maandag 23 augustus 2010
Ieder zijn beurt
Is komkommertijd zoiets als ‘de belastingbetaler’: een vlag waaronder van alles kan worden beweerd? Afgelopen week stuiterde treinreizend België na de mededeling dat, vanaf vandaag, een internationaal kaartje op het station zeven euro extra gaat kosten. Aan die ‘persoonlijke assistentietoeslag’ valt te ontsnappen door online bestellen.
Minstens zo interessant als de petitie die oud nieuws gelukkig nog blijkt te kunnen verwekken, vind ik de verhalen die simultaan door en rond zo’n bericht oprijzen. Van dezelfde NMBS werd bekend dat het bij vacatures voor met name de techniek en informatica een aardige welkomstpremie in het vooruitzicht stelt. Ook in de berichtencirculatie raakte het salaris van drie toplui, dat flink was gestegen.
‘Wij werden bloedserieus de risee van onszelf’, schreef Leonard Nolens ooit. De komkommer rust alsnog in handen van de belastingbetaler die mag schokken – de term ‘subsidie’ volstaat gemeenlijk om de laatste band met uitgerekend het gezond verstand te slaken. Internationaal treinverkeer flitst namelijk door een vrijgemaakte markt, een vorm van bevlekking die wil dat dit verkeer ‘zelfbedruipend’ is. Enig protest kant zich daarom beter tegen het neoliberalisme in het algemeen, en de Europese Unie in het bijzonder. Overigens wist een nagekomen bericht vermoedelijk te milderen: op stations zullen, voor medewerkers en pendelaars, crèches worden geopend.
Wel konden comments op internet iets extra’s brengen. Zo wees een frequente reiziger erop dat het aan de balie wel maar online niet mogelijk is om een ticket te krijgen dat de korting verrekent waarop méér dan één reductiekaart recht geeft. ‘Ik heb NMBS hierover al twee keer gecontacteerd en ondanks de belofte om dit in orde te maken, is er nog steeds niets gebeurd.’ Wordt daarom personeel geworven? (Zelf weet ik over een alternatief, de kaartautomaat op het station, dat die in België louter binnenlandse biljetten uitspuwt, terwijl in Nederland, waar dat ding wel over grenzen slaagt te kijken, niet betaald kan met buitenlandse pasjes van nochtans afgebeelde kredietmaatschappijen.)
Een hele, bepaald ongemakkelijke wereld werd terzelfder plekke geopend door een lezer die, typisch voor het genre, wees op ‘mijn moeder die 80 is, maar nog zeer reisvaardig, en die anderzijds (begrijpelijk) nog nooit met een computer heeft gewerkt’. De idee is dan dat niet iedereen die een korting zou willen hebben deze redelijkerwijs ook kan verkrijgen – een bijna ouderwets socialistische kwestie van toegang tot. Het internet fungeert dan als scherprechter voor wie mee kan komen met zijn tijd en zou ‘de maatschappelijke tweedeling’ demonstreren.
Mochten reizigers zich geen computer kunnen veroorloven, dan betekent de ‘persoonlijke assistentietoeslag’ dus een dubbele klap. Het bizarre woord zou daarentegen relevant worden indien reizigers niet snappen hoe surfen werkt. Ondertussen blijkt in de Verenigde Staten het motievenspectrum om geen internet te gebruiken complex. Het betreft (het mijns inziens verrassend grote aantal van) 21% van de volwassenen, van wie de meerderheid geen belangstelling voor het medium heeft of de computer, inderdaad, te duur vindt. Meer in de marge vallen artikelen als angst en onwetendheid, die ooit rijp waren voor volksverheffing.
Ik bewandel deze zijweg ook, omdat ‘ouderen’ in een ander recent debat hier te lande de tegenovergestelde rol hadden. Toen een bank besloot om zestigplussers een lagere wekelijkse ‘opvraaglimiet’ te geven bij het pinnen, omdat ze significant vaker de pineut zijn van fraude en misbruik bij pinpasjes, was de wereld te klein: discriminatie van nog best kranige lieden! Nu zal macht noch financiële amplitude van babyboomers vergeleken kunnen worden met die van tachtigjarigen, maar onder die publieke opinie werd dat besluit wél als zijnde ‘onzalig’ fluks teruggedraaid.
In mijn leven beperkt het fenomeen internationaal treinverkeer zich grotendeels tot het traject Brussel-Amsterdam, waarin de term ‘afgeschaft’ een nieuwe dimensie heeft gekregen. Tevens voor de faciliterende instanties zelve, lijkt het; in die trein hangen affiches waarop staat dat wanneer een aansluiting door zo’n fijne stagnatie wordt gemist men kosteloos overstappen kan op de duurdere hogesnelheidstrein. Die blijkt op zijn beurt het begrip ‘stiptheid’ nogal eigenzinnig op te vatten.
Voeg eraan toe dat op die treinen het teken voor fietsvervoer is overgeverfd, en ik waan me het centrum van de wereld in mijn idee dat de ‘persoonlijke assistentietoeslag’ een respectabel spreekwoord over brutaliteit steunt. Dit verwekt bij mij onthechting, zelfs aan het loket. Ik kan me niet meer voorstellen iets te hebben gevoeld in de rij voor de over vijf minuten vertrekkende internationale trein en dan de huidige klant te horen vragen: ‘Over drie maanden willen wij op wintersport. Kunt u wat treinen en prijzen laten zien voor een vergelijking, Frankrijk, Oostenrijk, Zwitserland, maakt niet uit.’
De eerste keer dat ik dat beleefde had ik mijn Hollandse genen nog niet onder controle. Toen kreeg ik gratis het advies dan maar op tijd naar het station te hebben moeten gaan. Zo doemt balie-ervaring, uniek gelijkend, tevens bij politiebureaus en postkantoren, bijvoorbeeld dat je eindelijk aan de beurt bent en medewerkers dan de blik zijwaarts richten en, al dan niet onder het genot van een mok koffie, met elkaar een gesprek beginnen. Mij lijkt dat in Nederland bijna onmogelijk, omdat ze dan commentaar zouden krijgen dat het stadium van moralisme niet eens wenst te bereiken omdat ‘de ambtenarij’ sowieso moet hangen.
Ik moest hier ook weer aan denken toen onlangs las ik dat het Arnhemse postkantoor aan het Jansplein niet meer in gebruik is. Het verwierf enige bekendheid door als zijwand te fungeren voor het consternatie verwekkende kunstwerk The Pisser van Marc Quinn. Maar binnenin was het altijd gedoe – mensen lieten in authentiek Ernums weten dat ze te lang moesten wachten, dat anderen voorkropen, en toen er dan bij een renovatie in ‘open balies’ voor kleine handelingen zelfs een aparte ‘servicecounter’ kwam, met elektronische nummerafroep, was het nog niet goed. Zelfs als enige in de ruimte werd men niet geholpen als men dat nummertje niet kon overleggen. En daarna werd het er verboden te roken!
Als ik het goed begrijp, zou daar nu, nadat internet de post grotendeels overbodig gemaakt heeft, een ‘boeken-grandcafé’ zijn, maar de vraag lijkt vooral of dat serieel gezeik, dat de evidente associatie met dissensus schoffeert en de inzet van Fortuyn en Wilders vooraf schijnt te spiegelen, zich vertaalt in de formatie. Dan valt er nog een zware pijp te roken! Bewijst de internationaletreintoeslagcommotie in België dat het er daar gedweeër aan toegaat maar dat, doordat het ventiel schier permanent gesloten is, spaarzame uitbarstingen er ietwat drastischer zijn? Dieptepsychologie, die in de pre- en postformatie veel perimeters belooft:
‘ligt de mist, waarin we vastlopen
en teruggaan
en dan weer verder tasten,
onze waarnemingen in de weg?’
(Martin Reints)
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
De kwestie heeft zelfs opiniepagina’s bereikt en verwekt wonderlijke eenstemmigheid:
BeantwoordenVerwijderenhttp://www.demorgen.be/dm/nl/2462/Standpunt/article/detail/1149917/2010/08/27/Toeslag.dhtml, http://www.demorgen.be/dm/nl/2461/De-Gedachte/article/detail/1149936/2010/08/27/Dienstverlening-NMBS-ontspoort.dhtml, http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=FL2UI1OM
Ook heb ik een efficiencyproef gedaan voor een reisje naar mijn moeder; online boeken kostte mij, inclusief printen en het intoetsen van extra betaalcodes voor een creditcard, een kwartier.
En betreffende het niet-persoonsgebonden onderdeel van het experiment: de internationale trein had op de heenreis acht minuten vertraging en was op de terugreis afgeschaft.
BeantwoordenVerwijderen