Zijn ze werkelijk terug? Tot de mythe van ‘de jaren zeventig’ behoren, behalve parafernalia als ‘de zitkuil’ voor meer gesettelden, attributen die een veranderingsopdracht suggereren. Onmisbaar zijn dan ‘jezussandalen’. Die toeschrijving ontwaart een heilig streven bij de dragers om de wereld te verbeteren. Zij waren overwegend mannelijk, wat met de sandaal de bijzonderheid opleverde dat er blote voeten in staken: mannen die er uit gewoonte sokken onder aanhadden golden, tenzij die sokken van ‘geitenwol’ waren, op zijn minst als ‘burgerlijk’.
Met die blote voeten begon een zichtbaarheid die zelfbevrijding aanwees. Schaamte was een gepasseerd station en het hele lichaam mocht getoond. Het verbaast dus niet dat de beroemdste sandaal afkomstig was uit het land van de Freikörperkultur. Behalve naturel had het merk Birkenstock, waar ik op doel, orthopedisch comfort in het pakket. Vandaar dat zijn sandaal behalve door ‘macrobioten’ evengoed gedragen werd door verpleegsters. Het ‘anatomisch gevormde voetbed’ in de kurken zool zou niets minder behelzen dan een voetafdruk in woestijnzand. In zo’n praktische ecologie blijft Duitsland overigens op kop, met velden vol zonnepanelen en windmolens (in Amsterdam wordt afval nog altijd niet gescheiden).
De afgelopen zonnige maanden trokken ontelbare mensen, hele gezinnen vaak, aan mijn oog voorbij die sandalen van het roemruchte merk aanhadden. Beperkt de verbirkenstockenisering zich tot de Lage Landen? In het klassieke schoenenland Italië blijkt de hoofdredacteur van Il Foglio, die het vertrouwde tijdpad aflegde van extreemlinks naar neoconservatief, niet alleen een Vespa te hebben maar ook sandalen van een zeker merk.
Nu nog even de verschillen met ‘de jaren zeventig’ zoeken. De schoenen zijn bijna overal permanent in de aanbieding geweest – een schappelijke prijs lokt meer klantheid dan een nobel principe. Daarnaast waren ze niet louter in speciaalzaken annex reformwinkels te koop, maar hadden ook notoire grootgrutters ze voor ‘bodemprijzen’ in het assortiment. Niet langer regeert hier een non-descript bruin maar een vrolijk kleurspectrum, met een metallic glans als van een doorsnee racewagen. Ook lijkt het degelijke model met twee wreefgespen en een hielbandje in populariteit weggevaagd door dat van een veredelde teenslipper.
Teenslippers appelleren aan de hele bevolking, waarbij globaliseringshalve het onderscheid tussen werk en privé, tussen plicht en vakantie opgeheven is. Dat werd duidelijk uit een incident bij president Bush junior, toen snel uitgesproken schande verstomde nadat bleek dat hem bezoekende highbrow meisjes teenslippers droegen voor prijzen waar menige schoenenpatissier nog een puntje aan kan zuigen. Geestig is dat de ambachtelijke term voor die dingen, ‘flipflop’, tevens een politieke betekenis heeft.
Ook het gezondheidsaspect is teruggedrongen. Het staat me uit mijn jeugd dan niet bij dat alle Birkenstockdragers macrobioten waren, evenmin zag ik hen in zulke grote getalen friet en andere vettigheden naar binnen werken als nu. Maar misschien heb ik te veel in de nabijheid van strandtenten vertoefd, een plek waar de oerBirkenstockdrager minder te vinden was dan in duin en hei.
Tot slot bieden de benen die heden uitrijzen boven Birkenstocks een gewijzigde aanblik. Van voet naar enkel tot hoger worden ze steeds vaker gesierd door tatoeages die ver voorbij het zeemans- en roversstigma in alle kringen schijnen geaccepteerd. Dat deze als lianen voortslingerende huidschilderijen te zien zijn, brengt, al ben ik geen deskundige, nog een verschil met het birkenstockbeen van ooit: het stond vol haar.
Destijds gaf het conform de postschaamte van top tot teen geen pas boven sandalen ook maar iets in te perken. Aldus kon de lichaamsbeharing ongebreideld zijn. Meldde ik over het deel dat aan de kin hing hier al eens wat, Rudy Kousbroek behandelde in Het avondrood der magiërs voor zijn kritiek op subculturen op iedere denkbare plaats welig tierend haar. Hij besloot dat een hippie ‘een soort wandelende pubis’ was. Vergelijk dat eens met de huidige trend van the Brazilian wax, wat als onderdeel van het gladscheren verwijst naar de, om met Daphne Deckers te spreken, ‘totale ontbossing’ van de schaamstreek.
Die integrale kaalslag heeft een voorgeschiedenis tot aan de gelofte van kuisheid. Kousbroek refereerde daar ook aan (via tonsuren van monniken) en zag een teken van gehoorzaamheid. Da’s een intrigerend spoor. In haar studie Female Chauvinist Pigs zegt Ariel Levy namelijk dat bimbo’s van nu wel vergeleken worden met ‘de feministen die in de jaren zeventig hun beha’s in de fik staken’, maar dat het gedrag van ontbloting van elke denkbare intimiteit de oorspronkelijke voorvechtsters weinig monter zal stemmen.
Levy: ‘Nog steeds worden we door de modewereld, de media en elkaar aangemoedigd om “sterke vrouwen” te zijn. “Bevrijding” en “emancipatie” zijn nog steeds populaire kreten, maar vroeger verwezen ze naar het op z’n kop zetten van het systeem, naar in staking gaan tegen onderwerping. Sindsdien zijn deze woorden alle inhoud kwijtgeraakt (…) de dansende borsten van weleer worden omhooggehouden door push-upbeha’s of “gecorrigeerd” tot strakke, harde bollen die altijd pront vooruit steken.’ Toch schijnt een enkele routinier hier verlossing en progressiviteit in te zien, en geen bevestiging van rolpatronen die commercieel interessant zijn (voor gekleed blijvende producenten van programma’s als Girls Gone Wild Doggy Style).
Zelfs wordt gesuggereerd dat wie zich niet mee onthult problemen heeft met haar seksualiteit en niet echt vrij is. Denken in termen van lustobject zou tonen dat je nog niet one of the guys bent – het aantal tatoeages is inmiddels wellicht groter bij vrouwen dan bij mannen. Nu hoeft men ‘de jeugd’ niet even triomfaal allerlei, haast met wellust aangewezen vleessport toe te dichten die ressorteren onder urban legends. Men zoekt beter naar een desnoods moreel te noemen procedé. Knipogend naar Harriet Stowes fameuze negentiende-eeuwse boek noemt Levy het ‘tommen’: het met opzet bevestigen van het stereotiepe beeld van de gemarginaliseerde groep, teneinde vooruit te komen binnen de dominante groep. Wel concretiseer je daarmee het vooroordeel dat je gevangen houdt. Steunt gladgeschorenheid dan een conformistisch schoonheidsideaal?
Minstens zo tegenstrijdig is de informatiestroom naar de bimbocultuur aan althans trans-Atlantische zijde: enerzijds krijgen tieners de boodschap in een seksueel Luilekkerland te leven, anderzijds pompte de overheid miljarden in voorlichtingscampagnes die onthouding adviseerden en christelijke maagdelijkheid tot aan het huwelijk. Bimbo’s hebben zich volgens Ariel Levy tegen geen enkele feministische golf hoeven afzetten en dus nooit meegemaakt, zegt ze nuchter, dat ‘slet’ geen compliment inhoudt of paaldanser geen eerbaar beroep is.
Je zou voor minder haar op je tanden krijgen (dat passend schoeisel verdient).
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten