dinsdag 27 december 2016

Een aantal treetjes lager



De literaire industrie bood op de valreep van 2016 een raar soort goed nieuws: de Lezeres des Vaderlands stopt. Wekelijks dus geen tabellen meer met de manvrouwverhouding in boekrecensies. Hoe opgetogen ik me ooit toonde dat het project was gestart, zo opgelucht voel ik me dat het eindigt.
Zekerheidshalve een voorbehoud bij deze en volgende beweringen: de Lezeres opereert vanaf Twitter en Facebook en blog, en die middelste mediapoot is mij onbekend. Ook weet ik niet wie de Lezeres is/zijn.
Dat ze structureel één aspect uit de literatuurkritiek natelde, vond en vind ik belangrijk omdat elke orde onvermijdelijk ethisch is. Kiezen voor A betekent het sneven van B. De Lezeres des Vaderlands bewees dat in slimme, joehoe-vaardige teksten. Ze waren gelukkig ook betrokken bij wat er in de samenleving gebeurt. Misschien is het daar vreemd genoeg misgegaan.
Dat literatuur wordt doorgetrokken naar schier onbeweeglijke maatschappelijke fenomenen juich ik alleen maar toe, maar het lijkt net of De Lezeres de stiel van onderzoeker inruilde voor een duobaan van aanklager en rechter.
Volgens mij zoog het genderproject te veel thema’s aan: eurocentrisme, etniciteit, (geciteerd) racisme… Dat ze op de agenda staan, vind ik geweldig. Dankzij het debat over Zwarte Piet gaat de laaglandse blik naar wat details leken of tradities zonder haar in de boter. Hoe bewust is de kijker annex getuige van een andere lading? Waar verandert vanzelfsprekendheid in schaamte?
Uit debatten tijdens de legislatuur van de Lezeres herinner ik me een tafereel op de Gouden Koets, in de Keukenhof een beeld van een negroïde vrouw wier armbanden op ketenen leken, in de Efteling een Monsieur Cannibale en meer dienstpersoneel, een kerklied over ‘negers met een loftrompet’
In die enerverende context dreef de Lezeres des Vaderlands af, door expliciet morele oordelen te vellen. Kon ze bij manvrouwverhoudingen in literatuur verontwaardigd zijn en scherp, de beschuldiging ‘seksistisch’ viel niet snel. Ze zou te logisch en reflexmatig zijn, zeker voor het medium waarin dit zich beweegt.
Eric Hazan & Kamo stelden in Eerste revolutionaire maatregelen dat van de potentiële agora die internet en sociale netwerken kunnen zijn niets terechtkomt. Deze ethische status quo dacht de Lezeres omzeilen door anoniem te blijven, maar ze bevestigde slechts cynisme met een overdosis ironie: ‘Ik ben een vrouw van veertig met een sigaret. Ik ben een student. Ik ben een oma met een smartphone. Ik ben een beeldend kunstenaar, een academicus, een schrijver, een vrijwilliger, een tandarts, een musicus, een trambestuurder.’
Die anonimiteit werd zelfs misplaatst doordat de Lezeres aan de nieuwe onderwerpen een deugdentoerisme koppelde. Een vernietigende reactie op een poging tot zelfkritiek van de blanke journalist Sander van Walsum, waarop ze zichzelf tot kampioen intentie-ontrafelen kroonde, veranderde de blog in een tribunaal achter een onewayscreen.
Behalve problematisch was dit tegenstrijdig, omdat het er volgens de Lezeres wel degelijk toe doet of iemand blank of zwart is, man of vrouw, hoog- of laagopgeleid.
Een uitgesponnen protest tegen de dwaze maar voorspelbare onthulling van het Ferrante-pseudoniem openbaarde ten overvloede dat voor de Lezeres een privacy ook een morele kwestie is. Maar ze kende geen restricties voor anderen, en het leek alsof er tegenpolig mccarthyisme herrees.
Minstens stigmatiseerde de Lezeres mensen met wie ze het oneens was. Koren op de molen van de cultuurindustrie, wat een gevoel van onoverwinnelijkheid kan hebben verwekt. Naar mijn idee overspeelde de Lezeres haar hand met een grappig bedoelde standaardbrief aan hoogopgeleide mannen van middelbare leeftijd die aan ‘emancipatiekramp’ leden.
In de aankondiging van haar afscheid noemde de Lezeres haar werk nog steeds ‘onderzoek’. Ik vind die verbetenheid mooi, net zoals ik de roman Ik heb altijd gelijk bewonder. Maar steeds zaniken en nooit zelfkritiek – van intellectuele projecten als deze verwacht ik meer. Temeer daar de Lezeres met complimenten zo zuinig was, dat deze ook paradoxaal bleken.
Vaak geprezen en tegen welke vijand ook verdedigd werd bijvoorbeeld Astrid Roemer, die de P.C. Hooft-prijs kreeg. Maar nooit onderwierp de Lezeres een boek van haar aan een lezing, zodat niet-aflatende loftuitingen en de verwerping van kritische noten iets mechanisch kregen, solidariteit op de automatische piloot.
Speciale aandacht kregen de auteurs Hermans, Reve en Mulisch. Bij het afscheid lichtte de Lezeres dit toe:

Wanneer boeken of auteurs maar moeilijk aansluiten op het Grote Drie-beeld, omdat ze een andere, niet-mannelijke, niet-westerse of niet-witte canon als referentie nemen bijvoorbeeld, of omdat ze een andere opvatting over het genre van de roman hebben, belanden ze al snel een aantal treetjes lager op de literaire ladder.

Dit zijn zulke algemene bewoordingen en veronderstellingen, dat het schril wordt. Geen belichting van grote onderlinge verschillen, laat staan dat deze Drie, of welke collega ook, in de praktijk zouden functioneren als canon. Dat heeft, vrees ik, bitter weinig te maken met een multiculturele of superdiverse samenleving, maar met een leescultuur. In België is, ondanks soms bizarre publiciteitsoffensieven, Hugo Claus al een vergeten schrijver aan het worden.
Morgen zal de grootheid van vandaag hetzelfde lot beschoren zijn. Er lijkt domweg geen serieus te nemen literatuurkritiek, of ze nu door mannen of vrouwen wordt bedreven. Ik vond het tragisch om dat door de schrandere commentaren van de Lezeres bevestigd te zien terwijl ze een andere vraagstelling hanteerde:

‘Is kwaliteit iets enkelvoudigs? Ik denk het niet. Sommige schrijvers duwen hun literatuur de richting op van de journalistiek, anderen weer helemaal niet. In de postkoloniale literatuur zijn er schrijvers die zeer bewust spelen met de taal, omdat die taal ooit opgedrongen werd door de kolonisator – denk aan het werk van Edgar Cairo. Er zijn auteurs die diepgaand beïnvloed zijn door Virginia Woolf, dat levert een ander type proza op dan als W.F. Hermans je grote voorbeeld is.

Wordt er alleen in postkoloniale literatuur zo ideologisch met taal gespeeld? Daar zou je een debat over kunnen voeren, maar daar heb ik de Lezeres nooit op kunnen betrappen. Wel retweette ze gestaag dezelfde mensen.
Bedoeld als onderneming die de blik zou verwijden, werd de Lezeres des Vaderlands, in mijn hoogopgeleide ogen van middelbare leeftijd, een oefening in myopie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten