maandag 19 april 2010

Coreferenties (4)

Vandaag: dichter, essayist en redacteur Hans Groenewegen (1956). Hij publiceerde bij Uitgeverij Wereldbibliotheek de poëziebundels lichaamswater (2002), en gingen uit sterven (2005) en zuurstofschuld (2008). Voor Historische Uitgeverij redigeerde hij artikelenbundels over Hans Faverey (1997), Lucebert (1999), Kees Ouwens (2002) en Karel van de Woestijne (2007), en schreef hij zijn recentste studie Het handschrift van Lucebert (2009). Hij stelde voor Uitgeverij Van Gennep een bloemlezing samen over oorlog in de Nederlandstalige poëzie na de val van de Muur: Vrede is eten met muziek (2005). Veel van zijn poëziekronieken, waaronder de selecties voor Uitgeverij Vantilt onder de titels Schuimen langs de vloedlijn (2002) en Overvloed (2005), zijn integraal te vinden op zijn website. 

Augustus 2005 verschijnt het eerste nummer van een nieuw literair internettijdschrift: Komkommer & Kwel. De redacteuren formuleren in het eerste redactioneel hun ambitie als volgt: ‘Een van de doelstellingen van Komkommer & Kwel is het presenteren van proza, poëzie en beschouwende teksten van ongekend talent. We bieden hen een podium in de hoop dat het een volgende stap is op weg naar een uitgeverij, erkenning en (uiteindelijk) wereldfaam.’ Ze weten dat tijdschriften traditioneel met iets van een beginselverklaring op de proppen moet komen. Zij doen dat ook, maar dan anders: ‘De motivatie om een literair tijdschrift op te zetten berust vaak op een gevoel van ontevredenheid. Ontevredenheid bijvoorbeeld over het heersende literaire klimaat van het moment. Provocatie, openbare executies en allesverwoestende bommentapijten zijn dan de middelen die het doel moeten heiligen. Wij keren al dat wapengekletter de wang toe.’ 
De geboorte van Komkommer & Kwel werd met ergernis geconstateerd door Jeroen Mettes op zijn weblog Poëzienotities. Die ergernis vormt een prima bijdrage aan de discussie over literaire tijdschriften. Ik bezondig me hier aan een gewoonte die ik op papier heb ontwikkeld en neem het citaat over: 

‘Nu vind ik het prettig dat niet iedereen in Nederland zo boos en uitgesproken is als ik of Geert Wilders, maar de vraag rijst: als ik een auteur was – bekend of onbekend –, waarom zou ik dan mijn werk gepubliceerd willen zien in Komkommer & Kwel? Waarom zou ik het niet gewoon op mijn eigen blog of website zetten? Ik bereik immers een even groot publiek. De enige legitieme reden om in een online literair tijdschrift te publiceren lijkt me de volgende: het tijdschrift biedt een bepaalde context voor mijn werk, een bepaalde visie op literatuur en een waardering voor bepaalde tradities die ik deel. Ik wil nl. niet alleen dat mijn werk gelezen wordt, ik wil ook dat het goed gelezen wordt en dat het de juiste lezers bereikt. D.w.z. een tijdschrift moet een bepaalde gemeenschap representeren. Zonder zo’n gemeenschap is het niets meer dan een publicatiemogelijkheid, een leeg podium, dat ik met digitale middelen in een kwartier voor mezelf heb gefabriceerd. Goed, ik kan na zes bundels zeggen: “Mijn debuut was destijds in Komkommer & Kwel.” Maar wie zal zich een tijdschrift herinneren dat bewust geen enkele indruk wil maken?’ 

Wat is er nieuw onder de zon? Al in 2005 lag het vraagstuk van de literaire tijdschriften en internet op tafel. Het aardige van het redactioneel van Komkommer & Kwel enerzijds en de reactie van Jeroen Mettes anderzijds is dat het helemaal niet om internet tegenover niet-internet gaat. De Komkommer&kwellisten geven duidelijk aan dat zij een digitale springplank (het woord ‘podium’ is wat onzorgvuldig gekozen) willen zijn naar papieren erkenning. Mettes maakt het niet uit of een tijdschrift alleen online bestaat of (ook nog) op papier. Een tijdschrift is voor hem onderdeel van dialogen – zowel de dialoog van de poëticale gemeenschap die het tijdschrift samenstelt, als de interventie die zo’n tijdschrift pleegt in het literaire en maatschappelijke debat. Hij verwacht antwoorden. 
Het vruchteloze van de tijdschriftendiscussie komt hier ook aan de oppervlakte. Er praten twee groepen langs elkaar heen die verschillende belangen hebben. 
Aan de ene kant zien we de avant-garde – Mettes noemde zichzelf, met restricties en toevoegingen die hier te ver voeren, een avant-gardist; hij liet zich enkele maanden na de start van Poëzienotities inlijven bij zowel Parmentier als yang. Zij wil literatuur vernieuwen. Internet biedt extra mogelijkheden om dat te doen. En internet vormt een ruimte, een gelegenheid voor gelijkgezinde nieuwsgierigen die elkaar op interessante boeken en blogs wijzen, elkaars begrippen begroeten of bevragen. Kijk maar eens naar de enthousiaste en vruchtbare discussies in de eerste maanden van het bestaan van Poëzienotities. De avant-garde verhoudt zich tot de mainstream literatuur. De mainstream literatuur verhoudt zich tot de avant-garde. De dominerende esthetica heeft altijd elementen en middelen opgepikt die elders zijn uitgeprobeerd. Het houdt de beweging erin. De literaire instituties zijn bereid voor deze bevruchtende functie te betalen, zowel aan personen als aan gemeenschappen zoals tijdschriften – of die nu online of offline functioneren. 
De gevestigde vertegenwoordigers van de mainstream literatuur voeren geen debatten. Ze houden zich al helemaal niet op internet op, anders dan als bijkomende marketingstrategie. Of voor individueel gemopper als ze zich miskend voelen (gevoelens van miskenning komen ook daar voor). Wie zich wel op internet ophouden zijn de Komkommer&kwellisten. Voor hen is internet niet een medium dat om nieuwe technieken vraagt, het is niet een ruimte voor debat, het is een pikordehok met daarin een springplank naar papier. Op dit niveau speelt de vraag naar kwaliteit. Is werk goed genoeg om bij een gevestigde uitgever uitgegeven te worden? Het fonds van De Contrabas levert geregeld dichters af bij gevestigde uitgeverijen.
De discussie over subsidies voor literaire tijdschriften lijkt me dan ook een valse discussie. Het weinige geld dat eraan wordt besteedt is een afkoopsom. Tijdschriften zijn voor de grootverdieners wat het Natlab (het Natuurkundig laboratorium) is voor Philips. Soms komt er iets uit waar iedereen van profiteert – maar daarvoor moeten de laboranten wel de vrije hand krijgen. Hier speelt allereerst de vraag naar kwaliteiten, en daarbinnen wordt de vraag naar kwaliteit weer actueel, net zoals tussen de springplankers en zij die zich al in het warme bad van papier bevinden. 
Vanuit De Contrabas zou de vergelijking op tafel moeten worden gelegd met andere uitgeverijen. Hoe financiert De Contrabas zijn poëzie-uitgaven en hoe doet Querido dat? Hoe financiert De Contrabas zijn weblog en hoe financiert Querido zijn promotieactiviteiten? Als Querido daar wel subsidie voor krijgt en De Contrabas niet, dan zou de vraag naar het waarom moeten worden beantwoord. Flagrant onrecht zou bestreden moeten worden.

54 opmerkingen:

  1. Ik wil hier best, namens De Contrabas, op ingaan, maar ik begrijp de vraag niet helemaal.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Na enig denkwerk geloof ik dat Groenewegen met de zinsnede "Het fonds van De Contrabas levert geregeld dichters af bij gevestigde uitgeverijen" aan wil geven dat er bij DC "kwaliteit" wordt uitgegeven.

    Even los van die merkwaardige twist in zijn redenering (wij leveren kwaliteit aan... alsof die kwaliteit niet op zichzelf kan staan...).

    Groenewegen vindt dat de (geringe) subsidie die er is, moet worden uitgegeven aan "kwaliteit"

    Voorts vraagt hij zich af (en waarschijnlijk velen met hem) hoe DC financieel gezien in staat is om zoveel bundels uit te brengen, meer dan elke andere uitgeverij als DC geen subsidie krijgt (maar wel "kwaliteit" aflevert).

    Zoiets... toch?

    Al met al een groot compliment van Groenewegen.

    De wijze van financieren is vrij eenvoudig uit te leggen. Een klein deel van het CB-fonds komt op basis van subsidie tot stand komt en het andere, veel grotere deel, niet.

    Sommige bundels verkopen goed, andere bundels worden door auteurs tijdens voorleesbeurten verkocht, er wordt eens een auteur genomineerd, etc.

    De website wordt in het geheel niet gesubsidieerd, op dit moment.

    Slim ondernemen ligt aan de basis, maar een vetpot is het uiteraard niet.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Deze reactie is verwijderd door de auteur.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Deze reactie is verwijderd door de auteur.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Deze reactie is verwijderd door de auteur.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. "Vanuit De Contrabas zou de vergelijking op tafel moeten worden gelegd met andere uitgeverijen. Hoe financiert De Contrabas zijn poëzie-uitgaven en hoe doet Querido dat? Hoe financiert De Contrabas zijn weblog en hoe financiert Querido zijn promotieactiviteiten?"

    De suggestie is hier dat het weblog van De Contrabas op moet worden gevat als een promotieorgaan van een uitgeverij. Zoiets als de kwartaalcatalogus? Of moeten de tijdschriften ook als promotieactiviteit worden gezien?

    Het komt mij in elk geval voor dat een weblog als De Contrabas niet helemaal te vergelijken is met een tijdschrift, en ook niet helemaal te reduceren tot een promotieactiviteit. Gesteld dat zo'n site recht zou willen doen gelden op literaire subsidie, dan zou in de eerste plaats duidelijk moeten zijn welke functie een dergelijke weblog precies moet vervullen in het literaire veld.

    In het geval van De Contrabas is dat nog een ingewikkelde opgave. Een aantal functies lopen door elkaar. Inderdaad, de site hoort bij een uitgever en promoot die uitgever; maar tegelijk heeft het enigszins tijdschrift-achtig gefunctioneerd met essays en columns en mooie initiatieven als het gedicht voor de week, de eerste-gedicht-reeks, enzovoort. Dan is er nog de forumfunctie, door RHCdG in zijn commentaar op Coreferenties (3) nog naar voren gehaald als het belangrijkste element van De Contrabas ("waar naar aanleiding van aanzetten van een onvermoeibare redactie regelmatig op niveau wordt gediscussieerd, zonder dat daarbij de wormen per se moeten worden geschuwd.") Tenslotte heeft Breukers de Contrabas zelf wel eens getypeerd als een hedendaagse Der Fackel: m.a.w. een persoonlijk polemisch podium.

    STEL nu dat De Contrabas subsidie zou willen krijgen. Dan lijkt mij de vraag: voor welk van deze vier functies dan precies? Of gaat het om nog iets anders? De vraag dus naar de "missie". Een complexe kwestie, ook omdat de verschillende functies niet altijd volmaakt samengaan. De polemische functie en de functie van publiek forum kunnen elkaar bijvoorbeeld flink in de weg zitten.

    Maar zolang er geen subsidie wordt aangevraagd en de site vrij is om te doen waar hij zin in heeft hoeft zo'n missie-vraag natuurlijk ook helemaal niet gesteld te worden. Misschien is het ook wel juist de kracht van De Contrabas dat zijn functie niet gedefinieerd kan worden.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Beste Marc, kun je mijn reacties (ook deze) ajb verwijderen? Ik ga niet optreden in een discussie waarin iemand figureert die mij van een "verkeerd discours" beticht. Dank.

    BeantwoordenVerwijderen
  8. Oh ja, en functie 5, niet onbelangrijk: linkjes & nieuwtjes verzamelen! De voornaamste reden dat ik het blog toch blijf lezen sinds mijn comments er systematisch gewist worden.

    BeantwoordenVerwijderen
  9. Deze reactie is verwijderd door de auteur.

    BeantwoordenVerwijderen
  10. Deze reactie is verwijderd door de auteur.

    BeantwoordenVerwijderen
  11. Vind deze coreferentie een van de zinnigste tot nu toe, wat ook te danken is aan het vruchtbare uitgangspunt van Jeroen Mettes. Want natuurlijk is die inbedding in een gemeenschap van belang, en biedt die schrijvers de geborgenheid waarmee Forum zijn auteurs mee wist te binden.
    Men hoeft het niet in het 'ideologische' te zoeken; alle weblogs van individuele auteurs met een onderscheidende stem behoren toe aan evenzovele 'venten'. Daarbij vordert de structuur van het internet, die op de hyperlink berust - dus intrinsiek verwijzend is - niet langer dat men zich organiseert. Men figureert in elkaars blogrolls, en wie dat wil kan uit die gede-organ-iseerde structuur alsnog een Gestalt bij elkaar fantaseren, maar de omvang daarvan hangt af van criteria, en niet langer van een formeel kader. Missies, beginselverklaringen en programma's verliezen daardoor nut en relevantie (vermoedelijk is dit ook waarom Komkommer & Kwel daar geen been in zag: op zichzelf een juiste analyse dus).

    Uit Samuels reactie blijkt overigens wel zijn beïnvloeding door Badiou: 4 punten, en hoe zit het nou precies. Er zijn m.i. geen 4 punten, maar honderden, duizenden wortelpunten die de moeite van het tellen niet waard zijn omdat ze alle kanten opschieten. Het wordt tijd dat men de waarde daarvan in subsidieland eens gaat inzien.

    BeantwoordenVerwijderen
  12. Deze reactie is verwijderd door de auteur.

    BeantwoordenVerwijderen
  13. @RHCdG: Vijf punten zelfs!

    Maar mijzelf kan het weinig schelen wat de functie van de CB is. De Staat (de subsidient) daarentegen zal wel precies willen weten waarom ze subsidieert. Als Deleuze-liefhebber zal je toch gevoel daarvoor moeten hebben - lees nog eens wat Anti-Oedipus over de Ur-Staat te melden heeft: de staat is er voor nieuwe axiomatiek (paranoide beweging) om de ontwrichtende deterritorialiserende werking van de schizofrene beweging weer op te vangen. Het idee dat een staatssysteem (zoals een subsidiestelsel) een rizomatisch functiecomplex zelfs maar zou *kunnen* subsidieren is ondenkbaar. Zo'n wortelstok kan dus niet anders dan buiten de staat blijven.

    Ik schreef ook niet voor niets dat de kracht van de CB misschien wel is dat zijn functie niet gedefinieerd kan worden. Breukers polemieken, inhoudelijk uiterst zwak en ook stilistisch niet op het niveau van voorbeelden Van Deyssel en Komrij (laat staan Kraus!) krijgen kritische massa door de discussie die ze opwekken, dus ondersteuning door het publieke forumaspect (wat jij, terecht, ook prees aan de CB.) Maar die discussie is weer niet helemaal vrij toegankelijk: wie met een werkelijk stevige tegenpolemiek komt wordt structureel verwijderd. Zo rizomatisch dat de CB daadwerkelijk elke twee punten kan verbinden is het dus ook weer niet. Zo wisselen persoonlijke polemiek en publieke discussie elkaar af op de CB. Het functioneert prima, precies omdat er geen duidelijke keus wordt gemaakt tussen een van die twee dingen.

    Misschien heeft Hans Groenewegen uiteindelijk wel gelijk dat de CB vooral in dienst staat van de uitgeverij. Die poot is het helderst. Breukers' activiteit als uitgever is inderdaad echt verdienstelijk; ik hou niet van alles wat er op uitkomt, maar de Contrabas is absoluut een faktor bij de verdere diversificatie in de poezie, en er zitten prachtige titels tussen.

    BeantwoordenVerwijderen
  14. Deze posting heeft elders commentaar gekregen: http://www.decontrabas.com/de_contrabas/2010/04/hans-groenewegen-hult-zich-in-vriendelijke-raadsels.html

    BeantwoordenVerwijderen
  15. Beste Samuel, De Contrabas is wel degelijk het uithangbord van een uitgeverij, daar attendeert Groenewegen ons terecht op. Dat betekent dat de site gebaat is bij het trekken van bezoekers die geïnteresseerd zijn in poëzie. Die bezoekers kun je trekken door reclame te maken voor bundels uit je eigen fonds, maar ook, zelfs nog beter, door aandacht te besteden aan poëzie in het algemeen – en al helemaal door af en toe een relletje te schoppen met een ongezouten mening. Dat is goed voor de online discussie, maar het blijft een marketingtruc, geen nobel liefdadigheidswerk. Daar komt nog eens bij dat Breukers, zoals je zelf hebt mogen merken, selectief modereert (zo "onvermoeibaar" [RHCdG] is de redactie ook weer niet) en de online discussie in feite heeft gekaapt: als er discussie is, dan is dat vaker over en naar aanleiding van Breukers' mening over een kwestie, dan over of naar aanleiding van die kwestie zelf. De bovenstaande postings zijn ook typerend: Breukers trekt zijn eigen bijdrage van deze site terug, maar plaatst wel een (gekleurde) posting op zijn eigen site, zodat de discussie daar, onder zijn beleid, verder kan gaan. Voor de duidelijkheid: op zich is het uiteraard helemaal niet ongewoon dat een site als De Contrabas verschillende functies combineert en een bepaalde agenda heeft. Maar je kunt je wel afvragen wat we moeten vinden van het feit dat de beheerder van die site er zelf altijd als de kippen bij is om het samengaan van functies bij anderen als belangenverstrengeling of machtswellust aan te merken.

    BeantwoordenVerwijderen
  16. Samuel,
    Dat Van Deyssel en Komrij beter schrijven dan Chrétien: ik denk dat hij zelf de eerste is om dat toe te geven. Dat je het nodig vindt om daarop te wijzen siert je niet vind ik, want Chrétien geeft er geen aanleiding toe: hij koketteert nergens met zijn stijl.

    Inhoudelijk zwakte: dat zal zo zijn. Ik vind zijn intuïtie vaak heel betrouwbaar; dat er aan de articulatie daarvan soms wat schort, komt uiteraard doordat intuïtieve inzichten nu eenmaal niet op een discursieve manier tot stand komen; het heeft dus geen zin om naar verklaringen te vragen, want als hij die had, had hij ze wel al gegeven. Eerlijk gezegd maakt het op mij een nogal gênante indruk, dat verzoek om nadere uitleg aan mensen die duidelijk niet logisch-discursief denken; je vraag aan Van Dixhoorn toch ook niet: zeg die piepjes, wat bedoel je daar nou mee? Je zou hem er in de grootste verlegenheid mee brengen.

    Jouw brein werkt heel anders, zoals wel uit je reactie blijkt. De Deleuze-verwijzing bv, die voor de discussie hier vrij overbodig is. De staat hoeft helemaal geen 'rizomatisch functiecomplex' te subsidiëren. Maar het lijkt erop dat je met dat bezwaar een excuus probeert te vinden om de tijdschriften, die gezien hun georganiseerde structuur wel buiten dat gerizoom zullen vallen, binnen de subsidieboot te houden, en de weblogs erbuiten. En dat vind ik nogal wat.

    De staat kan heel simpel een aantal online initiatieven ondersteunen, of die nu door veelkoppige (Reactor), tweekoppige (Contrabas) of eenkoppige (jij, ik, Marc, enz.) redacties worden geleid. Als een dichter een subsidie voor een bundel kan aanvragen, dan moet dat voor weblogs ook kunnen, dunkt mij. De suggestie dat de overheid de hele weblogcultuur, i.e. dat rizomatisch functiecomplex, moet onderhouden is echt rijkelijk absurd.

    En dan nog even @Gaston Franssen: heel merkwaardig om hier iemand over het modereren van een weblog aan het woord te zien waar hij zelf nog nooit een syllabe op heeft achtergelaten. Vermoedelijk vindt hij dat niet sjiek genoeg? Of is hij bang selectief weggemodereerd te worden?

    Typerend in zijn nogal paranoïde stukje vind ik het zinnetje: 'Maar je kunt je wel afvragen wat we moeten vinden van...' Wat *we* moeten vinden? Kan deze man, zoals de opzet van zijn boek over Kouwenaar al suggereerde, dan inderdaad niet voor zichzelf denken? Of bedoelt hij de synthese uit te drukken van het rizomatisch functiecomplex?

    Het is triest om te zien dat sommige stemmen in de literatuurwetenschap en in de literaire kritiek niet in staat zijn om zelf eens wat te bedenken, buiten systemen, complexen en organisatievormen om. Het gaat in de literatuur, en a forteriori in de blogcultuur over mensen, over de vent van Forum. En als die vent zich door iemand in zijn eer voelt aangetast, dan kan het wel es gebeuren dat hij diegene de toegang tot zijn site verder ontzegt. Dat is er gebeurd, en de rest is humbug.

    BeantwoordenVerwijderen
  17. De reacties, waarvoor dank, werpen voor mij drie kwesties op.
    Ten eerste versmalt het perspectief wel erg tot De Contrabas. Ik beken dat ik daarmee in mijn maag zit, mede door het verzoek om comments te wissen. Dat zou me moeten liggen, getuige wat ik opperde over het publieke domein versus parochiale netwerken. Maar ik kan het niet over mijn hart verkrijgen. Omdat er niets of niemand bedreigd of beschadigd wordt, omdat de distantiëring evident is en omdat met het wegvallen van nota bene interessante informatie de opeenvolging van comments niet te begrijpen valt. Vooral vrees ik echter de praktische implicaties. Hoeveel zou er van De Contrabas zelf overblijven indien, nog los van talloze zo noodzakelijke rectificaties, comments zouden worden gewist die echt niets met de redenering of zaak uitstaande hebben? En meer in het algemeen, in het kader van het Verlichtingsideaal: zou het niet heel veel werkgelegenheid brengen (alleen: bekostigd door wie?) als moderatoren argumenten konden ‘zuiveren’ van opinismen, drogredenen en ad-hominemtoestanden?
    Ten tweede kan ik niet helder zien doordat ik eindelijk ‘Voorbij de onschuld’ heb gelezen, het boek van Baukje Prins over het integratiedebat. Zij ziet absolute meningen als scheppingen die ze nuanceert met de narratologie (waar ik vroeger ongelezen niets van moest hebben, wat ik omboog door te zeggen dat narratologie ‘te moeilijk’ voor mij was). Door die technische analyse komen scripts naar boven, waarmee vertellers evenveel bepleiten als verzwijgen. Zo krijgt ‘censuur’ een andere lading. En ‘vrijheid van meningsuiting’, zoals Prins uiteindelijk vaststelt, helemaal. Misschien zou met dat instrumentarium de weerkerende vraag naar de aard van internetdiscussies al wat beter kunnen worden beantwoord, door hierboven eens te letten op de politieke ballast in niet alleen het persoonlijk voornaamwoord “we”, maar ook in de aanhalingstekens rond “discours”, en in de verwijzingen naar Badiou en Deleuze, Kouwenaar en Van Dixhoorn (en naar Mettes?).
    Ten derde blijft volgens mij hier in de discussie één aspect van Groenewegens stuk onbelicht. Dat is niet waar De Contrabas nu plots op inzoomt [http://www.decontrabas.com/de_contrabas/2010/04/denken-aan-jeroen-mettes.html#more], maar het ging over literaire tijdschriften, het leidmotief van deze reeks! Namelijk dat de heftige kritiek op dit medium die zich toespitst op verspilling van subsidiegeld (waarbij in de comments op de vorige posting expliciet geen structureel alternatief wilde komen) en achterhaaldheid wegens internet, toch niet zo heel relevant lijkt en veeleer iets versluiert: het verwerven van macht dat de ander wordt aangewreven. (Nu hierbij nog even een vraag bedenken waardoor het lijkt dat ik zelf gansch belangeloos ben.)

    BeantwoordenVerwijderen
  18. Deze reactie is verwijderd door een blogbeheerder.

    BeantwoordenVerwijderen
  19. Deze reactie is verwijderd door een blogbeheerder.

    BeantwoordenVerwijderen
  20. Deze reactie is verwijderd door een blogbeheerder.

    BeantwoordenVerwijderen
  21. Deze reactie is verwijderd door een blogbeheerder.

    BeantwoordenVerwijderen
  22. Deze reactie is verwijderd door een blogbeheerder.

    BeantwoordenVerwijderen
  23. Deze reactie is verwijderd door een blogbeheerder.

    BeantwoordenVerwijderen
  24. Deze reactie is verwijderd door een blogbeheerder.

    BeantwoordenVerwijderen
  25. Deze reactie is verwijderd door een blogbeheerder.

    BeantwoordenVerwijderen
  26. Deze reactie is verwijderd door de auteur.

    BeantwoordenVerwijderen
  27. Deze reactie is verwijderd door een blogbeheerder.

    BeantwoordenVerwijderen
  28. Hierboven heb ik enige comments verwijderd.
    Werd er naar vermoeid makende gewoonte in deze reeks over literaire tijdschriften weer eens niet ingegaan op argumenten maar nieuwe blinde beschuldigingen geuit, ditmaal behelsden ze een ‘pleidooi voor controle’ van subsidies dat, niet polemisch maar reflexmatig, toegespitst werd op een bij naam genoemd commissielid, wiens integriteit in twijfel werd getrokken. Dat is een ethische veroordeling, die de laatste weken elders door dezelfde bron vaker terloops is uitgesproken en waarop ik als verantwoordelijke voor dit blog om toelichting heb gevraagd: bewijzen en analyses (idealiter voorzien van organisatorische alternatieven die beter zouden deugen) dunken me dan wel het minste.
    Tot tweemaal toe bleef het, met verwijzing naar nog een pispaal, bij een ongeïnteresseerde insinuatie over ‘geloofwaardigheid’ en kon er geen misbruik of ander kwaads vastgesteld worden. Als in comments bij de vorige posting vermeld (‘In de tastbare wereld is iemand onschuldig zolang zijn schuld niet is bewezen, op internet lijkt iemand schuldig tot hij zijn onschuld bewezen heeft’) wil ik dit soort afzeikvandalisme hier niet.
    Voor de goede orde zij vermeld dat er nog vier andere commentaren bij stonden. De ene was van Jan Pollet, redacteur van De Contrabas, die terecht bekende dat het bijhouden van een site ‘gewoon gigantisch veel en ondankbaar werk’ is. Reden te meer, lijkt me, om de tijd nuttig te besteden. Mij ontgaat – met alle respect voor de ijver – de ratio van niet-aflatende pogingen in iedere dorpsschoorsteen brand te stichten. En al helemaal om zonder motivatie, zonder maar moeite te doen feiten te vergaren, mensen te belasteren in het publieke domein. Jan Pollet ben ik trouwens dankbaar dat hij op zijn site een potentieel van in poëzie geïnteresseerden aan zich weet te binden met zonder veel gedoe gebrachte internationale links.
    Voorts onderscheidde Samuel Vriezen scherpzinnig een leugen van een insinuatie waarop RHCdG hem ‘een brevet van onvermogen’ toedichtte, ‘ik ben hier weg’. Even tevoren had RHCdG gelukkig iets meer helderheid gegeven door erop te wijzen dat internet een medium is waar fouten niet verwijderd hoeven. ‘Met het een komt of verdwijnt het ander: deze teksten maken niet langer aanspraak op het aura van in stenen tafelen uitgehouwen wetsteksten.’ Elke bewering zou deel uitmaken van ‘geheugenindexen’, maar zijn tegenhanger vinden ‘in een daaropvolgende poging om de bewering te weerleggen. De lezer moet dan zelf beslissen aan welke bewering hij het meeste gezag toekent. Maar gezag op grond van een permanente aanwezigheid cq beschikbaarheid van een tekst lijkt me niet aan de orde, en er hoeft dus ook niet op modernistische wijze naar een ultieme geldigheidswaarde van uitspraken te worden gezocht. Het is voldoende te zeggen dat je ’t er niet mee eens bent.’
    Ik vind dat open en bijzonder aardig, schijnbaar democratisch ook. Maar het blijft theorie, die wereldvreemd voorkomt. Wel hebben de grootste schreeuwlijken er voordeel bij. Dat toont de beschadigingsoperatie waartegen ik in dit comment protesteer en waarover RHCdG tevoren verklaart er ‘geen verstand van [te] heb[ben] en ook geen interesse voor’. Stel immers dat een klant of een collega of, zoals tegenwoordig veel gebeurt, een personeelsmanager in Google de naam intikt van het commissielid, dan zal de zelfs de op basis van een routinemening betwiste geloofwaardigheid ten minste niet in diens voordeel zijn: ‘waar rook is, is vuur’.
    En daarvoor ontbreekt in de verste verte het begin van een reden. En da’s onrechtvaardig en onnodig en daarom een verspilling van energie.
    Nu hopelijk voorwaarts.

    BeantwoordenVerwijderen
  29. Marc,
    Deze censuur wordt door mij niet gewaardeerd. Het gaat niet aan mijn reacties te verwijderen en er dan uit te citeren.
    Als je graag teksten wilt publiceren zoals jij dat wilt, begin dan geen blog. Mijn 'ik ben hier weg' was een reactie op de m.i. ondermaatse reactie van Samuel. Maar als je dit beleid voortzet dan wordt het wat mij betreft toch meer 'ik keer hier niet terug'. Ook niet stiekem.
    Wat overigens onverlet laat dat jij hier degene bent die mag bepalen wie er wereldvreemd is, en wie niet. 'Waar rook is, is vuur' is een uitspraak van een paranoïcus, laat ik je dat nog meegeven.

    BeantwoordenVerwijderen
  30. Deel 1

    Beste Rutger,

    Uiteindelijk wil ik toch reageren op je reactie. Het voert dan wel helaas nog verder weg van de materie van het literaire tijdschrift en er ontstaat wéér een lap tekst die op servers wordt opgeslagen. Soit, ik accepteer dat je me bedenkelijke methoden toeschrijft, maar je draait volgens mij zaken dermate faliekant om dat het naar mijn maatstaven gewaagde probeerseltje dat deze blog wil zijn, wordt verstikt.
    Eerst eens bekijken waar je reactie uit bestaat: niet uit argumenten tegen mijn te omstandige rekenschap, maar uit een beschuldiging (censuur), een verbod (citeren) en een dreigement (wegblijven). Tot slot detecteer je, voor de tweede keer in deze commentreeks, een paranoïcus in de ander.
    Wat betreft de censuur was het vrij simpel: anders dan collega’s wil ik dat op mijn blog, die weigert te berusten bij een integraal failliet van de Verlichting en die simultaan op een of andere manier wil ontkomen aan mediale formats, de mogelijkheid tot reageren moet zijn, omdat daarmee kennis en inzicht kunnen worden vergroot. Dat is slechts mogelijk in een vrij debat. Dit wordt gefrustreerd indien iemand, hier een tijdschriftcommissielid, met naam en toenaam wordt belasterd. Daarop heb ik als blogbeheerder én als voorstander van kritische journalistiek nota bene tot tweemaal toe om bewijzen gevraagd. Omdat daar geen interesse voor bleek, moest ik schrappen – laster is, m.i. terecht, strafbaar.
    Tegelijk hing de rest van de comments met die laster samen, zodat het geheel door die enkele omissie onbegrijpelijk zou worden. Ik voelde me, juist om censuur te vermijden, wel verplicht samen te vatten wat er zoal in werd aangeroerd.
    Uitgerekend wat jij daar beweerde leek me zeer belangrijk. Het mag duidelijk zijn dat ik mét internet op zoek ben naar wát internet behelst, dus in die zin kwam je uitleg over de mores op dit medium als geroepen. De heerlijke vrijheid die je daarbij schetste voor de surfer staat niet alleen in contrast met je citeerverbod, ze was bovenal aangrijpend omdat net tevoren iemand belasterd was. Het was wellicht vilein je daarover te citeren, maar toch: dat je je daarmee niet wenste te bemoeien, is een kern van de zaak – censuur op de wereld!

    BeantwoordenVerwijderen
  31. Deel 2

    Beste Rutger,

    Misschien mag ik terugverwijzen naar mijn comment dat de laster kennelijk verwekte. Ik had het daar over de studie van Baukje Prins, door wier verteltechnische analyse scripts met het verzwegene naar boven komen. Interessant is met die blik de laster te bekijken. Het gewraakte commissielid heeft namelijk tot taak tijdschriften te lezen om ze te beoordelen, terwijl in deze reeks steeds blijkt dat kritiek niet gestoeld wil zijn op lezing en zich beperkt tot veroordelen – de tijd wordt beter besteed aan belangeloze sitewerkzaamheden voor de literatuur. Een tweede paradox is dat het commissielid macht werd toegeschreven (‘Literaire BoBo’ mocht hij zelfs heten) waarvan de hardwerkende onderwereld het slachtoffer zou worden, terwijl laster zelf een vorm van macht is, veel indringender zelfs.
    Wel vraag ik me af of dit geweld door de vandalen zelf als zodanig wordt gevoeld. Hier werd het ontkend, en zelf ontwaarde ik er beduidend minder polemiek dan reflex in. Een symptoom daarvan zou de bizar korte tijd kunnen zijn kunnen waarin postings en comments daarop van repliek worden gediend. En eigenlijk heb je dat zelf hierboven ook gezegd, door te reppen van van ‘intuïtieve inzichten [die] nu eenmaal niet op een discursieve manier tot stand komen’. Daardoor heeft het volgens jou geen zin om naar verklaringen te vragen voor de schade die wordt aangericht door niet zozeer scherp te debatteren als wel derden met een mening of een niet eens tot in zijn ethische consequenties uitgesproken vermoeden ter verantwoording te roepen. Daarmee bevestig je het allerergste cliché over ‘het’ postmodernisme: dat je alles moet kunnen zeggen, kunt lozen feitelijk zonder dat dit als milieuvervuiling mag opgevat – censuur op de verantwoordelijkheid!

    BeantwoordenVerwijderen
  32. Deel 3

    Beste Rutger,

    Met terugwerkende kracht word ik nog nieuwsgieriger of het met opzet was dat je conclusie bij de vorige posting luidde dat je ‘20 of 30 stukken van enige lengte per jaar’ op je blog kon schrijven en dat dit ‘het dubbele’ zou kunnen zijn als het jouws inziens falende subsidiebeleid je niet dwong tot het zoeken van inkomsten? Ik bedoel, waarom telde je daar niet je schijnbaar niet zuinige, en meestal serieuze comments her en der bij op? Hoeveel zouden dat er zijn, per dag, per week, per jaar? Zouden die ook niet wat tijd kosten?
    In die context zie ik je verdict ‘stiekem’, dat je al vaker uitgesproken hebt over mensen die blogs bezoeken zonder een reactie achter te laten. Dat neigt echter naar sociale netwerken, die voor persoonlijke zaken zijn. Frappant is ook dat je in je protest uitsluitend spreekt over jouw reactie, alsof ik op anderen wel gerust mijn klaarblijkelijke perfiditeiten mag botvieren. Ik zie werkelijk het punt niet. We bevinden ons hier in het publieke domein! Waarom mag men daar niet rondzwerven? En: wat hebben meningen, die met Twitter wel hun droompodium beleven, daar te zoeken? Zwijgen lijkt mij daar juist een correcte manier van doen – ik zie niet in wat er interessant is aan mijn mening, zo ik die al over elk onderwerp heb. Feiten zijn voor mij al een stuk zinniger, en gelukkig bevatten vele comments hier op De Honingpot die. Zelf zou pas ergens op reageren indien ik heel zeker weet over het behandelde onderwerp iets zinnigs te vertellen te hebben, letterlijk bij te dragen.
    Dat zou het debat volgens mij ook werkelijk te goede komen. En graag blijf ik nog even naïef om die houding te bewaren. Deze specifieke ervaring heeft mij wel alvast geleerd dat ik mijn juridische parallel moet corrigeren en aanvullen. Ik schreef: ‘In de tastbare wereld is iemand onschuldig zolang zijn schuld niet is bewezen, op internet lijkt iemand schuldig tot hij zijn onschuld bewezen heeft’. Zelfs nadat onschuld zou komen vaststaan, blijken sitebeheerders er niet voor te voelen om te rectificeren en blijft de laster nevengeschikt voortleven – censuur op de waarheid!
    Dat vervolgens ‘waar rook is, is vuur’ zou getuigen van paranoia, kun je al die mensen in de dagelijkse wereld op zoek naar wetenswaardigheden toch lastig kwalijk nemen. Over welke gaven zouden zij wel niet moeten beschikken om in hun zogenaamde vrijheid te ontdekken dat herhaalde beschuldigingen op lucht gebaseerd zijn?
    Voilà. Excuus voor deze hele, hopelijk niet al te afgrondelijke uitweiding over een probleem waar ik alleen schrijvende uit kon geraken. Corrigeer desgewenst gerust alles wat ik fout doe. En laten we (overbewust gebruikt persoonlijk voornaamwoord!) vooral niet vergeten dat Hans Groenewegen hier een posting pleegde die openingen biedt voor een debat over de wereld. Voor wie wil.

    BeantwoordenVerwijderen
  33. Beste Marc,
    Dank voor je uitgebreide reactie en vooral voor het voortzetten van deze draad. In de beweging, zo heb ik van Dirk Vekemans en van mijn helden Heraclitus en Deleuze geleerd, herkennen we het leven, niet in eschatologische voorstellingen, ik bedoel in ultieme waarheidsvindingen, of concreet: in een draad die na het afleggen van enkele Holzwegen ten slotte zichzelf synthetisch in de ogen kijkt en tot vreugde der eeuwigheid mag verstenen. In dit idee ligt wel de kern van mijn voorkeur voor dit medium besloten, en vandaar dat ik zeg: haal niks weg (tenzij om jezelf te verbeteren) en stel tegenover beweringen die je niet aanstaan eenvoudig een andere. Het is dan aan de lezer om te bepalen wat het gezag is van de teksten die hij leest. Zo moeilijk is dat toch niet? Schrijven in dit medium wordt anders onmogelijk. Maar het is juist de permanente opslag van teksten in geheugenindexen waardoor hun betekenis en aura wordt gerelativeerd, en dat heeft alles te maken met de status van de code op het internet. Immers, zelfs in steen uitgehouwen letters zijn aan slijtage en verweer onderhevig: ga maar eens op een begraafplaats kijken. Maar op het internet verschijnen letters pas wanneer ze uit hun virtuele sluimer worden gewekt en naar het systeem van de gebruiker worden gedownload. Virtueel wil hier zeggen: geen medium behoevend om te bestaan, alleen om te verschijnen. Dat betekent dat ze niet aan weer en wind worden blootgesteld, en dus onveranderd eeuwen en millennia kunnen trotseren. Maar als dat zo is, dan kan er onmogelijk eeuwigheidswaarde aan worden toegekend. Ze democratiseren, zou je kunnen zeggen. En dat is geen idealisme, maar een direct en praktisch gevolg van de gang van zaken. Daarmee komt ook het zwaartepunt weer bij de lezer te liggen: die moet nu gezag toekennen aan wat hij leest. En dan is het eenvoudig zo, dat wie genoegen neemt met de uitspraak 'RHCdG is een lul' zonder verder onderzoek te plegen, dat vooral maar moet doen. Ik denk niet dat hij met zo'n instelling erg ver zal komen.
    Kort gezegd: laten we van Google en van dit medium niet meer maken dan nodig is. En laten we inzien dat lezers niet eerder zoveel verantwoordelijkheid hadden over hun lektuur dan in dit medium.

    Hier laat ik het in eerste instantie even bij; wellicht dat ik later nog op andere kwesties die je aansnijdt terugkom.

    Groet,

    Rutger

    BeantwoordenVerwijderen
  34. Te lelijk om te laten staan: *als* in dit medium.

    BeantwoordenVerwijderen
  35. (Vervolg)
    Die verantwoordelijkheid uit zich in de mogelijkheid om op teksten te reageren. Dat is overigens geen toevallige, gelukkige omstandigheid die het medium biedt, maar een gevolg van de manier waarop het is ontworpen. Dat deze functie door de Reactor in eerste instantie zo stiefmoederlijk werd behandeld, gaf wel aan wat de inzet van dat initiatief was. Hier werd met gezag gesproken door een groep mensen die als een deus ex machina (een niet letterlijk genoeg te nemen kwalificatie) orde op zaken kwamen stellen in de receptie van literatuur op het internet. Door hun gebrek aan affiniteit en daaruit volgend gebrek aan bekendheid met het medium heb ik het bij mijn eerste reactie op hun programmastuk (wat het uitdrukkelijk niet mocht zijn, onverklaarbare reserve) gelaten. Ik kom er nooit. Ik hoor dat er mooie stukken staan, en dat geloof ik graag. Maar op mijn eerste reactie daar is nooit vanuit de redactie gereageerd - wél overigens op de Contrabas - dus wat moet ik er. Het is ook de reden waarom ik je zei dat ik hier niet zou terugkeren als je mijn berichten zou blijven verwijderen. Dat kun je noemen hoe je wil: 'een beschuldiging (censuur), een verbod (citeren) en een dreigement (wegblijven)', maar je zit aan mijn teksten, en dat vind ik nog wel wat erger. Niet omdat het om intellectueel eigendom gaat, en ook niet omdat ik er - zoals je zelf al aangeeft - tijd en moeite in investeer, maar omdat ik erop moet kunnen vertrouwen dat de gastvrijheid die mij geboden wordt onvoorwaardelijk is. Je kunt een uitzondering voor spam maken, maar er zit immers al een spambeveiliging op hier, die me telkens van die fraaie woorden doet typen. De strenge redactie waar o.m. Thomas Vaessens en ik meen Yra van Dijk in hun bijdrage aan dat Brakke Hond-nr om vroegen - en waar nu door de Reactor in wordt voorzien - duidt opnieuw op dat streven naar volmaaktheid, voltooiing, glans en synthese. Maar ook in literatuur hou ik van werk dat de sporen van zijn ontstaansgeschiedenis vrolijk met zich meedraagt (cf. Tonnus Oosterhoff bv). Dat ziet er soms lelijk uit, maar het geeft althans geen blijk van wantrouwen en de behoefte om de boel te controleren. Het is werk dat 'aan de wereld ontstaat', ipv een niet na te volgen, spontane, autonome machtsgreep die zichzelf legitimeert aan de hand van criteria - schoonheid, waarheid - die alleen bestaan dankzij de volmaakte wereld waar men via dit soort ingrepen aan timmert.
    Zie overigens voor een mooi voorbeeld van een lelijke post deze pagina: http://vilt.wordpress.com/2010/03/30/doctype-html-public/

    BeantwoordenVerwijderen
  36. (Vervolg)
    Op zichzelf is je 'te omstandige rekenschap' van wat je hier schrijft en doet en wist natuurlijk te waarderen. Maar ik denk dat het helemaal niet nodig is. Auteurs zijn zelf verantwoordelijk voor wat ze hier schrijven. Jij biedt hen een bepaald kader, dat bestaat uit een zekere vormgeving, een identiteit, wellicht ook zoiets als een ideologie of zelfs alleen maar een sfeer; op dat punt, aangesneden door Mettes en Groenewegen, springt de parallel met literaire tijdschriften in het oog. Maar ook daar hoeven redacties zich niet te verantwoorden voor hun auteurs. Het enige verschil is dat de omvang van een tijdschrift eindig is, waardoor een redactie gedwongen is te kiezen. Natuurlijk doet ze dat dan op basis van criteria - meestal 'kwaliteit' - maar de reden om dat überhaupt te doen is uiteindelijk terug te voeren op het format. 'Kwaliteit' is dus geen streven, maar een ideologische legitimering van een praktische beperking. Ik bedoel maar te zeggen: men verbeeldt zich heel wat in de tijdschriftenwereld, maar men zou er beter aan doen eens te kijken of kwaliteit ook bereikt kan worden wanneer die druk wegvalt. Dat is nu bij de Reactor het geval, maar men denkt daar nog altijd alsof dezelfde beperkingen van toepassing zijn als voorheen. Kwaliteit is er een hoog streven, ipv een eigenschap die eventueel achteraf aan een bijdrage kan worden toegekend. Bij de Contrabas wordt er niet op die manier zo krampachtig naar kwaliteit gestreefd. De verhouding tussen de redactie en de mensen die er reageren is er ook veel directer: er worden aanzetten gegeven, en de rest wordt overgelaten aan wie er zin heeft om er wat over te zeggen. Er is weliswaar een redactie die redigeert en zo nu en dan modereert, maar de CB wordt ook gemaakt door de mensen die er reageren. En die doen dat omdat ze er de ruimte voor krijgen en omdat Chrétien Breukers vaak tot tegenspraak aanzet: een ideale eigenschap voor een weblogredacteur.
    Ik ben er overigens zeker van dat mijn eigen schrijverschap zich niet op dezelfde manier en in hetzelfde tempo zou hebben ontwikkeld als ik de laatste jaren niet zo actief op dat forum was geweest.

    BeantwoordenVerwijderen
  37. RHCdG: "omdat ik erop moet kunnen vertrouwen dat de gastvrijheid die mij geboden wordt onvoorwaardelijk is."

    Hier moest ik denken aan een oude mop: Rare kerel, die Piet. Ik zei dat hij moest doen of hij thuis was, begon hij meteen mijn vrouw uit te schelden en mijn kinderen te slaan.

    "En laten we inzien dat lezers niet eerder zoveel verantwoordelijkheid hadden over hun lektuur dan in dit medium. "

    Maar dit vind ik dan weer een prachtige utopische gedachte.

    Tenslotte: Rutger, je analyse van "kwaliteit" bij tijdschriften verbaast me. De gedachte dat het niets dan een rechtvaardiging is voor een praktische beperking is op zich interessant, maar gaat volgens mij voorbij aan subtielere kanten van het redactionele proces.

    Men componeert immers een tijdschrift, men stelt het samen. En *hoe* men het samenstelt maakt de specifieke "kwaliteit" ervan uit.

    Maar dat geldt voor elke redactionele formule, dus ook voor blogs waarop alles gewoon kan worden neergeplempt. Ook dat is een keuze, die het geheel een specifieke, berekende "kwaliteit" verleent.

    Waarmee bovendien alles wat wordt ingezonden in het teken van die kwaliteit komt te staan. En dat is geen minder harde restrictie dan die van een redactie die kiest wat wel en wat niet.

    Sterker nog, het is een van de strengste restricties die er zijn. Bijvoorbeeld daaraan te merken dat grote draden op Internet op den duur eigenlijk alleen nog maar leesbaar zijn voor de deelnemers zelf.

    BeantwoordenVerwijderen
  38. (Vervolg (nr. 4 geloof ik))
    Die verantwoordelijkheid van de lezer over zijn tekst drukt zich behalve in de verantwoordelijkheid om waarde c.q. gezag toe te kennen aan wat hij leest natuurlijk ook uit in de mogelijkheid tot reageren. En voor die reacties is hij uiteraard ook weer verantwoordelijk - en niet de 'beheerder van een blog', zoals Blogspot je hier noemt. Door het intrinsiek verwijzende karakter van het internet (te danken aan de hyperlink, de basisstructuur van html) is een weblog minder integer en minder discreet (beide termen in de meest beperkende zin op te vatten) dan een tijdschrift. Het heeft weinig zin om wat jij 'laster' noemt hier te verwijderen, omdat diezelfde lasterpraat eventueel via een enkele muisklik in al zijn glorie integraal gelezen kan worden. En het is dan wat omslachtig en onnodig om de laster zelf te verwijderen en er vervolgens in eigen woorden een resumé van te geven.
    Ik ben overigens op die kwestie niet ingegaan omdat ze me niet interesseert, en ik er (dus) geen oordeel over heb; mijn verantwoordelijkheid strekt zich ook niet uit tot wat iemand anders in dezelfde draad beweert. Dat betekent natuurlijk niet dat jij de vermeende lasteraar niet ter verantwoording kan roepen. Ik heb alleen in het algemeen gezegd dat niemand zich beschikbaar hoeft te stellen voor herhaalde en aanhoudende pogingen tot auditering. En dat heeft niks met het 'allerergste cliché over "het" postmodernisme' te maken, maar alleen met een algemene ethiek, of misschien moet ik 'netiguette' zeggen - nl. dat we hier niet in de biechtstoel zitten. Van de jonge Mulisch, schrijver van het boek 'Voer voor psychologen', herinner ik me de uitspraak: "Ik weet niet wat de dingen die ik zeg en doe betekenen, maar ik ben onfeilbaar." Dat is geen arrogantie, maar duidt op de intuïtie waar ik het over had, een begrip overigens met een geschiedenis in het werk van Spinoza en Bergson.
    Maar helaas, daar houden 'we' niet van in ons postmoderne discours met zijn bijzondere aandacht voor legitimeringskwesties, explicaties van vooronderstellingen, en behoefte aan verwijzingen en referenties. Maar dat is dan heel jammer wat mij betreft. Het gebrek aan integriteit en discretie dat het internet kenmerkt, betekent niet dat men ook aan de opbouw en structuur van een mens dezelfde eigenschappen kan toeschrijven, om ze dan aan de morele betekenis van die termen te onderwerpen. Er zijn grenzen aan de open ruimte.

    BeantwoordenVerwijderen
  39. Dank voor de interventies. De blogspotonderneming komt mij gewaagd voor omdat het beleid ad hoc moet zijn en altijd met terugwerkende kracht. Inmiddels is het vertrekonderwerp van het literaire tijdschrift opnieuw uit zicht verdwenen; laat ik eerst pogen mee te denken over wat hier gebeurt.
    Dat een commentdraad voor elke surfer te volgen moet zijn vind ik belangrijk. Bij mij borrelt van nature ongemak op bij relazen die in het publieke domein het ego als alfa en omega nemen. Wel helpt het te horen aan welke eisen ik moet voldoen om de meest uitnemende gastheer te zijn. Wat gasten echter daarbij voor gedrag mogen ontplooien vind ik echter confronterend.
    Voor laster snijdt de analogie ‘*** is een lul’ geen hout omdat zij louter de zoveelste, mij moedeloos makende mening is (gisteren had De Standaard twee pagina’s veil voor opinisten en BV’s om over de regeringscrisis te speculeren. Ik weet niet wat ik daarbij perverser vind: de vraag ‘Wie draagt de politieke verantwoordelijkheid’ of al die antwoorden in 20 woorden). Laster gaat veel verder want tornt aan een integriteit. Die dimensie kent een analogie in ‘*** is een oplichter’,‘*** is een pedofiel’, et cet. Wie vervolgens stelt ‘laten we van Google niet meer maken dan nodig is’ demonstreert geen wereldvreemdheid, zoals ik eerder te makkelijk beweerde, maar ontkent. Google is niet alleen letterlijk in elke huiskamer doorgedrongen. Dat negeren is in de zomer te Australië op het strand geen zonnebrandolie gebruiken omdat het aan de andere kant van de aarde wintert.
    Stel nu eens dat iemand zoekt naar een goede vertaler en dat hem een bepaalde naam wordt geadviseerd, dan is het niet ongebruikelijk op Google te kijken wat deze naam zoal gedaan heeft. Als er dan staat dat die vertaler oplichter of pedofiel is, dan lijkt het niet raar om even verder te zoeken; zeldzamer zullen degenen zijn die voortsurfen of naar de politie stappen. Ik denk dus niet dat de vertaler erg ver zal komen. Dit legitimeren in artistieke termen van onvoltooidheid lijkt mij mis. Tot nader order is de wereld geen kunstwerk.
    Het verontrust mij dat hier dit niet wordt onderkend. Belasteren is iemand ongevraagd ter verantwoording roepen, dus zo vreemd vind ik het niet om de bal terug te kaatsen. In eerste instantie dacht ik in het ootje genomen te worden met het antwoord ‘Ik beschuldig niet’. Mijn tweede wedervraag wekte zelfs bevreemding dat laster een bewijs verdient. Misschien is laster dus business as usual ten bate van het ‘oproepen tot tegenspraak’. Maar dan zijn er minstens twee ethische systemen in de werkelijkheid. Da’s interessant, en griezelig.
    Zelfs nu me wordt geleerd dat de begrippen ‘integriteit’ en ‘discretie’ niet bij het web horen en evenmin op bloggers en commentplegers kunnen toegepast, blijft ik erbij dat die bloggers en commentsplegers ook in de empirische wereld leven. Als beheerder kan ik laster niet laten passeren. Het vertoont niet alleen een gebrek aan empathie met de getroffene, het maakt evengoed de uitgever van de tekst, hier degene met wiens naam de blog verbonden is, op een obscene manier medeplichtig. Dit heeft overigens niks met het internet te maken, maar met elk medium dat verbreid en geconsumeerd wordt.
    Dat dezelfde laster elders op het net moeiteloos wel op te vissen valt, zij zo. Mijn handelen hoopt een signaal te wezen. Niet van een biechtstoel die op sociale netwerken mag blijven, maar van vooruitgang: geen kennisfrustratie maar, het spijt me verschrikkelijk, verhoging van kwaliteit.
    Mij lijkt het uitstekend dat de maximale verantwoordelijkheid wordt gevoeld voor reacties. In dat licht zouden gasten de hoogste precisie mogen ontplooien. Dat de lezer van De Honingpot bij een passage over een aan kritiek onderworpen artikel vernemen mag dat de auteur ervan A is en vermoedelijk ook B, zou daarom wat mij betreft ook rijp zijn voor verwijdering. In het kader van het aftasten van de mogelijkheden en grenzen laat ik dat comment staan. Juist door reacties daar weer op kan dit blog groeien. Dank aan wie daaraan wil bijdragen.

    BeantwoordenVerwijderen
  40. Marc,

    Dank voor je interventie in mijn interventies. Er zijn een aantal dingen die je erg belangrijk schijnt te vinden, en waarvan je je maar niet los kunt maken: 1) het oorspronkelijke onderwerp, i.c. die literaire tijdschriften, en 2) het lasterpraatje.

    ad 1) Was het je bedoeling het literaire tijdschrift oneigentijds te beschouwen? Nee: de overkoepelende titel van deze hele serie is immers 'Wat nu?' Dan lijkt het me onvermijdelijk om het tijdschrift af te zetten tegen het internet, en dat is precies wat ik heb gedaan.
    ad 2) Ik kan helaas niet achterhalen welke laster er nu eigenlijk door Chrétien werd gepleegd, omdat je zijn desbetreffende post immers hebt verwijderd. Het lijk is dus onvindbaar. De kans bestaat dus mensen nu denken dat er ten aanzien van die Vitse, of hoe heet hij, iets te verbergen valt. En verder blijft hier vooral overeind staan dat Chrétien laster zou hebben gepleegd - maar geen mens die zich daar nog een oordeel over kan vormen. Lijkt je dat een goede strategie? Je had die laster eenvoudig met kracht van argumenten kunnen bestrijden; in plaats daarvan heb je de hele aantijging maar verwijderd. Kennelijk vertrouw je er niet op dat lezers kunnen lezen en denken en zich een eigen mening kunnen vormen - alsof dit blog alleen door een robot van Google wordt bezocht, en alsof diens indexeringsfunctie de ultieme waarheidstoekenning betekent. Maar ja, als ik dat zeg, dan ben ik weliswaar niet langer wereldvreemd, maar verkeer ik in een ontkenningsfase. Het wordt steeds gekker.

    Nog even over de wereld als kunstwerk: jazeker is de wereld dat, en wel het mooiste kunstwerk dat er tot nader order in het universum te vinden is. Maar niet volgens de criteria op grond waarvan jij hier opereert: het wegpoetsen van wat je onwelgevallig is om zo een glanzende, lasterloze zeepbel over te houden die op die manier een bijdrage hoopt te zijn aan de zo gewenste algehele verhoging van kwaliteit - waarvan jij, hoezeer het je ook spijt, de normen kennelijk in pacht hebt.
    De wereld is een kunstwerk omdat ze lelijk durft te zijn: niet lelijk in de zin van onvolmaakt en geamputeerd is, maar omdat ze de schande die men zo graag in haar schuil doet gaan niet verbergt.

    Je vindt dat wat hier te lezen staat door iedereen gevolgd moet kunnen worden, NB nadat Samuel er terecht op had gewezen dat sommige draden alleen nog leesbaar zijn voor wie eraan heeft deelgenomen. Opnieuw speelt Google je hier parten. Google is een indexeringsmachine, geen geweten. Dat lezers van online teksten verantwoordelijk zijn voor wat ze lezen, zoals ik zei, drukt zich uit in de mogelijkheid te antwoorden - de samenstelling van het woord wijst er al op. Lezen op het net is geen passieve daad meer, maar veronderstelt antwoorden, meeschrijven, co-auteur zijn van een tekst die vergeleken bij de romantisch-humanistisch-hegeliaanse en ga maar door tekstproductie nogal vlak aandoet: democratisch noemde ik het. Maar daarin bestaat juist ook de verlossing van die morele druk - wat je NB zelf obscene medeplichtigheid noemt, omdat niet ik, maar jij t.a.v. het internet in een ontkennende fase verkeert: het internet als medium onder alle andere media. Het is alsof ik mijn antwoorden aan je voor de kat zijn viool heb geschreven als ik dat lees.
    Enfin. Wat hier gebeurt is allemaal niet voor de eeuwigheid: eeuwig is immers alleen wat waard is onthouden te worden. Google onthoudt alles, en juist daarom levert het van wat eeuwigheidswaarde heeft geen betrouwbare index. Allicht ga je dat nog eens inzien, zolang je hier aanwezig blijft, en anderen aanwezig laat zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  41. eigenlijk kun je hier geen reactie meer op geven
    daarvoor is het veel te lang geworden
    dan had ik tijdens het lezen met pen en papier notities moeten maken
    dat is het nadeel van internetstukken: je kunt niet lezen met een potlood in de hand
    nu weet ik niet meer of dat wat ik wil zeggen al opgevangen wordt door wat er aan nuances is toegevoegd in navolgende posts
    voor je het weet krijg je het verwijt dat je 'niet goed gelezen' hebt
    maar wie kan hier nog goed lezen?
    uitgaande van een gewone welwillende, redelijk geinteresseerde lezer..

    voor mij ondergraaft juist deze hele draad de stelling dat lezers van online teksten verantwoordelijk zijn voor wat ze lezen
    het lijkt me ook terecht dat die hierboven twee keer als utopisch is weggezet
    je zult toch lezen dat een met naam genoemd commissielid corrupt is en niet deugt is en voor de weerlegging of nuance ervan moeten scrollen door al die stukken die hierboven staan en als je het niet meer kan volgen daar zelf verantwoordelijk voor zijn..
    dat is alleen waar voor specialisten die een vaktijdschrift lezen en die discussies zijn van nature beter geordend dan wat op internet verschijnt

    BeantwoordenVerwijderen
  42. Laat ik het zo zeggen: veel gepraat, maar uiteindelijk weinig wol. Deze hele discussie gaat allang niet meer over of tijdschriften subsidie zouden moeten krijgen. Dit verhaal gaat erover wie van de ego’s in het literaire unterland rijk recht heeft op de subsidies die over gaan blijven aan het einde van de lange kortingstunnel. Ik zie in al dit polemiseren twee groepen die vrij simpel te benoemen zijn: het classicisme en de romantiek. Voor het gemak Samuel en co in de klassieke (avant-garde) hoek en Chrétien & co in de andere. De diverse ego’s die er omheen draaien hebben of nog geen plek gekozen, of wachten op het juiste moment, en zijn bezig zich te positioneren voor als duidelijk wordt welke richting het literaire land in de toekomst gaat varen als de oude heren (vroeger Reve etc, nu Zwager, Komrij etc) afzwaaien. Laat ik ook eens iemand citeren, namelijk mijn moeder, want die zei dat je altijd moet volgen waar het geld gaat.

    BeantwoordenVerwijderen
  43. Beste Rutger,

    Dank voor je lankmoedig vermoeden dat ik ooit aan inzicht ga winnen. En misschien waren je antwoorden op mijn vragen toch niet voor de kat zijn viool: mocht het een criterium voor een groot schrijver zijn dat hij zijn lezers achterlaat in verbijstering, dan heb je bij mij de Nobelprijs gewonnen!
    Hopelijk mede namens jou excuseer ik me bij Eddy Warmerdam en evt. andere lezers van De Honingpot voor een dialoog tussen autisten. Positiever bezien is er sprake van twee universa.
    Daarom nog wat opmerkingen:
    - In de comments in deze reeks over literaire tijdschriften heb je mensen met wie je het oneens bent in verband gebracht met de Holocaust, je hebt ze paranoïde genoemd en van censuur beticht; niets daarvan trok je in, naar nu blijkt om weblezers vrijheid te geven een eigen autoriteit te volgen
    - Het is inderdaad vreemd dat ik graag wil lezen over het onderwerp dat is aangesneden. Het patroon in de comments blijkt dat elk feit over literaire tijdschriften wordt gevolgd door een beschuldiging over een aangrenzend thema; op argumenten die dat trachten te weerleggen volgen nieuwe beschuldigingen
    - Hans Groenewegens posting waarmee dit alles begon, leek de these te hebben dat de kritiek op literaire tijdschriften, die zich toespitst op verspilling van subsidies en achterhaaldheid wegens internet, niet zo relevant is en veeleer iets versluiert: het verwerven van macht dat de ander wordt aangewreven (Marcel Ozymantra wijst hier ook op). Daarop volhardde je in exposés over het internet, met allengs zwaarwichtiger woorden
    - Dat je je daarbij co-auteur van een democratische tekst acht vloekt met intellectueel eigendom dat je voor jezelf opeist, maar dat je onder meer het humanistische project failliet weet, lijkt de geschiedenis van deze posting te ondersteunen: men verwachtte dat het lezen van literatuur empathieverhogend was. De meerderheid van comments door oprechte literatuurliefhebbers lepelen navels uit
    - Die, hoe moet ik het zeggen, schijnbare geoccupeerdheid door zichzelf verheldert dat je niet bij recensieplatform De Reactor komt: het bejegende je niet naar jouw wens. Ik kan me je teleurstelling indenken, niet dat je hier hele oordelen debiteert over een site waar je niet komt
    - Dat je het aan mijn ‘censuur’ wijt niet te weten waar de tijdens jouw comments gepleegde laster over ging, bewijst dat de schuld in je webdemocratie bij de ander ligt én dat derden (hier door jou ‘die Vitse’ genoemd) er bij het ‘debat’ niet toe doen
    - Dat je een strafbaar feit als laster laat passeren omdat ‘integriteit’ en ‘discretie’ op het web niet zouden tellen is één ding (omdat ik in het publieke domein correspondeer met RHCdG die een ander is dan RHCdG), dat je je daarbij beroept op Bergson en Spinoza, die zeker van vlees en bloed zijn geweest, lijkt hun nagedachtenis geweld aan te doen
    - Debatteren is m.i. een vorm van communiceren. Dat vergt tolerantie, en daar doen de botte messen van de intimidatie geen goed aan. Vandaar, nogmaals, dat ik een paar comments schrapte: het kan niet dat de grootste schreeuwlelijk de scripts bepaalt. Nu ja, dat kan wel, maar dan regeert onverschilligheid waar, snap ik uit je stilzwijgen, inderdaad een logica heerst waarin ‘*** is een lul’ een identieke bewering is als ‘*** is een pedofiel’
    - Dat je me een zeepbel ziet construeren maakt je wens naar ‘kracht van argumenten’ bij mij slangenmenserig: ik mag ongefundeerde beschadigingen van anderen aan derden repareren! Ik heb wel de lasteraar tweemaal gevraagd zich nader te verklaren en jou nav je Holocaustsuggestie aangeboden [http://dehoningpot.blogspot.com/2010/04/coreferenties-3.html] een hele posting te verzorgen – jullie beiden weigerden dat. De lasteraar omdat hij zijn eigen geloofwaardigheid niet aangetast achtte, jij omdat je vond dat je subsidie behoorde te krijgen voor je internetactiviteiten.
    Inderdaad, het wordt steeds gekker.

    Alle geluk in jouw wereld,
    Marc Kregting

    BeantwoordenVerwijderen
  44. @Marcel: het beeld van de "twee kampen" betreur ik in hoge mate, moet ik zeggen. Het is ook niet een strijd die ik zelf ooit heb willen voeren (en ik voel me ook niet thuis bij de namen die jij aan de twee kampen geeft). Een literatuur met maar twee kampen, dat is toch helemaal niks?

    Een machtsstrijd wil ik graag voeren, maar dan uitsluitend voor meer macht, voor zo veel mogelijk mensen - het enige echt waardige streven is: meer macht voor iedereen. Ik heb er niet de minste behoefte aan om complete literaire richtingen te bestrijden, hoezeer Breukers me ook in die rol wil duwen.

    BeantwoordenVerwijderen
  45. Deze reactie is verwijderd door de auteur.

    BeantwoordenVerwijderen
  46. RHCdG doet uitspraken over welke vormen van handelen er wel en niet geoorloofd zijn online. Dit vanuit een op zich coherente visie op het internet, een mediatheorie. Ethische uitspraken kan hij daaruit niet afleiden. Logisch: wat er wel en niet acceptabele vormen van handelen zijn is niet in het medium zelf gegeven.

    Maar RHCdGs posts zijn zelf wel handelingen die geevalueerd kunnen worden. Ik lees RHCdGs posts niet als objectieve theorievorming, maar als actieve zetten ter verwezenlijking van een programma. Het internet dat hij schetst is het internet waar hij zich aan committeert, en dat hij al postend realiseert, en waarvan hij wil dat ook Marc Kregting zich ervoor zal inzetten (door het voeren van een correct blogbeheer.)

    Dat is een roep-maar-raak internet, waar iedereen die wordt aangesproken op zijn gedrag zich bij voorbaat en op elk moment gesteund kan weten door RHCdG in hoogst eigen persoon, die eventuele uitdagers graag komt vertellen "dat niemand zich beschikbaar hoeft te stellen voor herhaalde en aanhoudende pogingen tot auditering."

    Dat mag dan wel zo wezen, maar waarom moet RHCdG dat punt komen maken? De aangesprokene kan toch ook typen?

    Zijn analyses zijn dan ook *actieve* interventies ten behoeve van een internet waar de vraag om verantwoording bij voorbaat zinloos is. Het is een pleidooi tegen het serieus nemen van de effecten van taal.

    Het internet waar RHCdG voor staat is een onophoudelijk groeiende berg tekst, niets anders. Zouteloos, uitzichtloos, radicaal behoudend. In Deleuzetaal: een Corps sans Organes, ongetwijfeld, lekker ongeremd typen met zijn allen zonder beperkende structuren, maar het Corps plein gaat dat niet opleveren, want dat vereist toch enig bewustzijn, inzicht en discipline. Op zijn best dus het Corps vide. (En zonder perspectief op tegengaan van het Corps cancéreux).

    BeantwoordenVerwijderen
  47. De man die het als zijn schone taak opvat alle laster uit zijn cel te verwijderen, pleegt zelf een tweevoudige karaktermoord:

    1) op Breukers, van wie hij de gewraakte passage heeft verwijderd, zodat geen mens meer kan nagaan of de aantijging wegens laster terecht was of niet, en Breukers nu bij Kregtings in-group als lasteraar te boek mag staan;
    2) op ondergetekende, die zich kennelijk wegens ideeënarmoede moest beroepen op de Holocaust, waar hij niet meer deed dan een eigen uitspraak laten rijmen op een recente uitspraak van een kardinaal.

    Gelukkig zijn er ook mensen die mijn bijdragen hier wel op waarde weten te schatten ('fenomenaal, pertinent, scherp, open-minded, kwaliteitsvol': http://www.decontrabas.com/de_contrabas/2010/04/fenomenale-commentaren-en-verhalen.html). Enfin, op het internet wordt zoveel beweerd.

    Alle moralisten hebben wat te verbergen zoals men weet, en Kregting is hierop geen uitzondering. Hij bestrijdt waar hij zich krachtens zijn karakter zelf schuldig aan maakt: aan laster en smaad.

    We zullen zien of deze reactie mag blijven staan, maar gelukkig heb ik zelf ook een blog. Dus even de hele hap selecteren en kopiëren, en met de beste wensen dan maar voor deze honingpot en al zijn onmisbare relicten.

    BeantwoordenVerwijderen
  48. Hubert Voorhoeve26 april 2010 om 11:15

    Na deze discussie gelezen te hebben - weliswaar niet zo grondig als een zelfgekozen boek (ik noemde het eerder op Facebook aan RHCdG: er is internetlezen en een boek pakken. Deze twee zijn te onderscheiden naar intentie, wat niet wil zeggen dat de eerste niet kan overgaan in de tweede, maar gelijkvormig zullen ze nooit worden, al was het maar omdat aantekenpotlood en -papier minder gemakkelijk in gebruik zijn zittend voor een schitterscherm (zie ook Eddy Warmerdam). Dat kan leiden tot printen en vervolgens..., maar dan dien je wel in behoorlijke mate overtuigd te zijn iets wezenlijks te kunnen bijdragen (zie Marc Kregting), als dat tenminste je doel was of als de wens daartoe tijdens het lezen ontstond.) maar...

    Na dus bovenstaande bijdragen gelezen te hebben, moet me van het hart dat zeer veel tegen en over personen wordt gezegd. Het automatische effect op de niet direct betrokken lezer daarvan is een stellingname in sympathie of venijnigheid, waarna die lezer al snel afhaakt (want daar kwam hij niet voor).

    Door enkele opmerkingen hierboven is mijn gedeeltelijk intuïtieve meningsvorming (!) over literaire tijdschriften en internet (sta zelf in De Gekooide Roos) gescherpt, maar nog meer kan ik de hier optredende personen kenschetsen.

    Bondige discussies op internet kunnen waardevol zijn en kunnen door de directe verwijsmogelijkheden rijk aan inhoud zijn, rijker dan een boek met aantekenschrift, maar ze vragen ook het vermogen aandacht te versnipperen. Dat laatste klinkt negatiever dan bedoeld, maar is fenomenologisch juister gezegd.

    BeantwoordenVerwijderen
  49. Een week geleden leverde ik een tekst in bij Marc Kregting, een ''coreferentie'' voor zijn openbare onderzoek naar de feitelijke en mogelijke functies van literaire tijdschriften in tijden van internet. Daarna ging ik op vakantie. Mijn gedachten werden gestructureerd door het ritme van lange wandelingen. Toen ik de voordeur achter me had gesloten, was ik nog benieuwd of mijn poging een nieuw element in de discussie te brengen was geslaagd. Eenmaal in de Achterhoek kreeg ik oog voor wat een verscheidenheid er groeit en bloeit, organisch verbonden met een even grote, onzichtbare verscheidenheid aan onontwarbaar verstrengelde wortels. En ik moest denken aan het oude gezegde: aan blad, bloei en bes kent men de wortel. Daardoor vielen me ook de tuinen op waar alleen maar zevenblad, heermoes of raaigras groeit. Hun prachtige, woekerende wortelstelsels drukken elke afwijkende wortel weg.

    Na thuiskomst was ik toch benieuwd of mijn coreferentie de discussie werkelijk had verder geholpen. Er blijkt een uitwisseling ontbrand die zich al snel ver van mijn inbreng verwijderd heeft. Toch is een van de punten opgepakt op een manier waardoor ik er meer zicht op heb gekregen.

    Ik stelde in andere woorden dat waar de Contrabas zich als concurrent in de strijd om de subsidiegelden voor tijdschriften begeeft, zij een appel met een peer vergelijkt. De Contrabas is geen literair internettijdschrift. Ze is een uitgever met een website, die als publiciteitsstrategie nieuws brengt en rumoer probeert te veroorzaken. Daarom stelde ik voor na te gaan hoe Querido als voorbeeld van een gevestigde uitgeverij zijn poëziefonds financiert en hoe De Contrabas dat doet. Wat ik weet is dat poëzie voor zo'n uitgever een geringe luxe is die ze zichzelf veroorlooft voor symbolisch kapitaal. Voor sommige bijzondere uitgaven is soms een productiesubsidie beschikbaar. Voor een gezonde bedrijfsvoering heeft de uitgever de poëzie niet nodig. Het drijven van een poëzie-uitgeverij is een economisch wonder waarvan Chrétien Breukers in zijn antwoord wat sluiers in beweging heeft gebracht, maar toch niet met de gretige precisie de feiten blootlegt die hij wel van Piet Joostens in een vorige coreferentie verwachtte en kreeg.

    Samuel Vriezen verhelderde en nuanceerde voor mij de vele functies en de kracht van De Contrabas. De reactie van Chrétien Breukers laat onmiddellijk daarop de zwakte zien – zoals Gaston Franssen terecht signaleert. De verstrengeling van blogfuncties met de persoonlijke belangen en functies van de belangrijkste beheerder beperken het algemenere belang dat het weblog zou kunnen hebben. Dat is des te meer improductief omdat de belangenverstrengeling van anderen een met rechtschapenheid behamerd aambeeld is.

    Om een of andere onnaspeurbare reden houdt Chrétien Breukers wel van prikkelen maar niet van prikkels – al helemaal niet van intellectuele prikkels. In de tijd dat ik De Contrabas geregeld bezocht torpedeerde hij elke discussie op het moment dat die interessant begon te worden. Ik begrijp uit zijn reactie op Samuel Vriezen dat hij die houding nog steeds cultiveert. Blijkbaar doet analyse afbreuk aan de commerciële waarde van het gebodene. Ik denk daarom dat Vriezen de forumfunctie van De Contrabas overschat. Zij is geen platform (meer) maar een meer en meer persoonlijke blog.

    Voor mij verhelderde de ergernis van Jeroen Mettes over het geboortekaartje van Komkommer & Kwel exemplarisch de discussie over tijdschriften en internet. De verschijningswijze van literaire tijdschriften doet er alleen toe in zoverre je van het specifieke medium gebruik maakt. Papier biedt mogelijkheden die het net niet biedt, en andersom. Het belangrijkste is de context die een tijdschrift aanbrengt. Die context kan gerelateerd worden aan andere contexten. Boven zijn Poëzienotities staat een motto van Octavio Paz: ''De taal van de dichter is die van de gemeenschap, welke die ook moge zijn.''

    wordt vervolgd

    BeantwoordenVerwijderen
  50. Wie de moeite neemt om Poëzienotities te herlezen wordt rijkelijk beloond. Niet alleen zijn er sprankelende analyses te vinden van Nederlandse en Amerikaanse poëzie en poëzietheorie. Er is ook een verhelderend gevecht gaande om beheersing van het medium. De ontwikkeling van de bijdragen van Mettes, de commentaren en de ontwikkelingen daarin maken iets zichtbaar van hoe het medium functioneert en hoe het mensen verandert.

    De eerste twee maanden bieden de realisatie van een internetutopie. Mettes sproeit ideeën. Lange weloverwogen comments van lezers stellen vragen, geven inhoudelijk commentaar, doen voorstellen. Mettes gaat op die bijdragen in. Er is dialoog, gemeenschap. Iemand houdt hem een citaat voor van een auteur die hij zelf op grond van oppervlakkige lectuur terzijde heeft gelegd. Hij leent het boek van de persoon in kwestie en komt later op het geval terug. Kortom, er ontstaat een vorm van gemeenschap rond een gemeenschappelijke interesse in wat poëzie is en wat ze anders vermag dan al het andere.

    Dan komt er langzaam de klad in. Het aantal flauwe commentaren neemt toe. Steeds meer commentatoren zenden alleen maar en zijn helemaal niet op communicatie uit. De onmiddellijkheid van het medium komt in strijd met de andere genres die Mettes beoefent: onderwijs, proefschrift, essays. Het alfabet gaat haperen. Bijdragen worden makkelijker, sneller knip- en plakwerk. Vanaf een afstand gezien lijkt het of de auteur door het medium wordt leeggezogen, tot er een leegte overblijft die niet meer ademt.

    In het klein lijkt ook het project van Marc Kregting dat lot te ondergaan. Ook de meninguitwisseling die op mijn bijdrage volgt, loopt leeg. Er resteren monologen over het medium zelf.

    Die monologen lijken de uitlopers van twee posities die ik in mijn coreferentie noemde, maar die wellicht onvoldoende steek houden om weerwoord op te roepen. Aan de ene kant de ''avant-garde'' die op het net op zoek gaat naar gemeenschappen om ideeën uit te wisselen en te ontwikkelen en te experimenteren. Aan de andere kant zij die vooral bij gebrek aan beschikbaar papier, het net als zender gebruiken voor hun occupaties. Elk van deze posities heeft naar mijn waarneming een andere relatie met de mainstream.

    In de onderhavige commentarenstroom spitsen de tegenstellingen zich toe op ethische vragen. Mijn vraag daarbij: waarom zou je op internet andere ethische uitgangspunten voor je uitingen hanteren, dan in je vleselijke leven? Waarom zou je bij je intrede internet je empathie moeten uitschakelen? Waarom zou je een ander toespreken op een manier, die je zelf op internet al niet zou accepteren, laat staan als je achter je kraampje op de Ten Katemarkt staat?

    Rutger Cornets de Groot biedt analyses van de andere, eigen aard van internet. Mijn exemplaar van Rhizome, introduction van Deleuze en Guattari stamt uit 1981. Daar wil ik alleen maar me zeggen dat zij hun begrip ontwikkelden toen internet nog niet bestond, en dat de transplantatie van begrippen uit de ene wereld naar een andere niet zonder problemen gaat. Het kritische potentieel dat een begrip in de ene situatie heeft, kan in de andere in zijn tegendeel omslaan. De beperkte reikwijdte van de analyses van Cornets de Groot blijkt al de tegenstelling tussen zijn proclamatie van de absolute vrijheid op internet en de staat van voortdurende gekwetstheid waarvan zijn teksten getuigen. Je zou haast denken dat niet alleen zijn teksten op het net worden bekritiseerd maar ook zijn niet-virtuele zelf en dat hij zelf gekwetst is.

    Misschien begint een communicatieve gemeenschap op internet bij het besef dat je er niet alleen zendt, maar ook bereid moet zijn te ontvangen. Op naar de experimenterende, gedeelde nieuwsgierigheid naar het singuliere van poëzie.

    BeantwoordenVerwijderen
  51. jouw opmerkingen hans over de leegte, het weggezogen worden en de kwetsbaarheid van het niet-virtuele zelf, doet me eraan denken dat we zelfs ook maar de elementaire beginselen van een internetpsychologie ontberen

    BeantwoordenVerwijderen
  52. Internet: het lijkt wel een weergave van intermenselijk verkeer. Het biedt de blog- of websitebeheerder overigens ook allerlei technische mogelijkheden om dat verkeer, indien gewenst, naar eigen hand te zetten. En op intermenselijk verkeer zijn wetten van toepassing. Ik zie nog geen enkele reden om die op basis van internet aan te passen. En op De Contrabas worden die wetten niet overtreden. Een stevige polemiek is niet verboden. Voorts staat het een ieder vrij om op polemieken met afschuw of instemming te reageren.

    Daarnaast geloof ik dat de typering dat De Contrabas “een uitgever met een website” is, niet helemaal juist is. Zij is sinds haar oprichting in 2005 weinig van aard veranderd. Chrétien Breukers heeft, vanaf haar oprichting, met zijn soms snijdende commentaren de spil gevormd en doet dat heden ten dage nog. En natuurlijk wordt er reclame gemaakt voor de uitgaven van de uitgeverij (opgericht in 2008): het hoofd moet boven water worden gehouden. De uitgeverij neemt met zijn vele en soms eigenzinnige uitgaven intussen een unieke positie in het uitgeverslandschap in. Die positie zou als een verrijking moeten worden gekoesterd.

    De Contrabas is wat zij is. Met haar positieve en negatieve punten. Probeer een waard niet te veranderen, maar loop binnen wanneer je er zin in hebt.

    BeantwoordenVerwijderen
  53. Dank je, Ton.

    In mijn oneindige goedheid heb ik besloten om over mijn hart te strijken.

    Dit betekent dat ook reacties van Samuel, die mij zo graag voor fascist uitmaakt, niet meer worden gewist.

    En ja, dat Google de nare praat over mij hierboven wel opvangt, dat is blijkbaar minder bezwaarlijk; hoe was dat citaat van Orwell ook weer.

    BeantwoordenVerwijderen