vrijdag 26 juni 2020

Zeeschuimers en kloosterpreparaten





Eindelijk! Niet alleen wordt de traditie van de vadermoord in ere hersteld, ook wil er actie zijn. Voor zover Greta Thunberg en Extinction Rebellion dat al niet hadden laten weten, lijkt het me althans nu echt wel duidelijk dat overal ter westerse wereld jongeren het bestaande onrecht niet langer alleen met woorden willen bestrijden, zoals dat door hun gematigder voorgangers zou zijn gedaan. Impact heet de sleutel.
Ik juich dit toe. Als halfbakken theoretisch onderlegde lezer word ik toenemend geconfronteerd met erudiet ogend gepapegaai. Tegelijk ben ik, in de eerste plaats, zoiets als een vader. En die verlangt heimelijk, om psychologisch misschien kluwerige redenen, grondig te worden geactualiseerd en weet dat intuïtieve weigerachtigheid ruimte gaat maken voor inzicht.
Het zou bovendien nu of nooit zijn (het zogeheten momentum). Niet corona zorgde daarvoor, maar de moord op George Floyd was de katalysator. Er gebeurde van alles dat ondenkbaar had geleken en waarvoor een symbolische uitdrukking was gereserveerd: ‘van zijn voetstuk vallen’. Wie Black Lives Matter wil herschrijven tot All Lives Matter verzeilt in kringen van het Vlaams Belang. In Nederland kreeg voetbalcommentator Johan Derksen, stem van de onderbuik, de rekening gepresenteerd voor zijn zoveelste misplaatste grap. De publieke opinie lijkt ‘institutioneel racisme’ tot het vocabulaire te hebben toegelaten. De Groene bepleit nu onomwonden normeren.
Afgelopen weekend voerden Martha Balthazar (22) en Martha Claeys (25) al paginalang het woord in De Standaard Weekblad en zij forceerden op prettig onbedaarlijke wijze een breuk:

Balthazar: ‘Wij zijn niet bang voor een revolutie. Misschien is die niet zo eng of zo groot als ze altijd wordt voorgesteld door wie vooral geen verandering wil omdat hij alle baat heeft bij de status quo.’
Claeys: ‘Wat betekent dat trouwens, revolutie? Het dogma van there is no alternative, dat ons door de strot is geramd, is quatsch. Die alternatieven zijn er wel, zoals de donut-economie van Kate Raworth of de participatieve democratie.’
Balthazar: ‘Die antwoorden zijn er en er zijn overal ter wereld veel doctoraatsstudenten mee bezig, toch Martha? (lacht) Dit is geen verre toekomstmuziek, ze liggen nu al voor het rapen, de sleutels voor de aanpak van het klimaatprobleem of voor een nieuw economisch systeem.’
Claeys: ‘Het is niet toevallig natuurlijk dat veel van die onderzoeken niet komen bovendrijven of sowieso minder worden gedaan.’
Balthazar: ‘Of utopisch worden genoemd.’
Claeys: ‘Dat heeft alles te maken met wíé aan de hendels zit en het kader bepaalt. Ze zullen het op mijn werk misschien niet graag horen, maar aan de universiteiten zijn dat nog steeds de mensen die er baat bij hebben dat er geen systeemverandering komt. Zij hebben de touwtjes in handen en blijven doorgroeien. Ik ben voor quota voor vrouwelijke proffen, zoals de Rijksuniversiteit Groningen die vijftien nieuwe leerstoelen exclusief voor vrouwen instelt. Dat injecteert andere thema’s in het debat, ze citeren andere bronnen en zoeken andere voorbeelden.’

Alle ingrediënten zijn hier aanwezig voor een smakelijk nekschot. Als taalmaniak frappeert me wel dat de getroffenen hun eigen kogels krijgen: ‘status quo’, ‘dogma’, ‘alternatieven’, ‘utopisch’, ‘kader’, ‘systeemverandering’… Ook heb ik de laatste jaren wel erg vaak There is no alternative (destijds al grijsgedraaid onder de artiestennaam TINA) teruggehoord in combinatie met die donut-economie.
Toch meen ik mijn reflex te herkennen als een afweerreactie, die me hopelijk dus zal ontvallen. In die wens word ik momenteel gesterkt door Sonja Prins (1912-2009). Lectuur van haar werk, die zich al een beetje uitte in bijkans een opiniestuk, geeft me hoop. Voor jongere generaties zal de dichteres-activiste mogelijk niet als voorbeeld dienen. Haar biografie, gemaakt door Lidy Nicolasen, droeg de treffende titel De eeuw van Sonja Prins. Het gaat hier om de twintigste, de zogeheten korte eeuw, ideologisch afgesloten voordat de jongeren werden geboren. Prins’ radicalisme, initiatieven en teksten geven nochtans stof tot bepeinzing.

woensdag 17 juni 2020

Break The Canon?





