik zeg niks, maar dat is van de empathische.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten