zondag 24 september 2017

Enz. enz.




Mijn maag keert om. Kan de AfD, naar valt te vrezen de derde partij van Duitsland, een gemeenschap gezond krijgen als ze nu al voorspelt Angela Merkel te gaan ‘opjagen’? Hashtag dinges?
Laten die lui eventjes wegkijken van de rats, kuch en bonen (bij geestverwante organisaties blijkt couscous al reuze controversieel) en de blik richten op België. Daar zette, twintig jaar na de vorige, de nieuwe voedingsdriehoek het land op zijn kop. En de oude driehoek letterlijk trouwens ook, maar dat is kinderspel voor mensen die voetbalanalyses volgen.


Veel, zo niet alles, draait eindelijk om groenten. De reacties waren dan ook aan de gekruide kant. Een of andere bond van vleesverwerkers lanceerde het schitterende sofisme: ‘Alsof een boterham met hesp hetzelfde is als een zak snoep’. Die logica laat een verschiet voor een stronk broccoli, dat net niet geopend wordt.
Toch snap ik als bijna-vegetariër (vakterm: flexitariër) de onrust wel een beetje. Vlees moet een voorsprong hebben gekend die nu nogal griezelig wordt gefixeerd in ‘een rijke Vlaamse eetcultuur’.
Vrij in het begin van de roman Pallieter staat een feestmenu beschreven waarvan, na de soep, alleen het eerste onderdeel vis bevat: tarbot met aardappelen, hesp met laboonen, kalfsgebraad met aspergiën, kempisch kieken met salaad, een heel speenvarken, honderd meters worst met witte kool. Even later zijn er jonge duiven met kriekenspijs, looze vinken met bloemkool, ‘enz. enz.’.
Zwaai dan maar eens vrolijk met je bos radijsjes.
Feit dunkt me immers ook dat in dezelfde, toch alweer wat langere tijd dat pleidooien voor minder vleesconsumptie mainstream werden, fenomenen opgeld deden als de sparerib, de Argentijnse biefstuk van een halve kilo p.p., de verantwoorde hamburger,… (en de tattoo, maar die correlatie is puur persoonlijk).
Wil men niet weten wat men best weet? Ook precies deze afgelopen week begreep Nederland onmatig te snoepen van de alcohol. Plus dat het meest compromisvolle fruit denkbaar, de banaan, op de aftocht blijkt.
Of had het een andere reden dat, nog altijd in dezelfde week, een Michelin-chef plots al zijn drie sterren inleverde? Zijn eten en drinken ten prooi gevallen aan een identiteitscrisis?
In waarschijnlijk het meest geborneerde gedicht uit de Nederlandse poëzie, over de verzenbakker Piet Pluimers, tracht deze aan te sluiten bij experimentele mode met deze strofe:

ik drijf spelden van wanhoop
in de huid van je
grutten wezenloos
woezie woezie 17 en
klaan uit klukhaar versuikeren
bleke bliezen in schedels met spuigaten
vol blauw gehakt

Dit is, voor de goede orde, spot. Ook met bijvoorbeeld essayist Paul Rodenko die experimentele poëzie bewonderenswaardig kon uitleggen.
Nu gaat het me even om dat slotbeeld van het blauw gehakt. De oer-Hollandse stem in dit gedicht zegt: overdreven, die poëzie, het vlees heeft nu een kleur uit onze nationale vlag en zit daarom in spuigaten, het gaat te ver. Van gehakt moet dichters afblijven, als ze het niet willen bakken (op woensdag?).
Ook dat versuikeren lijkt op een verdacht alchemistisch proces, dat iets raakt waarvan het af moet blijven opdat grutten niet echt wezenloos worden.
Ten minste heb ik de indruk dat ongezondheid diep in onze cultuur door is gedrongen. Wanneer de roman De literaire kring van Marjolijn Februari begint met de zin ‘De suikerpot viel van tafel’, dan verwacht ik althans een tragedie. Buiten die mogelijk te persoonlijke overtuiging, weet ik (uit films) dat geliefdes sugar of sweetie of honey genoemd kunnen worden. En in België, schijnbaar galanter: zoetje.
Ik zou het beter anders formuleren: is groente sexy? Er schijnen verkiezingen te zijn voor best beroemde vegetariërs die dat moeten beamen. Dan nog blijft het de vraag of dit is doorgesijpeld in het bewustzijn.
Oer-Hollands vind ik bijvoorbeeld de volgende pastiche op Gorter, waarmee Ingmar Heytze niet eens de enige was:

Hoor eens ik haat je,
ik schreef dat je lief was en licht –
en nog wat onzin over je gezicht
maar nu haat ik je, god wat haat ik je.

Die neus, dat hoofd, die paardenbek,
die ogen en die gierennek
dat kraagje en dat bloemkooloor
met al je slierten er voor.

Hoor eens ik wou graag zijn
jou, maar het kon niet zijn,
het licht is uit, ik zie je alsnog
zoals je werkelijk bent.

O ja, ik haat je,
ik haat je zo vreselijk,
ik wou het helemaal niet zeggen –
maar ik moest het even kwijt.

Het bontst maakt Heytze het natuurlijk in het woord ‘bloemkooloor’. Een belediging voor deze sympathieke groente, die hooguit deernis en solidariteit wil uitdrukken met in de strijd gehavende boksers en judoka’s.


Maar het in het gedicht gehanteerde procedé van debunking, het alsnog zien ‘zoals je werkelijk bent’, heeft voor concreet gedrag slechts defaitisme in petto. Toevallig las ik afgelopen week eveneens een Nederlands artikel over peperdure en futiele afvalscheiding. Gelukkig was de boodschap van geraadpleegde deskundigen monter.
Mochten ze hun opwachting kunnen maken in België! De resultaten van De Week Tegen Het Sluikstorten hebben weinig optimistisch gestemd.
Daarom vond ik het des te interessanter dat de lancering van de voedingsdriehoek gepaard ging met een algemeen advies: beweeg! Dat legt het accent immers op de context of, zoals sommigen zeggen,  het brede plaatje.
Zo’n advies zou mogen worden ‘geflankeerd’ (beleidsterm) door boetes voor wel erg diep ingesleten nodeloze gewoontes. Voor pakweg autogebruik naar een bakker die binnen een straal van 1 km zit. Of voor het vragen naar een plastic zakje.
Met dat laatste ben ik terug bij het afval. Terwijl ik eigenlijk wilde afsluiten met iets over de politieke actualiteit en toekomst in Duitsland. Maar ik kan het toch niet zeggen.


zondag 17 september 2017

Opkuisen / schoonvegen




Ik geloof niet dat ‘in het oog van de storm staan’ de laatste weken een erg gelukkige vergelijking is, maar Theo Francken, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, flikte het ‘m weer. In een Facebookpost bleek hij de aanhouding van vermeende illegalen te hebben samengevat als #opkuisen.
Vanzelfsprekend kwam daar protest tegen, eveneens op sociale media. In dat soort termen praat je niet over mensen, was de teneur. Vervolgens facebookte Francken dat hij slechts problemen had opgekuist, wegens immense puinhopen van links.
Toch schrapte hij in een repetitio op Twitter van zijn oorspronkelijke verklaring de hashtag – en pleitte dus schuldig.
Naar mijn gevoel, maar ik ben geen Vlaming, kun je problemen niet eens opkuisen. Wel oplossen, zij het niet in bleekwater. Volgens Van Dale heeft opkuisen als tweede betekenis opeten. Kannibaliseert Francken dus zijn problematiek?!
De kwalificatie ‘puinhopen’ voor het beleid van andersdenkenden lijkt me alvast niet willekeurig. Pim Fortuyn had een uitgesproken mening over migratie en publiceerde in 2002, vlak voor zijn dood, het boek De puinhopen van acht jaar Paars.
Vanuit tegenovergesteld perspectief heeft opkuisen een weinig aanbevelenswaard semantisch veld. Ik doe een greep: oorlog als enige hygiëne (Marinetti), gaskamers die als douches ingericht waren, De Gucht die Vlaams Belangers vergeleek met mestkevers
Toch vind ik het bizar dat er in het Noord-Nederlands een sterk gelijkende variant bestaat in de zin die Francken wel degelijk op het oog leek te hebben: schoonvegen. Hierbij geeft mijn geheugen als historisch feit dat in de protestjaren langharig werkschuw tuig, hippies enz. op genoemde wijze van De Dam werden verwijderd door mariniers.
Waterkanonnen kwamen daar niet aan te pas.
Ik nam de proef op de som, door op Google een standaardzegswijze uit mijn Hollandse jaren in te geven: "veegde het plein schoon".
Dat leverde ongeveer 120 resultaten op, met als subject van het zinnetje bijna uitsluitend ‘De politie’ of ‘De ME’ en als object mensen. En inderdaad was werkterrein en gebruik van die taal exclusief Noord-Nederlands.
Ik moet dan twee bijzondere vermeldingen doen:

-        -   NRC gebruikte in 1997 aanhalingstekens bij een artikel over drugsoverlast in Groningen: ‘De politie “veegde” het plein schoon en hield enkele dealers aan.’ Ofwel de auteur ofwel de eindredacteur had kennelijk moeite met de gesuggereerde normaliteit van het idee, waar mogelijk wel waterkannonnen aan te pas waren gekomen.
-        -   Alleen De Standaard heeft de uitdrukking éénmaal toegepast, in een artikel over de macht van president Loekatsjenko in Wit-Rusland, wiens verdachte verkiezingsoverwinning in 2006 tot protest op de straten had geleid: De politie veegde het plein schoon en arresteerde de oppositieleden. Auteur was Floris Akkerman, een Nederlandse correspondent.

Volgens Van Dale heeft ook schoonvegen een tweede betekenis: zich van blaam trachten te zuiveren. Misschien een tip voor Francken, als hij zijn Facebookposts en tweet nogmaals zou willen herzien?
Hoe dan ook is het mij een raadsel waarom politici zo gretig optreden op sociale media, indien het hun doel is een grotere aanhang te krijgen. Ze worden er wel menselijker van, met hun vreugdeloos gekissebis. Maar dat is mijn mening, vanaf een weblog.


Naschrift
Bart De Wever, tot nader order Franckens baas bij de N-VA, nam in september 2018 het woord ‘opkuisen’ in de mond na de ophefmakende documentaire over de rechtsextremistische Schild & Vrienden, van wie sommige leden ook tot jong N-VA behoorden. Vanuit de Vlaams-nationalistische website Doorbraak kwam vervolgens het voorstel de hashtag #opkuisen voor ‘uitwassen’ bij elke politieke gezindte te gebruiken.

woensdag 13 september 2017

De dunne scheidslijn




Onlangs werd een advertentie bekroond waarop Charles Michel, premier van België, was gefotografeerd in zwembroek. Wel verzekerde het begeleidende artikel dat het lichaam onder het hoofd uit Photoshopland kwam.
Zou Michels Nederlandse collega ook al eens die eer te beurt zijn gevallen? Voor mij verifieerbaar is dat Mark Rutte tot op heden in minstens twee gedichten figureert.
Het eerste, uit 2014, was van de hand van K. Michel (geen familie) en stond in De Gids. Het gaat uit van de marathonachtige vrolijkheid van de premier, die volgens insiders binnenskamers niet volgehouden wordt:

De lach van Rutte

En dan op een dag
– een doodgewone doordeweekse dag
tijdens een normale niets aan de hand persconferentie
zo rond een uur of vier –
na al dat jarenlange glimlachen
grinniken, giechelen, grijnzen
gniffelen, ginnegappen, grapjurken
lachebekken, proesten, schateren, dijenkletsen
dubbelklappend naar adem happen
schatert de premier het zó luid uit, zó breed en
gul en gretig, extatisch en spastisch
zó open en vol overgave
dat zijn lach letterlijk van zijn gezicht spat
en op de grond smakt

om daar enkele seconden verdwaasd
beduusd tot zichzelf te komen
'wah... wah... wie...'
om dan versuft maar vrij overeind te krabbelen
en het op een lopen te zetten
ja in blinde paniek alsof zijn leven ervan afhangt
de benen te nemen
weg, weg van hier de vrijheid tegemoet

weg van hem die verbaasd verbijsterd
half over het katheder hangt zijn gezicht
verfomfaaid zijn mond een slappe cheeseburger

terwijl alle journalisten zich als één man afwenden
'wat?' 'wat?' 'waar?'
en naar buiten stormen zwaaiend met hun microfoons
'volg die lach'
camera's flitsen, deuren klapperen....

de geluidsinstallatie bromt
de airconditioning ruist
stofjes stofjes in het spotlicht
en het rumoerige hoeftrappelende geluid
dat traag in de verte wegsterft

Destijds raakte ik er weinig enthousiast van. Heden verandert niets aan mijn dufheid. Die één-na-laatste strofe! Ik kan alleen niet uitmaken of dit het dichtst staat bij scholierencabaret of bij een tekenfilm. Deze besluiteloosheid zal aan een sikkeneurig gevoel voor humor liggen.
Van een andere inzet is het tweede Rutte-gedicht, in Het Liegend Konijn 2016, en het is van Lucas Hirsch:

Ik dacht er bruine hemden bij

Voor Mark Rutte

Er is een bruine boosheid over ons neergedaald
Te veel meningen over te weinig feiten
maakten ons bang voor vurige pikken,
geloof dat oorlog brengt en gammele gebitten
Tongen werden gescherpt, messen geslepen,
fakkels ontbrand. Een hooivork
in het hart van Nederland geplant
Het toonde onze christelijke waarden
Liberaal zijn kent zijn grenzen,
voorspelde het weer
Ook vreemdelingen hebben recht
om te weten dat het koud is in dit kikkerland
Dat gunstige wind alleen maar waait voor hen
die onder Oranje Blanje Bleu geboren zijn
De politiek de dunne scheidslijn tussen
opportunisme en populisme bewandelt
Dat het land tolerant is tot de achtertuin
Vreemdeling voor vreemden is

In eerste instantie deinsde ik terug. Al in de titel een verwijzing naar het historische fascisme! Mij vermoeit dat. Maar aangezien ik las dat er naast een Godwin nu ook een Pim-win bestaat, heb ik de tekst niet meteen in de hoek geworpen. Ook niet toen de openingsregel wel erg prominent op Lucebert hintte. Zich meten met de keizer van het geëngageerde gedicht?
Belangrijk en lovenswaardig vind ik de poging om de politieke actualiteit te importeren naar een gedicht. Zonder als soortement antropoloog te willen spreken, mis ik namelijk een beetje die functie in poëzie. Literatuur schijnt altijd een omweg te moeten nemen, van de suggestie, de parabel of allegorie. De poëtica van de figuurlijkheid.
Mij bevalt Hirsch’ lef om door een gedicht termen als ‘christelijke waarden’ en ‘liberaal’ en ‘tolerant’ te strooien, en aan het slot het NIMBY-fenomeen letterlijk te benoemen. Ook de hooguit als cliché fungerende hooivork die in het hart van Nederland geplant wordt, vind ik aardig. En ja, als immigrant hoor ik hierin nog dat het SBS6-programma meeklinkt.
Toch zijn er twee versregels die mijn bedenkingen oproepen: ‘De politiek de dunne scheidslijn tussen / opportunisme en populisme bewandelt’. Vóór deze zin moet de lezer dat invullen, hier als middenpaneel van een poging tot retorische opwarming door een drieslag.
Mij plaagt een beeldspraakconflict. Steeds vaker wordt over een ontwikkeling of proces gezegd dat iemand ‘een weg bewandelt’. Daarnaast heet de scheidslijn – als het spreekwoordelijke ‘laagje vernis’ over de beschaving – dan wel immer dun, maar ze valt onmogelijk te bewandelen.
Officieel zouden de twee rap versteende uitdrukkingen dus moeten leiden tot: ‘De politiek op de dunne scheidslijn tussen / opportunisme en populisme wandelt’. Even grote bullshit, waarbij formeel de voorzetsels hinderen.
Zou Hirsch bewust deze botsing hebben veroorzaakt? Ik weet dat uiteraard niet. Wel vrees ik het ergste door het verwijt van populisme, dat altijd iemand anders lijkt te betreffen. En door de in het gedicht heersende wet voor hoofdletters aan het begin van een regel, had de slotzin helemaal in onderkast horen te staan. Het woord Vreemdeling is dus bewust afwijkend. En dat is vanuit de ideologie van het gedicht conventioneel (De Ander was nog erger geweest).
Ik werd aan dergelijke gemakzucht herinnerd door Chimamanda Ngozi Adichies Lieve Ijeawele of Een feministisch manifest in vijftien voorstellen. In dat mooie en nuchtere boekje, dat ik als witte man beter niet kordaat noem, haalt Adichie een heleboel overhoop.
Ze adviseert feministen bijvoorbeeld tegen een kind niet, of zelden, over ‘misogynie’ en ‘patriarchaat’ te spreken. Dat is jargon en voelt abstract aan, zegt ze. Van het eerste woord wist ik eerlijk gezegd niet dat tot het feministische instrumentarium bij de diagnosestelling hoorde, wel dat ik het altijd moeilijk vind om te spellen (net als ‘dyslexie’).
In laatste instantie wens ik Hirsch’ gedicht meer Lucebert toe. Daarmee bedoel ik ook de unieke beat en klankvirtuositeit die van diens ‘hermetische’ gedichten gelukspoppetjes maken die je met je mee kunt dragen als Michels lach van Rutte.
Poëzie als broedplaats van semantische klank? Of klank als broedplaats van semantiek? Waarom niet? Het onweerstaanbare motiefje van ‘Sex and Drugs and Rock and Roll’ haalde Ian Dury uit een bassolo van Charlie Haden.

woensdag 6 september 2017

Hoe slim ze wel waren




Recent verschenen er twee artikelen over de literatuurbranche die de somberaar uit mij opdelfden. Eerst was er een met interviewcitaten doorspekt betoog over de ondergang van fictie, daarna een duogesprek over het failliet van de traditionele uitgeverij.
In plaats van fictie zou non-fictie de harten van lezers hebben gestolen. Margot Vanderstraeten poneerde dat consumenten bij het overaanbod, waaronder fake news, in elk geval enig nut uit hun leesinvestering willen halen. Dat klinkt geloofwaardig; de observatie stond ook in het pamflet Eerlijk waar? van Anne Provoost. Wel vraag ik me af of ontspanning, wegzeilen naar andere werelden, evenzeer een factor is (of denk ik dat door mijn huidige lectuur van Harry Potter)?
Ook Jeroen Olyslaegers sprak. Zijn succesroman Wil ontleende hij aan bronnen over de collaboratie. Dit ‘waargebeurde’ verweefde Olyslaegers in een conventioneel verhaal, waarmee hij zichzelf bleek te hebben heruitgevonden. Hij nam zich voor die aanpak te handhaven.
De wending die Wil heeft gemaakt, wordt in een groter verband verklaard door uitgever Harold Polis. Volgens hem is het publiek dusdanig veranderd dat inbedding in de cultuurgeschiedenis zinloos wordt. Toespelingen blijven onopgemerkt. Zou een hele laag uit Het verdriet van België dan verpulveren? Soortgelijke simplificaties ziet Polis in het vertellen. De houdbaarheidsdatum van onbetrouwbaarheid – die Polis op jaloersmakend orakelachtige wijze aanduidt met ‘Je est un autre, weet u nog wel’ – als artistieke en kennistheoretische strategie zou verlopen zijn. Autobiografisch vertellen beantwoordt de wensen en capaciteiten van de huidige consument beter.
Wow, wat een eensluidendheid! In een reflex dacht ik al dat ze berustte op provinciale myopie (alle deskundigen kwamen uit Antwerpen). Maar het klopt dat sociale media de vorm van getuigenissen-zonder-context hebben gelegitimeerd. Toch lijkt me die survival op basis van wat dan ideologische non-fictie mag heten geen lang leven beschoren. Wanneer dit de enige literatuur is die zichtbaar blijft, wint het scherm.

Het tweede artikel was een gesprek tussen Saskia De Coster en Marnix Peeters. Om cruciale redenen hadden beide schrijvers de deur van dezelfde uitgeverij dichtgeslagen. De eerste vertrekt naar Das Mag, de tweede heeft een geavanceerd eigen beheer geregeld.
Hoewel Peeters iets van een inhoudelijk conflict zag met zijn Noord-Nederlandse redacteur, lag zijn motivatie in de publiciteitsvoering, vooral via sociale media. Traditionele uitgeverijen hadden een wereld te veroveren. Hij verweet eerdergenoemde Polis niet direct een persbericht te hebben uitgestuurd toen iTunes een van zijn romantitels censureerde.
Bij De Coster telde publieksbereik. Maar ze suggereerde vooral dat bij Das Mag de redactionele begeleiding beter is en ze vergeleek het community-gevoel dat die uitgeverij wekt met de Bloomsbury Groep rond Virginia Woolf of The Factory rond Andy Warhol.
Ik bewonder de achteloosheid waarmee iemand zich afmeet aan groten uit de geschiedenis, hoewel de interviewer, al spraken hier twee vaste medewerkers aan het medium, misschien proporties had kunnen aanbrengen. Maar dat hier serieus een poëticaal programma verondersteld wordt wil er bij mij niet in.
Ooit bestudeerde ik een literair tijdschrift van Das Mag, las een opiniestuk van de uitgever en daarna letterkundige beginselverklaringen in een anthologie – waarna me geen andere conclusie restte dan dat originaliteit, vakmanschap of visie op de wereld juist ontbreken. Ideaal om het fraaiste en het lelijkste op te projecteren.
Misschien steek ik mijn licht beter op bij een bekwame lezer: Christophe Van Gerrewey. Hij las het Dag Mag-tijdschrift ook, meticuleuzer, bovenal annoteerde hij het bekendste boek uit het fonds, met ontluisterende gevolgen voor de hardnekkigheid van de overtuiging van wat professionele uitgevers vermogen. Etaleren.
Tegelijk nam Van Gerrewey het collega-critici kwalijk hun werk niet goed te doen. Nu ligt een aantal van hen aan de ketting doordat ze bij papieren media in luttele zinnetjes merkloyaliteit moeten opbrengen, terwijl Van Gerrewey ruim 2000 woorden kreeg (van het literaire tijdschrift De Gids). Toch zijn er ook recensenten buiten loondienst. Waarom geven ze niet thuis?

zondag 3 september 2017

Het poëtisch probleem van Oranje




Waarom speelt Oranje zo ongeïnspireerd? Postinternationaal klinkende namen als Kenny Tete en Quincy Promes zijn nota bene ideaal om verwarring te zaaien in het kamp van de tegenstander. Net als John Rep zouden zij uit elk land afkomstig kunnen zijn.
Ik vrees dat de huidige compositie niet klopt.
Eerst de standaard:

Jan
Wim Arie Wim Ruud
Wim Johan Wim
John Johan Rob

Hoewel de vakliteratuur, bijvoorbeeld bij Anna Enquist, niet eensluidend is op dit punt, bewijzen hier eenlettergrepige namen wel degelijk hun nut. De verdediging krijgt er iets onverzettelijks door.
In het standaard-Oranje gaf juist de spreekwoordelijke uitzondering Arie meer cachet aan dat gevoel. Zijn bijnaam Bombarie liet doorschemeren dat niet-overtuigde tegenstanders desnoods met geweld of met het woord tegen de grond zouden gaan.
(Voor noodgevallen was er Pleun Strik.)
In de overige linies waren Johan en Johan de kloppende speerpunten, klanktechnisch per linie omringd door assonerende begaafdheden.
Vandaag de dag ligt het volkomen anders:

Jasper
Kenny Stefan Wesley Daley
Giorginio Davy Tonny
Arjen Vincent Quincy

De saaiheid op het gebied van klank, met al die wufte i’s, wordt slechts overtroffen door het metrum. Dat trocheïsme – met Giorginio als enige uitzondering op wiens schouders verantwoordelijkheid komt.
(Op de reservebank: Memphis, Marco, nog een Wesley, Bruno…. Geschorst: Kevin. Geblesseerd: Robin.)
Ik kan natuurlijk de cultuurpessimist uithangen door de huidige compositie dramatisch te noemen. Maar tegenwoordig heet een inspanning van meer dan een paar minuten episch en uiteindelijk is winst prozaïsch.
Wie constructief wil zijn, moet met oplossingen komen. Dan moet ik denken aan de band Level 42, die na een paar hits in de begintijd alweer zo’n vier decennia op tournee is. Het geweld komt er nog altijd van de bas, niet direct van de songteksten. Daarom vond ik het vorig jaar verfrissend een optreden te zien waarbij op het podium een doventolk meedeed.
Verwarring zaaien in het kamp van de tegenstander, het is mager maar het is wat.

vrijdag 1 september 2017

Hevige koortsen




Op weg naar school kwam een schroeigeur ons tegemoet. Er steeg ook wat rook op. Inderdaad was een honorabele gemeentewerker op het vroege uur onkruid in bermen aan het uitbranden. Dit gaf een weinig fijn geluid. Binnen de schoolpoort was het evenmin stil. Opgewonden stemmetjes lagen op een fond van housemuziek, waartoe een grote box naar buiten was gesleept.
Wat gaat het onderwijsjaar brengen? Opiniestukken buitelen over elkaar, al dan niet naar aanleiding van onderzoek dat kennelijk vandaag moest uitlekken. Als hoogopgeleide, taalmaniakale witte ouder begrijp ik dat mijn kinderen best goede kansen hebben.
Hoe gezond dat lezen toch is voor de spieren onzer geest. Zelfs in de vakantie werd flink geoefend. De gourmande krijgt, nu ze eenmaal lezen kan, de verhalen wel het liefst uit de mond van derden tegen wie ze zich aan vlijt – en die ze dan ook vleit.
Het taalkundig genie verslindt boeken. In twee weken las ze de complete Harry Potter (7 dln). Op ijdele momenten verbeeld ik me dat ik haar heb aangestoken, toen ze als baby op mijn buik sliep terwijl ik als jurylid prozaboeken doornam.
We lezen wel anders. Ondanks haar tempo kan ze vele details oplepelen en onderhoudt met elk personage een aparte emotionele band. Immersie, heet dat amper anglicistisch misschien wel in vaktermen. Geloof ik, die met de jaren cognitiever woorden verorber, scannend en technisch bijna.
Op die manier ontbreekt me elk legitiem weerwoord op de sponsoropzegging van een poëzieprijs:

De komende jaren richt VSBfonds zich op actief burgerschap. De huidige maatschappelijke ontwikkelingen leiden ertoe dat de verschillen tussen mensen steeds groter worden. (…) Actieve burgers kunnen een relevante bijdrage leveren aan het versterken van de maatschappelijke samenhang en sociale mobiliteit in ons land. De VSB Poëzieprijs, een prijs voor een bundel van een individu, past niet meer in deze koers.

Ontluisterend want tegensprekelijk voor het dichtgenre, en voor de traditioneel humanistische benadering van literatuur. Of zou de wens de vader van de gedachte zijn geweest? En, om bij mezelf te blijven, hoop ik alleen maar dat mijn fascinatie voor taal voortkomt uit een verlangen naar iets als een collectief waarin spreken en schrijven geen ruis verschaffen?
Ik moest ineens denken aan Pim Fortuyn, wiens Engels niet bepaald een slick willy deed vermoeden en wiens Nederlands aan de elementaire kant was: ‘Mijn gebrek aan taalgevoel duidt op een beperkt inlevingsvermogen in anderen, maar het maakt me ook compromisloos en origineel.’
Tegelijk realiseerde ik me dat ik in het verleden lachstuipen kreeg als in- en outsiders die VSB-prijs aanmerkten als ‘belangrijkste’ van de Lage Landen, maar dat ik die kwalificatie voor aapjeskijkerij en hitparadedenken nu, bij monde van de sponsor, ronduit ergerlijk vind.
Dat bij de doorstart, zoals men dat ook ter zake zo fijnzinnig benoemt, een blad annex kanaal voor het hele spectrum worde opgericht, buiten het copy- and pastewezen om.