Bij een segment uit een millennialgeneratie Nederlandstalige schrijvers zie ik steeds vaker de naam van de Amerikaanse schrijfster Audre Lorde (1934-1992) opduiken. Ook buiten ons taalgebied heeft zij in een niche recent faam verworven, samen met Kimberlé Crenshaw en Angela Davis, als ‘icoon’ van onverzettelijkheid tegenover raciaal onrecht.
Aangekondigd bij een mainstream uitgever wordt een vertaling van Sister Outsider, Lordes bundel essays en toespraken. Grappig, want dat boek bestond al in het Nederlands. Samen met nog twee Lorde-titels verscheen het in 1985 bij de feministische uitgeverij Sara, onder de titel Oog in oog. Dat huis had het jaar tevoren Alledaags racisme van Philomena Essed gebracht, toen omstreden, heden evenzeer een inspiratiebron. Kennelijk was Lorde haar tijd vooruit. Wel begonnen in dat decennium millennials op de wereld te komen.
Van de huidige vertaling luidt het selling point‘Een baanbrekend boek voor de ontwikkeling van het hedendaagse feminisme. In tijden van Donald Trump en Thierry Baudet is haar werk uiterst relevant.’ Deze aanprijzing dateert van vóór de afgrijselijke moorden in de Verenigde Staten, die de Lage Landen evenzeer bereikten als een soort nawee van de eerste coronagolf. Een recenter artikel acht Lordes werk dan ook ‘verplichte lectuur voor wie de woede na de dood van George Floyd wil begrijpen’. 
Een laatste notitie vooraf is dat de oorspronkelijke vertaling Oog in oog was vernoemd naar een Lorde-essay, als pars pro toto, terwijl het komende boek de overkoepelende titel Sister Outsider ongewijzigd heeft overgenomen. Dat past bij de internationale oriëntatie van millennials, die nooit een tijd beleefd hebben waarin er geen internet bestond.
Dit klinkt allemaal erg ouwelijk van mijn kant, terwijl ik juist de puber in mij voel. Een drang kennis te nemen strijdt tegen een verlangen om niet mee te weten. Eerstgenoemde bleek de bovenliggende partij toen ik besloot Sister Outsider in de oorspronkelijke taal te gaan lezen. Ik kon een exemplaar bemachtigen uit een bibliotheek voor kunststudenten.
Op het omslag kleefde een sticker, met de cirkelvormige tekst BREAK THE CANON. Dit internationale initiatief trekt de belachelijke ongelijkheid op de wereld door naar kansen op publicatie en verzamelt titels van feministische, zwarte en niet-heteroseksuele auteurs. Nazicht leerde dat #breakthecanon, dus met hashtag, een trefwoord was in de online catalogus. Het leverde 98 titels op, bijna louter in het Engels, evengoed wanneer er een vertaling beschikbaar is. Benieuwd wat Lorde hiervan had gevonden, die zelf een bibliotheekopleiding genoot.

zondag 7 juni 2020

Adresboekjournalistiek





De moord op George Floyd smeekt om verbeteringen die consequent doorgevoerd zouden mogen worden. Meerderlei. Zelf ervaar ik een fabelachtig gebrek aan kennis en zou ik getuigenissen willen lezen uit mij onbekende werelden, zonder de hele tijd de term bubbel te willen horen en zonder te hoeven meedoen aan bekvechterij over het passende begrip voor een onrecht.
Als informatiejunk en mediabrompot in dezelfde persoon valt het me meer dan ooit zwaar te worden geconfronteerd met redundantie. Gaf corona helaas al aanleiding tot adresboekjournalistiek (waarna reproductie van steeds hetzelfde type verhalen uit mond van steeds dezelfde personen), nu zou het waarlijk misplaatst worden om Minneapolis te situeren in Bokrijk en Madurodam. Tegelijk hoop ik dat adresboekjournalistiek als methode kan leiden tot nieuwe kennis. Een contact met een imposant netwerk zou immers evengoed kunnen doorverwijzen en zo toegang bieden tot andere relazen, waar bijlages het ideale podium voor kunnen zijn.
Afgelopen weekend besteedde De Standaard Weekblad Magazine (62 bladzijden) op diverse wijzen aandacht aan de moord op Floyd. Eerst vergeleek Vicky Vanhoutte in haar beeldrubriek twee foto’s (2 blz), waarbij de respectievelijk gefotografeerde Obama en Trump onoverbrugbare werelden vertegenwoordigden. Daarna was er een commentaar annex terugblik op de afgelopen week door Kasper Goethals (2 blz). In zijn beeld- en kunstrubriek vergeleek Bernard Dewulf een foto van de moord op Floyd met schilderij van Kerry James Marshall (2 blz). Een door secundaire literatuur en interviewcitaten gevoede beschouwing over methodes die tot veranderingen moeten kunnen leiden, gaf Filip Rogiers (4 blz).
Al deze teksten hadden gemeen dat ze geen enkele zwarte Amerikaan aan het woord lieten en uit eigen land slechts één autoriteit tussen vele witte grootheden. Deze vaststelling bleef ongewijzigd na het laatste artikel in De Standaard Weekblad Magazine dat poogde te duiden wat er trans-Atlantisch speelt. Het betrof een interview (4 blz) met Filip Joos, die voetbal becommentarieert op televisie en in een Standaard-column en die in de intro ook werd gepresenteerd als vader van twee Ethiopische adoptiekinderen.
Toch vertelt Joos eerst 1250 woorden innemend over wat hij dagelijks allemaal in coronatijd doet en wat de bijna overal nog stilliggende voetbalcompetities betekenen als opdrogende bron voor zijn column. Ook bekent hij geen fanate volger te zijn van het wereldnieuws. Wel heeft hij Hillary Mantel gelezen en gaat graag naar de bioscoop. Dan stuurt journalist Steven de Foer het gesprek met zijn collega naturel bij:

Joos’ zoontje Jude komt iets vragen – net terug van een rondje op de skeelers, een sympathiek en spontaan kind van tien. Jude en zijn jongere zusje Zola zijn allebei Ethiopisch van geboorte, en geadopteerd. ‘Na het WK in Zuid-Afrika vloog ik rechtstreeks naar Ethiopië voor Jude, na het WK in Brazilië om Zola op te halen. Rusland was het eerste WK in lange tijd dat we geen kind geadopteerd hebben. (lacht)’

woensdag 3 juni 2020

Het geringste teken





Ewald Engelen vindt ‘huidhonger’ het mooiste woord dat de semi-lockdown heeft voortgebracht, tot nog toe. Hier snap ik helemaal niets van. Niet eens zozeer uit luxe, omdat ik zelf wat dat betreft geen klagen heb, omringd annex ‘geprivilegieerd’ als ik ben door een Drievuldigheid van knuffelexperts.
Nee, het is omdat ik in het woord werkelijk niets ontdek dat klopt. Het klinkt zo poëtisch.
Maar allereerst wordt het bedorven door een alliteratie. Hier straalt zij iets even kitscherigs uit als dat ‘hersenhozen’ – naar verluidt bij anti-verengelingsactivisten een alternatief voor brainstormen – vreugdeloos is.
Vervolgens dunkt me het tweede deel van het woord misplaatst, omdat er in de grote boze wereld nog een andere werkelijkheid bestaat: honger die levensbedreigend is.
Maar ja, ik heb de semi-lockdown dan ook benut om eindelijk De menselijke soort van Antelme te lezen. Vijf dagen nadat hij van de nazi’s één sneetje brood bij een waterige soep heeft gekregen: ‘De honger is waakzaam als een vlam die dag en nacht in het lichaam blijft branden. Ze beluistert de stilte, loert op het geringste teken.’
Daarna verklaarde Eva Meijer dat huidhonger vooral ‘hogeropgeleiden met tijd over lijkt te treffen’. Ik heb geen flauw idee of dat zo is, maar weet wel dat haar vermoeden precies hét object benoemt van menige, niet geheel onterechte Engelen-kritiek.
Elk zijn noden en plezier, dus wat zou een waardiger synoniem zijn van ‘huidhonger’? In Vlaanderen repte een taalspecialist al van ‘crashen’ in iemands armen. Dat klinkt dodelijk, niet het minst voor de taal.
Het laatste woord dan maar terug aan Ewald Engelen: ‘Ik verwelk in een samenleving die eruitziet als een melaatsenkamp waarin ieder lid een digitale ratel bij zich hoort te dragen’. Daar heeft hij volgens mij een punt. Het blijft jammer van wat hij als het tegendeel opvoerde. Inclusief aanhalingstekens.