Hier in België zijn peters en meters belangrijke mensen. Ik ken
ongelovigen die als het ware een moord doen om die status te bereiken – en daar
de boreling levenslang voor betalen in de vorm van cadeaus.
In Nederland heet dat peetoom en peettante. Klinkt toch wat minder. Maar
de mijne waren meer. Mijn peettante was bijvoorbeeld een wonder. Ze was erbij toen
mijn ouders elkaar ontmoetten.
Als ze op bezoek kwam, dronk mijn moeder bessenjenever met haar. Op
zijn beurt had mijn peetoom, volgens het parochieblad, uiteindelijk ‘de kelk van het lijden tot op de bodem uitgedronken’.
Daarna draaide mijn peettante het liedje ‘Laat me alleen’
van Rita Hovink, tot grijswordens toe (van de elpee). Het was een beroemd
liedje, een hit, waarvan mij slechts één frase bijbleef. Over een glimlach die
pure parodie is.
Ik heb mijn peettante destijds het gedicht ‘Iep
aan de kade’ van T. van Deel gegeven. Dat had ze voor de gelegenheid drastisch
herschreven, door voor het bezittelijk voornaamwoord een hoofdletter te
gebruiken: ‘De boom
laat ons het uitzicht na / op Zijn afwezigheid’.
Een
legitieme herschrijving, ze had bewust de oorlog meegemaakt.
Een jaar na haar grote hit slaagde Rita Hovink er volgens Wikipedia in
de laatste plaats te halen bij het Nationale Songfestival. Dat was met het
liedje ‘Toen kwam jij’.
Ik heb daar zojuist kennis mee gemaakt, en vind het niet slecht. De tekst
is er een beetje over, maar op een songfestival was dat niet opgevallen – we schrijven
1977, lang voor Google Translate, het apparaat zonder omtrek waarmee ook getuigenissen
van vluchtelingen worden ontcijferd.
In Hovinks refrein staat zelfs een best mooie regel: ‘En ik zei niets
van alles wat ik bedacht had’.
Vanochtend is het taalkundig
genie vertrokken op zogeheten boerderijklassen.
Ze scheen de enige met een rugzak; een beetje lagerescholier reist voor twee
overnachtingen met een koffer op wieltjes. En het zal aan de zondvloed te
wijten zijn dat ik de enige ouder bleek die voor het wegbrengen de fiets had
genomen.
Een auto kan ik alleen in nachtmerries besturen. Mijn peettante beschikte,
nogal uitzonderlijk voor haar generatie, wel over rijvaardigheid. Wel gebeurde
dat in een wagen met de duistere krachten van het ‘automatisch schakelen’.
Het was de tijd waarin Hannes Meinkema in
haar cultroman En dan is er koffie het
woord ‘mevrouwig’ lanceerde. Dat leek geen compliment, want verwijzend naar rolpatronen.
Hovink moest toen nog met de parodie van de glimlach afkomen.
Tegen het taalkundig genie zeg ik alles wat ik bedenk. Ik durfde haar
alleen nog niet om de oplossing te vragen. Volgens de folder staan boerderijklassen
namelijk in het teken van de verwondering. Toch hoeft dit geen
slechte poëzie op te leveren, aangezien de kinderen in verbondenheid beloven
te raken met het Mysterie.
In de dagelijkse praktijk bedenk ik weinig dat de moeite van het zeggen waard
is. Dat maakt mij een slechte aan de telefoon. Behalve met mijn peettante.
Een paar maanden geleden heb ik haar gebeld, en er is toen een persoonlijk
record gevestigd van meer dan twee uur. We spraken over van alles en nog wat,
behalve over koetjes en kalfjes (die een privilege zijn van boerderijklassen).
Wat mijn peettante altijd feilloos heeft kunnen benoemen is wat bij
Kinderen voor Kinderen een ‘droeverig gevoel’
heet. Over dat licht afwijkende woord, dat in een heel ander register dan het ‘mevrouwige’
ligt, blijkt op een forum van gedachten te zijn gewisseld. De meeste deelnemers vinden het iets herkenbaars
oproepen.
Ook daarom beschouw ik mijn peettante als een echte intellectueel. Ze had
een fabelachtig vermogen tot inleving, schreef, las in alle talen, speelde partijtjes
simultaanscrabble op de iPad en bezocht permanent de universiteit van het
leven.
Mij heeft ze blind leren typen met tien vingers, iemand uit haar wijk
heeft ze op hoge leeftijd – plusvijfentachtig – nog Franse les gegeven.
Nom de dieu. In het songfestivalliedje dat haar Waterloo werd, zong Rita
Hovink: ‘Liefde. Wat is er dwazer dan liefde? Wachten.’ Zou dat hetzelfde zijn
als de bodem van de kelk bereiken?
P.S. Over songfestivals gesproken: de eerste Nederlandse winnaar van de inmiddels
nogal geëxpandeerde Eurovisie, Corry Brokken, is gestorven. Dat liedje ‘Net als toen’, uit 1957,
duurt maar liefst vierenhalve minuut, met van 3.25 tot 3.55 een vioolsolo!
Een sprookjesland dat nu aanvoelt als pure parodie. En Brokken zelf werd
rechter.