vrijdag 2 april 2010

Coreferenties (2)

Vandaag: internetpionier, dichter en uitgever Ton van ’t Hof (1959). Hij publiceerde drie dichtbundels in eigen beheer (Uitgeverij Stanza): Je komt er wel bovenop (2007), Chatten met Jabberwacky. Gedichten 2005-2008 (2008) en Aan een ster/ she argued (2009). Ook was hij de samensteller van Flarf, een bloemlezing (Uitgeverij De Contrabas, 2009). In 2005 stichtte hij samen met Chrétien Breukers het veelbezochte poëzieweblog De Contrabas, waaraan hij als redacteur ruim vier jaar verbonden zou blijven en waarop hij bijvoorbeeld schreef over printing on demand. In diverse literaire bladen en op sites verschenen gedichten, artikelen, essays en vertalingen van zijn hand. Zijn persoonlijke weblog is 1hundred1.

Twee businessmodellen: Jacket Magazine en de Poetry Foundation 

Ik geloof dat drukwerk het binnen een à twee generaties moet afleggen tegen de elektronica. Mijn kleinkinderen zullen met een iPad of iets dergelijks in hun tas naar de middelbare school gaan. Internet 3.0 maakt tegen die tijd plaats voor 4.0 en de huidige businessmodellen die high-quality culturele content produceren zijn dan allang door efficiëntere modellen vervangen. 
In zijn boeiende reeks ‘Wat nu?’ vraagt Marc Kregting in feite naar hoe zo’n nieuw businessmodel voor hoogwaardige culturele content er in de nabije toekomst uit zou kunnen zien. Voor de beantwoording van deze vraag is onder meer, zo leert de moderne veranderstrategie, een beeld nodig van de toekomstige omgeving waarin men denkt te opereren. Even verderop in het verandertraject zal een brainstormsessie dan moeten leiden tot de eerste, lumineuze ideeën voor een nieuw businessmodel. Allemaal theorie. En garantie voor succes? Tot de voordeur. Maar wie niet waagt, die niet wint. Talloze pogingen brengen altijd wel enkele succesvolle modellen voort, die daarna door anderen geheel of gedeeltelijk kunnen worden gekopieerd. Maar stil blijven staan, hangen aan het verleden, zal killing blijken te zijn. 
In de Engelstalige poëziewereld zijn de afgelopen jaren twee verschillende nieuwe businessmodellen voor poëziecontent geïntroduceerd, die ik om uiteenlopende redenen als succesvol bestempel. Het eerste, al wat oudere model, is dat van het Australische Jacket Magazine, online sinds 1997. De Poetry Foundation uit de VS, opgericht in 2003, is het tweede model dat een aandachtige blik waard is.

Jacket Magazine is een ‘free internet literary magazine’ dat in het leven werd geroepen door de Australische dichter John Tranter. Zeven jaar lang was hij de enige redacteur. In 2004 schoot de Australische dichteres Pam Brown hem te hulp en sindsdien vormen ze samen de redactie. Het is net als bij traditionele bladen liefdewerk oud papier. Jacket Magazine wordt niet gesubsidieerd en genereert geen inkomsten. Auteurs vangen bijgevolg geen vergoeding voor hun bijdragen. Toch weten Tranter en Brown elk nummer te vullen met internationale auteurs van naam en heel veel inhoud van kwaliteit. Zo is het onlangs voltooide nummer 38 ruim 700 A-4tjes dik! De nummers worden langzaam gevuld, waardoor er online altijd wel wat nieuws te lezen valt. De vormgeving is eenvoudig, strak, prettig leesbaar.
Jacket heeft geleidelijk zijn goede reputatie opgebouwd. Het richt zich op de contemporaine poëzie en biedt, zonder daarbij stelling te nemen, ruimte aan allerlei stromingen: van het modernisme en postmodernisme tot de nieuwe avant-garde, zoals flarf, ecopoëzie, slow poetry, conceptuele poëzie en e-poëzie. Uit het feit dat Tranter vanaf het allereerste begin poëziekanonnen als John Ashbery, Marjorie Perloff, Ron Silliman, Juliana Spahr, Bob Perelman, Michael Heller, Lisa Jarnot, John Kinsella, August Kleinzahler, Charles Bernstein, Hans Magnus Enzensberger en Eileen Myles wist over te halen om in Jacket te publiceren, trek ik de conclusie dat hij over een groot netwerk beschikt, dat zich tot ver over de Australische grenzen uitstrekt. 
Ik zou het businessmodel van Jacket Magazine als volgt willen typeren: open-minded, onafhankelijk, gericht op kwaliteit, low budget, louter digitaal en werkend binnen een netwerkcultuur. Gecombineerd met de mogelijkheden van internet is zo een groot, vrij toegankelijk high-quality digitaal archief opgebouwd dat zijn weerga in de Engelstalige poëziewereld niet of nauwelijks heeft. 
Maar veranderingen zijn op til: vanaf 2011 geeft Tranter, bijna 70, Jacket uit handen. Het hele archief verhuist dan naar de servers van de University of Pennsylvania en een vijfkoppige redactie, onder leiding van de Amerikaanse dichter en hoogleraar Al Filreis (samen met Charles Bernstein oprichter van PennSound), zal Jacket voortzetten onder de naam Jacket 2

Het zal je maar gebeuren: een literair tijdschrift dat een gift van $200 miljoen ontvangt. Het overkwam Poetry uit Chicago aan het begin van deze eeuw en de gulle gever was filantroop Ruth Lilly. Het leidde tot de oprichting van een stichting, de Poetry Foundation, ‘to promote poetry in the wider culture’. Een explosie aan activiteiten volgde, waarvan het opzetten van een website, de Poetry Out Loud: National Recitation Contest (‘to encourage the nation’s youth to learn about great poetry through memorization and performance’) en de Harriet Monroe Poetry Institute (‘an independent forum created to provide a space in which fresh thinking about poetry can flourish’) de meest in het oog springende zijn. Alles groots en met veel bombarie ingezet. Ook geeft de stichting nog altijd het tijdschrift Poetry uit, dat momenteel circa 30.000 abonnees heeft. 
Opmerkelijk waren de aanstellingen in 2003: Poetry’s hoofdredacteur Joseph Parisi, die twintig jaar aan het roer had gestaan, werd vervangen door de jonge dichter en criticus Christian Wiman, en John Barr, dichter en succesvol zakenman, werd CEO van de stichting. Er is onder hun leiding een nieuwe koers ingeslagen, waarbij langzaam maar zeker afscheid wordt genomen van het brave en academische karakter van Poetry en meer ruimte komt voor debat en andere niet-academische poëziestromingen. Wiman en Bahr willen méér flair, méér variatie, méér entertainment. Er moet over Poetry en de Poetry Foundation publiekelijk gesproken worden. En dat is ze gelukt. 
Opvallend is dat elk nummer van Poetry ook direct en volledig online komt. Het heeft de oplage niet geschaad: die is sinds 2003 bijna verdrievoudigd. Ook ik bestel af en toe een gedrukt exemplaar, voor de heb, bijvoorbeeld het zomernummer van vorig jaar met het nu al historische dossier ‘Flarf and Conceptual Writing’. Daarnaast volg ik graag Harriet, het weblog van de Poetry Foundation, waar dichters van zeer divers pluimage als gastbloggers de gelegenheid krijgen om hun visie op poëzie kenbaar te maken. Het wordt, gezien de reacties, goed en kritisch gelezen. 

Het businessmodel van de Poetry Foundation verschilt duidelijk van dat van Jacket Magazine. Poetry Foundation beschikt over een professionele staf en betaalt auteurs voor hun bijdragen. Door de luxe van het geld hoeft de stichting minder te leunen op een netwerkcultuur. De overeenkomsten met Jacket zijn de open-mindedness en de exploratie van de mogelijkheden van internet. En met name deze twee overeenkomsten dienen volgens mij de kern te vormen van elk nieuw businessmodel dat succesvol poëziecontent wil genereren. 
Ik raad tot slot redacteuren van Nederlandstalige literaire tijdschriften aan om eens het onlangs door de Poetry Foundation gepubliceerde rapport Poetry and New Media: A Users’ Guide te lezen. Het eindigt onder andere met de volgende conclusies: ‘That access to poetry, being crucial to the development of and maintenance of cultural literacy and our cultural heritage, should therefore be considered a cultural imperative. That, over the long term, efforts to limit access to poetry and other important artistic and cultural works tend to have negative consequences that outweigh imagined positive consequences.’ Waarvan akte.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten