donderdag 24 maart 2022

In een bezemomdraai

 

 

 

De nieuwe editie van Van Dale levert natuurlijk altijd wel wat commentaar op, maar betreffende het belangrijkste onderwerp op aarde, de aarde zelf, bleef het stilletjes. Logisch? Relatief gering was de aanwas van klimaatwoorden, dik twintig in vergelijking met 2015 – toen er een veel grotere sprong werd gemaakt in dit specifieke idioom.

Dat taal bij dit gevoelige onderwerp nochtans strategisch kan worden ingezet, demonstreert de liberale Gentse filosoof Maarten Boudry in Waarom ons klimaat niet naar de knoppen gaat (als we het hoofd koel houden). De opzichtige toevoeging tussen haakjes leert meteen dat er een rationele benadering van de klimaatproblematiek bestaat, die loont. Al het andere, bijvoorbeeld het detail dat onze planeet in gevaar is, blijkt hysterie.

Boudry hecht aan andersdenkenden steevast twee woorden: doem en profeet. In het oliedomste geval raken ze fataal verkleefd in ‘doemprofeet’. Het blijkt geen neologisme, maar ik vind het een krampachtig epitheton omdat het onverhuld sneert, zonder rationele nuance.

Bij (potentiële) medestanders kan het woord wellicht wel effect sorteren. Een moment improviseren met samenstellingen waarin de twee componenten figureren, maakt duidelijk dat het Nederlands er weinig goeds over belooft. Er bestaan bijvoorbeeld doemdenkers, doemgedachten, doemscenario’s – alle woorden brengen het zonnetje niet direct binnen.

Ook een profeet kan bij mensen, die met hun poten in de klei staan, niet rekenen op veel medestand. Hij spoort gewoon niet, een hystericus inderdaad, en manoeuvreert moralistisch met zijn wijsvinger. In die zin hoort Boudry’s keuze bij een hele reeks pejoratieven als klimaatfanaat, -ridder, -goeroe, -gelovige, -drammer, -gekkie. Deze types opereren in een biotoop die een klimaatdictatuur annex klimaatkalifaat is genoemd.

Zelf zou Boudry dan een goudeerlijke klimaatketter zijn, die zich louter baseert op wetenschappelijke data. Maar hij gebruikt een listiger term door zich aan te sluiten bij tovenaars. Dat woord heeft in het Nederland gunstige geloofsbrieven. Toverachtig, toverbal, toverfluit etq richten alleen maar plezier aan.

Toch kan de tovenaar met wat kwade wil in het kamp van de profeet belanden, als de associatie met magie een betekenisveld opent dat alsnog irrationaliteit verraadt. Een kwakzalver! Boudry moet zich dat gevaar bewust zijn geweest, doordat hij op zijn tovenaar consequent het etiket ’slim’ plakt.

Daarmee plaatst hij zich in een internationale traditie, die waarschijnlijk begon bij Bill Clinton en die, hoe pijnlijk, bij Obama haar hoogtepunt vond. Wie smart was, benutte niet alleen de technologie. De aanspraak is zeker ook aan de goede kant van de welvaartsgrens te staan.

Op dit smart-paradigma heeft filosoof Michael Sandel felle kritiek geuit in De tirannie van verdienste. In de Lage Landen bepleitte zijn collega Hans Schnitzler zelfs herformulering, zodat het begrip minder versluiert. In plaats van ‘slimme stad’ suggereert hij ‘voorgeprogrammeerde stad’ of ‘binaire stad’.

Het zal Boudry allicht worst wezen. Hij tergde mij met karikaturale schetsen van ‘mijn’ decennium, ‘de’ jaren zeventig, toen wolkenhoge idealen uit ‘de’ jaren zestig in de praktijk wilden worden omgezet. Actie tegen de ondergang van de planeet! Volgens hem zou zeventig dictatoriaal en hysterisch zijn geweest. Waar heb ik dat vaker gelezen.

Ondertussen paart Boudry zijn onomstreden staalhard klimaatfeitenmateriaal voor het ultieme overtuigingszetje aan beeldspraak, met alledaagse voorwerpen zoals bezems. Tegelijk maakt zijn betoog kortsluiting wanneer het concreet wordt. De grootschalige aanplanting van bossen, ter verkoeling en ter verschalking van onze vernietigende uitstoot, vindt Boudry gevaarlijk omdat er door de temperatuurstijging grote kans is op bosbranden…

Overigens zou het me niet verbazen dat de strategie met de doemprofeet pas later in de tekst is gekomen. De achterflap, in de huidige cultuurindustrie het enige wat er van een boek bestaat, kant zich nog vertrouwd tegen ‘onheilsprofeten’.

Dat lijkt ook best rendementsrijk. Woorden als onheilspellend, onheilszwanger en onheilsboodschap zijn niet uitnodigend. Maar ergens moet Boudry hebben beseft dat hij met die achterflapterm een niet te temmen tegenstrijdigheid binnenhaalde. De allerbekendste onheilsprofeet was immers Cassandra. Zij werd niet geloofd – hoewel ze de waarheid sprak.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten