Wat een bizar bericht van het Cubaanse communistische partijorgaan dat de Rolling Stones gaan optreden in Havana. Het paard
van Troje, komt dat zien! Gratis nog wel. Handig dat deze
pers onder de bijbehorende foto uitduidt hoe die vier mannen van links naar
rechts heten.
Echt verbazen doet het bericht natuurlijk ook weer niet.
Zoals de koninklijke medaille voor de anti-esthablishmentjournalist toch eventjes op zich liet wachten na zijn
ereonderscheiding uit België. Maar zou bij de dooi in de betrekkingen met Cuba,
waarschijnlijk voorbereid door Harry Mulisch, het besef doordringen dat die
vier arenden van het kapitalisme buiten de foto worden omringd door vele musici
die het werk doen? Dat bleek ten overvloede uit een film van een Stones-concert.
Voordien kwam senator Hillary langs om haar moeder aan de mannen voor te
stellen.
Alles heeft zijn logica, desnoods door een beetje tegen
die logica aan te tikken. Van de Duitse kunstenaar Jan Pieter Hammer bestaat een geënsceneerd interview met een CEO. Het serveert
het format van persoonlijkheden tegenover elkaar, de een gesticulerend, de
ander met peinzende blik, beiden een glaasje water erbij. En de CEO krijgt
langzaam wat zweet op de bovenlip, als hij uitlegt dat zijn bonus een daad van
anarchisme is, de welvaartstaat het tegendeel van vrijheid en de vrije markt
het begin van de heilstaat.
Een
verhaal zonder einde, lijkt het, maar het bleek
onversneden fictie. De bron was Fernando Pessoa. Hij publiceerde in mei 1922 in
het tijdschrift Contemporanea het
verhaal ‘De anarchistische bankier’, inderdaad een tweegesprek, om precies te
zijn tussen twee vrienden, waarbij de ene de rol van journalist vervult om de
motieven scherp te krijgen van de titelheld.
De
anarchistische bankier onderscheidt zichzelf nadrukkelijk van anarchisten omdat
zij het slechts in theorie zijn, terwijl hij er de praktijk bij neemt. Een
anarchist definieert hij als iemand die in opstand komt tegen de
onrechtvaardigheid dat door afkomst niet iedereen in sociaal opzicht gelijk is.
Om
die reden strijdt hij tegen conventies die ongelijkheid mogelijk maken: gezin,
geld, geloof, staat. Dit zijn sociale ficties, die hij perfide acht wegens hun
onnatuurlijkheid. Het zuivere anarchisme wil ze niet vervangen – dan komt er
een ander systeem – maar afschaffen. De man ziet kansen om dit uit te voeren,
alleen niet abrupt.
Verder
betoogt hij dat altruïsme en zelfopoffering evenmin natuurlijk zijn. Hij zegt veeleer
in superioriteit en ondergeschiktheid iets spontaans en instinctmatigs te
proeven. Dan komt hij tot het nietschzeaanse inzicht dat hulp neerkomt op
incapabel verklaren: beknotting van de vrijheid of verachting van de te helpen
persoon.
Hulp
verwekt dus een nieuwe tirannie, die hij onaanvaardbaar vindt voor de onderdrukten. Deze tirannie
zou zich voegen bij de bestaande sociale ficties en aldus belemmeren wat ze
wenst te bevorderen.
Zodoende
is volgens de anarchistische bankier één mogelijkheid onontkoombaar: zich
gemeenschappelijk inzetten voor hetzelfde doel, zij het afzonderlijk. Door
apart te opereren leert men bovendien meer in zichzelf te vertrouwen, niet op
een ander te hoeven steunen en zelfs vrijer te worden.
Met
eigen middelen en geloof, verstoken van geestelijke steun, bereidt men zich
voor op de toekomst. Het ideaal van de te bestrijden sociale ficties volstaat.
Plus directe actie, gericht op de praktijk van het leven. De daad bestaat eruit
sociale ficties te overwinnen door ze ondergeschikt te maken, ze te manen
tot actieloosheid.
Aangezien
de belangrijkste sociale fictie volgens de bankier geld is, wenst hij zich
ervan vrij te maken. Niet door te vluchten voor de macht van het kapitaal in
een primitief bestaan naast de beschaving, maar door de confrontatie aan te
gaan en zoveel geld te verwerven dat invloed ervan niet langer voelbaar is.
Door
geld verwerft de bankier vrijheid. Door onverschillig over de manier waarop hard
te werken en onkieskeurig te strijden voor meer geld, heiligt het doel alle
middelen. Vernietiging van de sociale ficties is niet mogelijk, maar
onderwerping wel. Deze moraalloosheid – alleen voor zichzelf, nooit onder
elkaar – is volgens hem de enige methode waarmee geen nieuwe tirannie wordt
geschapen.
De
bankier vindt dat hij zo zijn plicht heeft gedaan tegenover zichzelf en
tegenover de vrijheid. Dat hij daarbij anderen nooit helpt is een bewuste daad,
want zou een schending van zijn principes zijn (dat vrijheid nooit beknot mag
worden). Stompzinnigheid en gebrek aan wilskracht bij anderen bewijzen voor hem
bovendien natuurlijke
ongelijkheid.
‘Wanneer iemand voor slaaf geboren wordt, is vrijheid strijdig met zijn aanleg,
en dus voor hem een tirannie.’
Voila.
Pessoa’s verhaal volgt de redeneertechniek van de ratiocinatie. Daarbij leidt de logica een eigen leven, of om te
spreken met August Willemsen die het verhaal meesterlijk vertaalde: ‘wiskunde
in woorden, los van waarheidsgehalte’. Doordat alles draait om coherentie
binnen de redenering,
zijn waarheid, werkelijkheid en oprechtheid irrelevant en ‘verhouden zich in de
puurheid van de ratiocinatie als begrippen van een andere planeet’.
Het
maakt de steile opgang van de bankier er niet minder hallucinant van.
Ook
ben ik te jong om de glorietijd van de Rolling
Stones te hebben meegemaakt, toen het de vraag zou zijn geweest of ze beter
waren dan The Beatles. Nu kan het geen punt van discussie meer zijn. Onlangs,
bij de zoveelste interpretatie van ‘Blackbird’, lag de term
geniaal op mijn lippen. Bijna sprak ik. Het is dat ik zo’n oordeel te potsierlijk vind (en
verbind met studentencorpora).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten