Een vriend mailt. Hij vraagt onder meer waarom ik nog altijd niks heb geblogd over de ramp in Parijs. Dan dringt het tot me door nooit zelfs maar te hebben overwogen er iets van te willen vinden.
Na het eerste nieuws had ik me er al op betrapt te vrezen voor een bijkomende gesel: een niet in te dijken stroom van meningen. Een voorrecht liet zich voelen. Tevens groeide spoedig de onrust in mij. Niet alleen vanwege het simpele feit dat mijn vrees meteen bewaarheid werd. Ook omdat dezelfde vriend net met zijn gezin een paar maanden in Parijs was gaan wonen.
In het begin van de avond stuurde ik hem alsnog een mailtje. Dat de vriend niet direct antwoordde, leek me vanzelfsprekend. En naarmate er meer informatie vrijkwam, was het duidelijk dat elke bezorgdheid over hem en de zijnen ongepast was, en narcistisch.
En terwijl iemand anders me eigen werk in het gezicht slingerde (‘Want begrijp je het goed dat je je zo kan vereenzelvigen met zo’n beetje elke medemens, begrijp je het goed?’), bleven de meningen in het rond vliegen. Een strijd om de grootste empathie? Telkens bleek de ramp hooguit een vertrekpunt.
Bronnen, vergelijkingen, relativeringen, antecedenten, geschiedenis, bewijzen: na een openingsregel waarin het gebeurde werd veroordeeld, wist de ramp werkelijk alles los te maken. Steeds mondde het betoog, of teksten die – zoals vanuit de getroffenen zelf of zoals onderhavig schrijven – zulke betogen evalueerden, virtuoos uit in diagnoses bij de ander. Het bliksemdonderde tegen hypocrisie en recuperatie.
Deze betekenis van ‘recupereren’ heb ik pas in België leren kennen. Voordien kende ik het woord louter van Tour-verslagen door Jean Nelissen, die renners liet recupereren nadat ze bij een kopgroep waren gekomen of daaruit teruggevallen waren in het peloton.
Daarnaast blijkt ‘recuperatie’ te wijzen op de praktijk om zelfs de akeligste gebeurtenis te kaderen en hernemen vanuit de eigen opvattingen (en daarmee de eigen stoep schoon te vegen en de troep bij andersdenkende buren te deponeren).
Mijn weigering iets te vinden van de ramp in Parijs is evengoed een staaltje recupereren. Iedereen kan het. Sterker nog, indien ik althans een scoop mag vrijgeven: iedereen doet het. Desgewenst heb ik voor mijn recuperatie een hashtag: #niet onverschillig, wel onwetend.
In de mail van de vriend stond ook de vraag wat mijn mening was over de mening ter zake van mijn held Slavoj Žižek. Het was me ontgaan dat hij die had gedebiteerd, maar ik kwam al snel tot de conclusie dat het me pas echt zou hebben verbaasd wanneer Žižek geen mening over de ramp in Parijs had.
If today’s so-called fundamentalists really believe they have found their way to Truth, why should they feel threatened by non-believers, why should they envy them? (…) In contrast to true fundamentalists, the terrorist pseudo-fundamentalists are deeply bothered, intrigued, fascinated, by the sinful life of the non-believers. One can feel that, in fighting the sinful other, they are fighting their own temptation. (…) The problem with fundamentalists is not that we consider them inferior to us, but, rather, that they themselves secretly consider themselves inferior. This is why our condescending politically correct assurances that we feel no superiority towards them only makes them more furious and feeds their resentment. The problem is not cultural difference (their effort to preserve their identity), but the opposite fact that the fundamentalists are already like us, that, secretly, they have already internalized our standards and measure themselves by them. Paradoxically, what the fundamentalists really lack is precisely a dose of that true ‘racist’ conviction of their own superiority. (…) The paradox is that liberalism itself is not strong enough to save them against the fundamentalist onslaught. Fundamentalism is a reaction – a false, mystifying, reaction, of course – against a real flaw of liberalism, and this is why it is again and again generated by liberalism. Left to itself, liberalism will slowly undermine itself – the only thing that can save its core values is a renewed Left.
Borend en schitterend en geestig weer natuurlijk, maar ook een beetje erg vertrouwd. Zelfs de paradoxen heeft Žižek als zodanig benoemd. Ik voelde een anti-intellectualisme in me opborrelen waarover ik in andere omstandigheden lijvige deconstructies had kunnen schrijven: laat de slimste jongetjes van de klas inademen in plaats van uitstoten!
En wat komt de hulp van het medium internet, dat elk zuchtje faciliteert, eigenlijk ongelegen. Een recent rapport heeft daar ook een paradox over benoemd, ‘dat virtuele afstanden verkleind worden, maar bestaande sociale afstanden bestendigd worden. Gepersonaliseerde technologie draagt er ook aan bij dat men vooral opinies en informatie voorgeschoteld krijgt die de eigen meningen bevestigen, waardoor groepen mensen in hun eigen bubble kunnen leven’.
Voorafgaand aan of volgend op vloeibare identiteiten, waarover nog veel meer tekst bestaat, lijkt technologie een specifieke onttovering te hebben bewerkstelligd: afstand tegenover eigen gevoelens. Wie bovendien onverwijld kan reageren zonder iemand in het gezicht te kijken, kan makkelijker krasse uitspraken doen. Aangezien het de schoolmeester in mij frappeerde dat ook bij commentaren op de ramp weer dikwijls naar mensen niet verwezen werd met ‘wie’ maar met ‘waar’, werd ik rillerig van deze indruk: internet als podium voor reïficatie?
Dat poneer ik dan op een blog. Anderzijds blijkt de vriend met zijn gezin op wandelafstand van de plekken des onheils te verblijven. Achter twee poorten en een deur had hij zich geïnformeerd met berichten van internet en televisie.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten