maandag 20 december 2021

Onze wereld is aan het sluimeren

 

 

 

 

Dankzij secundaire literatuur citeer ik uit een oeuvre waarvan me dit dan bekend is:

 

Ontwaken

 

De stoel, de lift, dit tijdschrift: ze zijn niet levenloos

maar rusten gewoon even. De wijk doet haar dutje,

gerangschikt in huizenblokken, trottoirs en bruggen.

Het huis kraakt als het zich omdraait in haar slaap.

De pinautomaat is kunststof dat alleen maar geld gaf

om te kunnen doordromen, de mannen met baarden

zagen het al. Onze wereld is aan het sluimeren,

haar ontwaken zal zich openbaren in brokstukken,

puin, ijzeren staken. Niet uit de bewusteloze treden

van de brandtrap, de comateuze betonplaten. Banken

ziekenhuizen, scholen, het bleken slechts cocons.

Wacht maar tot ze zijn ontdaan van slaap. Ons huis

is een knop, waarin de ontploffing al bloesemt.

 

Ik sprak al eens mijn verbazing uit over een tijdschriftinterpretatie die in ‘de mannen met baarden’ ofwel bankbestuurders of intellectuelen las. Inmiddels is dat inzicht gebundeld in de studie Poëzie als alternatief van Jeroen Dera, als deel van een hoofdstuk over economie, en snap ik er nog een paar bieten minder van. Niet dat mijn gedachten dikwijls bij hoge meneren uit de financiële sector verwijlen, sinds de kredietcrisis van 2008 louter met tegenzin zelfs, maar wanneer ik me al iets bij hun gezicht voorstel dan is het clean-shaven.

De associatie van baard met intellectueel heb ik evenmin direct, maar lijkt me verhoudingsgewijs iets geloofwaardiger. Iemand die zo hard tussen de boeken zit dat hij zich vergeet te scheren? Zoveel macht als Dera durf ik aan hem toch niet toe te schrijven. Uit een recensie op een weinig fijne roman begrijp ik bovendien dat baardigheid, en behaard-zijn in het algemeen, een privilege is voor naïeve wereldverbeteraars die zich juist ter overzijde van de macht bevinden.

En dan zwijg ik nog over stuikende logica: niet elke intellectueel is een wereldverbeteraar, en niet elke wereldverbeteraar is een intellectueel.

Mij blijft een raadsel hoe de link tussen baard en intellectueel ontstond bij neerlandicus Dera. Ik heb mijn computer daarom aan een scan onderworpen en kwam tot een beschamende conclusie: ik heb hier zelf over geblogd. In zijn studie De revanche van de roman sprak Thomas Vaessens namelijk over ‘baardig engagement à la Vogelaar’. Met die naam verschijnt een van de grootste twintigste-eeuwse intellectuelen van de Nederlandse literatuur, maar dan snap ik het nog niet helemaal. Vogelaar droeg alleen in zijn vroege jaren een baard.

Speel ik nu stommetje om zo’n detail uit een gedicht te lichten? Nee, de baardenmannen zitten in de enige zin met de verleden-tijdsvorm, die bovendien een knik aan het betoog geeft. Voordien heerste er tegenwoordige tijd, maar vanaf de mannen moet die modus een proces te benoemen dat, met een schakelende tussenzin in de toekomende tijd, een apocalyps voorspelt.

Het ontwaken van de titel verwijst dan misschien naar de werkelijkheid waartegenover we hebben zitten te slapen en dromen. Bij de baardenmannen staat de daad voorop die voor een gemiddelde bankbestuurder of intellectueel, heerlijk beschaafd, een minder onderscheiden punt is. De mannen met baarden zijn volgens mij geen lieverdjes. Ik wist dat ook zonder scan want kan meezingen met een oud zeeroversliedje:

 

Al die willen te kaap’ren varen

Moeten mannen met baarden zijn

 

Natuurlijk waren die mannen ambachtelijk niet zo ver dat ze, zoals het gedicht beschrijft, op grote schaal in een stad zoiets als een ontploffing konden aanrichten. Die techniek leek voorbehouden aan hun moderne nazaten. Zou ik hen terroristen mogen noemen?

Ik vraag dat vanwege de pinautomaten in het gedicht, Dera wijst op het enjambement ‘Banken’ én samen weten we dat in 2001 het financieel-economische centrum van de wereld, vertegenwoordigd door de twee WTC-torens, tot ontploffing werd gebracht. Het brein achter deze aanslag was Osama bin Laden, een baarddrager (en, toegegeven, een intellectueel).

Wel is de inzet dan niet langer kapitalisme, maar een goddeloos geloof erin. Daarbij wil het cliché, voor wie althans terrorisme wil verbinden aan islamisme, dat de plegers van zulke aanslagen eerst zijn geradicaliseerd, een proces dat af te meten zou zijn aan baardgroei. Uit Bindervoet & Henkes’ fijne studie Dat boek met die kuttitel (2015) begrijp ik zelfs dat ‘haatbaard’ dan wel een gevestigd scheldwoord blijkt maar matig als taalbedenksel, ‘een kunstmatig opgefokte plofkip’.

Heb ik nu mijn eigen persoonlijkste interpretatie op orde? Geen idee, want Dera interpreteerde een voorpublicatie van het gedicht; mogelijk kreeg het in de bundelversie van Ellen Deckwitz een knip-en scheerknipbeurt. En aan het slot van het hoofdstuk citeert hij een clowneriegedicht van Tonnus Oosterhoff, dat taal verhaspelt en zo eindigt:

 

In dit klein circus is hij directeur,

vormt de directie met zijn vrouw, die

de baard in zich draagt, de broek aan,

met moeite het hoofd boven water.

 

Als die vrouw dus zingt zoals ze gekeeld is, dan doet ze dat een toontje lager, terwijl ze toch de baas is. Temeer daar ze evengoed zelf een baard kan hebben en dan een notoire bezienswaardigheid wordt waar geld mee te verdienen valt.

Macht is een raar ding. Dat blijkt evenzeer uit een ander, minstens zo grappig gedicht, te vinden in een hoofdstuk over sekse. Dera citeert er enthousiast een fragment uit. Het is van Radna Fabias en hij noemt het ‘ritmisch’:

 

een man is geen brommende bastonen geen lage stem dikke armen stroeve vingers dikke

huid geen baard een man is geen baard een man is ook geen vagevuur een man is geen lot

een man is geen huis om in te wonen een man is geen

bed om op te liggen een man is geen

werkverschaffing een man is geen afleiding een man is geen arbeidstherapie een man is

geen raspaard een man is meer dan aanbiddende ogen in een gestolen nacht een man is

geen kofferbak geen zwaailicht een man is geen diepe buiging voor mijn kruis een man

heeft ook gevoelens

denkt ook na

heeft ook pijn

 

Alle historisch gegroeide wanverhoudingen staan hier op hun kop. Begrip wordt gevraagd voor de zwaarwichtigste speler uit de geschiedenis. Is dit ironie of sarcasme? Stel je voor dat Fabias ‘man’ had vervangen door het N- of M-woord. Of door ‘intellectueel’ of door ‘moslim’. Ondertussen is de baard multifunctioneel geworden, zo niet menselijk.

Het slothoofdstuk van zijn boek wijdt Dera aan poëzieonderwijs op middelbare scholen. Hij wil zich bevrijden uit stereotiepe leeswijzen, die gericht zouden zijn op analyse (zelf lijkt Dera betoverd door het enjambement, een paternalistische techniek). Saai en irrelevant voor het genre dat plots in de 21e eeuw een monsterverbond zou zijn aangegaan met de wereld, waarin jongeren zeker belang stellen.

Jeroen Dera meldt dat zij bij dichters denken aan ‘oude mannen met een bril (vaak ook een baard)’. Zieners? Wel weet ik zelf amper voorbeelden van die types. Brilsnorren in overvloed, maar baarden? J.A. dèr Mouw, Jan Elburg, Dirk van Bastelaere, Hans Vlek... Tijd voor een kerstprijsvraag – de winnaar ontvangt een pinautomaat.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten