dinsdag 14 december 2021

‘Maar hij was zelf niet zo’

 


 

 

Iets bevalt me niet zo aan De Saamhorigheidsgroep. Vreemd, want het gebeurt me zelden dat ik een roman snel wil uitlezen en dat ook graag doe. Merijn de Boer toont aan de stiel te beheersen, zowel op zinsniveau als in de uitbouw van een plot. Toch resteert bij mij na bijna vierhonderd pagina’s een hol, bozig gevoel.

Dit veelgeprezen boek uit 2020 heeft me kennelijk geraakt. Omdat het idealisme telkens afstoot en omarmt? Of betrapt het me op mijn kleine kantjes, zoals dat in Vlaanderen heet?

De vriendenkring die De Boer beschrijft bij het verbeteren van de wereld anno beginjaren tachtig van de vorige eeuw bestaat net als mijn biotoop uit witte mensen uit de middenklasse. Hun namen laat hij, inclusief uiterlijk kenmerk en beroep, opsommen door zijn centrale personage Bernard, een loner die doet alsof hij met hen sympathiseert terwijl hij louter oog heeft voor één vrouw:

 

Ralf, button, radioloog

Wijnie, rode krullen, hospicedirectrice

Bronno, kabouterbaard, ambtenaar

Olga, forse borsten, secretaresse

Wiebe, neushaar, socioloog

Laurens, bril, leraar

Tristan, staart, portretschilder

Liza, sproeten, verloskundige

 

Verder figureren de alleenstaande psychologe Renate, zijn oude studievriend advocaat Felix en diens vrouw Hester die ‘spirituele cursussen geeft over numerologie, chakra’s, mandala’s en meditatie’.

Tja. Stamt mijn irritatie over De Boers constructie als geheel uit het droge detail dat de groepsleden, net als ik, niet eens auto’s verdragen? Dat leidt in de roman tot potsierlijke gevolgen - inzichtelijk om je eigen onverdraagzaamheid mee te beleven. Wel besefte ik plots dat dit effect wordt aangericht door Bernard die bij samenkomsten zijn auto zekerheidshalve een paar straten verderop parkeert.

Zo ontstaat satire terwijl Bernard bij alle aandacht die hij van De Boer krijgt nooit in dit specifieke voorgevoel wordt beproefd. Tot er iets misloopt, zijn autobezittersstatus ontdekt wordt en de groep hem helemaal niet laat vallen. Toch hebben lezers daar dan tientallen bladzijden mee kunnen lachen én ze begrijpen dat Bernard ‘oprecht van de sociale omgang met de anderen [genoot]’.

Voor mij is zulke satire behaaglijk en houdt zich ver van de militante variant die zulke literatuur evenzeer kan bieden.

Even informeel is De Boers presentatie van de culinaire discipline in de groep. Boter wordt dunnetjes gesmeerd, er is wat oude kaas en witbrood krijgt geen goedkeuring. Waarschijnlijk heb ik door acute vermoeidheid te gehaast gelezen, maar door die soft-focusbril zal soeverein bruinbrood zelfgebakken zijn. Lachen! Zeg eens driemaal ‘moestuin’ en zesmaal ‘onbespoten’!

In de groepsbenadering van alcohol kan ik me (gelukkig, voor een kritischer positie?) al helemaal niet herkennen. De leden nemen water en thee in gigantische hoeveelheden en wanneer ze eens een glaasje drinken is de voorraad zeer beperkt. Iedereen legt zich daar moeiteloos bij neer, en dat is even onbegrijpelijk als idioot.

Om toch een minimum van geloofwaardigheid te scheppen geeft De Boer aan de groepsleden een ultiem kenmerk. De leden hebben ‘bijna allemaal een gereformeerde achtergrond’. Och, natuurlijk! Indien ze katholiek waren geweest, zouden ze roomboter hebben genomen en onophoudelijk genipt van rode wijn en was er amusement in hen gekropen dat vlekte op het populisme waarmee ze zijn opgetuigd.

Het wordt in de roman dan echt banaal wanneer er bij een onverwacht feestelijk moment witte wijn tevoorschijn wordt getoverd. Die fles, een goeie ook nog, was maanden voordien cadeau gedaan, uiteraard door Bernard, en toen opengemaakt maar, onnavolgbaar, niet helemaal leeggedronken. En dus is het spul verzuurd, zij het dat niemand dat proeft. Behalve Bernard, die erover zwijgt.

Van waarheidsgetrouwheid of dieptepsychologie weet ik niets, maar mijn vraag is wel of deze roman überhaupt satire is. En of De Boer zoiets als personages heeft geschapen. Een lovende recensent denkt van niet, en bewijst dat met een veel gruwelijker stelling over de auteursintentie:

 

‘Hij wil een portret schilderen van de linkse idealisten en waar ze voor staan. Het soort dat in de jaren 1970 en ’80 alom aanwezig was: demonstrerend tegen kernwapens, met hun strijdkoren in winkelstraten, als vrijwilliger in Wereldwinkels. Een type dat inmiddels met pensioen is en als actievoerder al lang is overvleugeld door extreemrechtse schreeuwers met hun complottheorieën.’

 

Dit heet volgens mij common sense. Niet alleen vindt het tegenkanting gedateerd. Het bepleit ook een eng realisme. Op klimaatveranderingen zegt het bijvoorbeeld dat de lockdown van 2020 heeft geleid tot ‘slechts’ of ‘een schamele’ 7% minder CO2-uitstoot. En dat ontslaat van een individuele gedragsverantwoordelijkheid, zoals De Boers groep die wel neemt, maar mikt op outsourcing voor ‘innovatie’.

 

De linkse elite

Door het buitenstaanderspersonage Bernard én door de vertellersclichés zijn de verhoudingen in de roman asymmetrisch. Dat versterkt het effect dat ze op de lezer hebben. Wat de groepsleden ook doen (knutselen, dansen, zingen), alles verglijdt onherroepelijk in de put van het belachelijke. Dat levert twee morele suggesties op.

De saamhorigheidsgroep investeert in projecten voor wat destijds probleemloos de derde wereld heette en waarbij de leden tot tranen toe betrokken zijn. Omdat De Boer voor deze ijver zijn ironie handhaaft, wordt hun engagement bij voorbaat bespottelijk. En wanneer de meerderheid beslist om een percentage van een erfenis af te dragen aan hogere doelen, is het idee: groepsdictatuur.

Door alles door de molen van het door Bernard vertegenwoordigde liberalisme te draaien, zodat dans en derde wereld gelijke grootheden worden, ontsnapt geen detail aan ontmanteling. De groep doet bijvoorbeeld ook graag aan naaktlopen; bij een sessie in de duinen heeft een vrouw half tegen haar zin gemeenschap met het haantje van de groep.

De Boers principieel onkenbare spot richt dan schade aan. Is het conform zijn pagina na pagina uitgevente wereldbeeld logisch dat er misbruik is? Dat één persoon zich in een basisdemocratie wel degelijk opwerpt als leider, hoort dat tot de voorspelbare hypocrisie? En dat er binnen de groep buitenechtelijke relaties ontstaan, is dat het gevolg van idealisme of juist van kleinmenselijkheid?

En waarop stoelt deze kritiek? Is het een nuance dat personages hun eigen idealen niet naleven, of dat evengoed een hardnekkige gemeenplaats à la de-baanbrekende-pedagoog-Rousseau-stopte-zijn-eigen-kinderen-in-het-weeshuis?

Ik vind het helemaal niet raar dat De Telegraaf, staat nota bene op de achterflap, deze roman heeft aangemerkt als een ‘geestig, levendig en historisch beeld van de linkse elite in de Randstad’. Met dat oordeel wordt er gescoord met een bal die De Boer voor een verlaten doel had klaargelegd. Links en linksigheid mogen kennelijk weg.

Terecht is opgemerkt dat voor deze in 1982 geboren auteur De Saamhorigheidsgroep een historische roman is. Hij moest zich inlezen, kiezen, zich inleven. Zo raakte De Boer ideologisch in het voetspoor van W.F. Hermans. Naar eigen zeggen drijft hij met iedereen de spot ‘maar niet vilein’, volgens een fan van het boek wordt van de personages ‘niemand écht belachelijk gemaakt’.

Dat accentje zegt het uitstekend.

Voor een correct begrip: de in de roman beschreven groep komt voort uit de Haarlemse afdeling van de PPR. Deze Politieke Partij Radicalen beleefde haar succesvolste tijd in de jaren zeventig en krijgt in de periode van de roman te stellen met interne verdeeldheid. Een ander feit: De Boers lijfpersonage Bernard stemt op de PvdA, toen nog geleid door Den Uyl, maar evenzeer wegglijdend (ik herhaal dat deze roman, met verwante déconfitures, werd geshortlist door een jury onder leiding van Lilianne Ploumen).

Het boek brengt lezers naar de nadagen van de revolutie. Anders dan Bernard is zijn grote liefde Liza dan ook bezorgd over de ‘verrechtsing van Nederland, de groeiende werkeloosheid, de aantasting van het milieu’. Zelf doet De Boer het via Bernard voorkomen alsof het nog dagelijks bloemenliefde en barricadenspringen is, conform de clichés die bij de voorafgaande decennia horen.

Zijn verhaal speelt heus later. Bij de uitvaart van Olga uit de groep, aan het eind van de roman, zorgt dat voor een noodsprong. Pas dan krijgen de leden te horen dat ze ‘in de jaren zeventig een actieve dolle mina [was] geweest’. Wat een verrassing in de lijn van de verwachtingen voor een bekende!

Niet langer valt te negeren dat buiten de groep grimmigheid regeert. Bij een protest tegen kernafval in Velsen-Noord staat er: ‘Een man met een leren jas en een arafatsjaal om zijn nek, tilde een ton waarop het symbool voor giftige stoffen was geschilderd’. Hier beschrijft De Boer een publieke foto, te vinden door ‘demonstratie velsen-noord’ te googelen. Het bovenste resultaat heet 1983.

Een ‘groepsgesprek’ (hahaha!) is gewijd aan een Zuid-Koreaanse Boeing die door de Sovjet-Unie uit de lucht is geschoten. Dit waarheidsgetrouwe detail kan De Boer hebben ontleend aan Wikipedia, onderwerp Lijst van neergehaalde vliegtuigen in de burgerluchtvaart: het valt als enige binnen zijn romanperiode 1982-1983.

Het is niet eenvoudig om personages van de groep van elkaar te onderscheiden, omdat ze allemaal, allicht naar de spreekwoordelijke dwang, hetzelfde doen en vinden. Maar de uitzonderingen blijven even vaag. Zo is er Wiebes vrouw Annelies ‘die niet van fietsen houdt’. Zij gaat een hotelkamerrelatie aan met een gladjanus, Bryan, die haar autorijlessen betaalt. Aan het eind blijkt hij in sekslijnen te doen en breekt ze met hem. Waarheen, waarvoor? Geen idee.

De andere uitzondering is natuurlijk Bernard. Hij doet aan de groep mee om Liza’s liefde te winnen, en dat doel heiligt alle middelen. Kan ik dan zijn acteerprestaties naar waarde schatten? Ik besef dat dit een bizarre vraag is, maar misschien wel een cruciale. Ergens moet De Boer toch op vast te pinnen zijn, zodat hij niet hoeft mee te lopen in de linksbashing-tocht van collega’s.

Geheel in stijl is beweerd dat in De Saamhorigheidgroep ‘het vertelplezier van de pagina’s spat’. In dat geval is het met een groot woord, ik weet het, een vals boek. In feitelijke zin door het omslag met het fameuze PSP-affiche, dat van meer dan een decennium vóór de beschreven gebeurtenissen dateert. De Boer speelt ook moeizaam met zijn troef Bernard: diens ultieme motivaties blijven uit.

 

Horen zeggen

Bij het positioneren van een boek speelt een uitgeverij een bepalende rol, maar niet vaak is dat zo zichtbaar als bij De Saamhorigheidgroep. Dat bleek uit de misplaatste omslagfoto, die ondertussen wel een naakte vrouw toonde. Ook het triomfantelijke citaat uit De Telegraaf valt op. Het bekrachtigt een hardnekkig idée-fixe over (institutionele) macht die altijd bij links zou hebben gelegen.

Explicieter nog is de uitgeversinvloed uiteraard op de achterflaptekst. Daar lees ik iets waarover ik meer dan eens heb gepiekerd: ‘De roman speelt zich af in New York, Haarlem en Jeruzalem’. Is dat niet heel erg droge informatie? Een flap wil toch werven? Inmiddels dringt het tot me door dat dit ook gebeurt. Alleen het centrale personage Bernard kent de drie plaatsen en overstijgt elke zweem van provincialisme waaraan de groep zich dan niet kan onttrekken.

Frappant is ook dat de flap over De Boer beweert dat hij in deze roman ‘afwisselend satirisch en meeslepend’ schrijft. Zelf heb ik geen echte satire in De Saamhorigheidgroep kunnen ontdekken. De andere kwalificatie is dan boeiender, in haar beroep op de suspension of disbelief die stoelt op een talent voor identificatie, voor solidariteit wellicht. Ik vraag me dus af of dat klopt.

Aan het begin van het boek snuistert diplomaat Bernard in New York door zijn bureauladen, stuit op een schelpenketting en barst in tranen uit. Zoals het in een esthetisch werk betaamt, legt De Boer aan het slot van de roman uit waar het ding vandaan komt – het is een geschenk van Liza, Bernards geliefde uit de groep. En wat doet de man dertig jaar later? Hij zet het op een drinken, ‘balde zijn rechtervuist en begon de Internationale te zingen’.

Hiermee laat De Boer niet alleen Bernard verzuipen in de karikatuur. Het strijdlied van de socialisme, waarvan de openingsregels worden geciteerd uit de Wikipedia-versie, overlaadt hij bovendien met vrijblijvendheid. Geen wonder dat de door de wol geverfde kosmopoliet niet weet wat onder een smartphonebericht een x betekent, een lagereschoolafkorting. En als toppunt blijft zijn belangrijkste besluit in de roman redeloos.

Bernards geliefde in de groep betrof een vrouw die hij lang en obstinaat het hof gemaakt heeft en daarna passioneel bemint. De lezers volgen hem ook wanneer zij van hem zwanger raakt en er niets of niemand, evenmin uiteindelijk haar officiële vriend, hun geluk in de weg lijkt te staan. Tot het kind er daadwerkelijk is en ze definitief besluit een nieuw leven te beginnen met Bernard.

En dan vertrekt hij om in het buitenland waarlijk een carrière te starten. Alleen, voorgoed. Hij breekt dus simultaan met de groep. Waarom? Er staat: ‘Ja, hij was deze mensen oprecht toegenegen. Hij bewonderde hun goedheid, hun altruïsme, hun engagement. Maar hij was zelf niet zo.’ Dit lijkt me geen voortschrijdend inzicht, veeleer een quasi-bekentenis als uitvlucht. De Boer heeft veel tot twee cijfers achter de komma toegelicht, en nu zwijgt hij.

Een nogal pijnlijk contrast met bijvoorbeeld deze passage: ‘’De Saamhorigheidsgroep was opgericht in 1975, door Bronno. Zoals wel meer linkse idealisten wilde hij “de wereld, al was het maar voor 0,01%, eerlijker en rechtvaardiger maken” (precies zo had Bernard het hem een keer horen zeggen)’. Technisch is het hier lastig de bron van deze wetenswaardigheden te determineren. Maar personage en verteller liggen duidelijk dicht bijeen.

Uitgerekend in de crux van het boek, als crux, zet Bernard volkomen onverwacht een alomvattende stap en die wordt niet begeleid? Ik hoop gedemonstreerd te hebben dat dit bewust niet gebeurt. Met niemand bouwt De Boer écht identificatie op.

Ik herkende me als gezegd in de groepsaversie van auto’s. Dus zal ik extra gevoelig zijn voor spot met dat principe. Op zijn beurt betreurde Merijn de Boer het dat hij pas achteraf stuitte op een geweldig detail, dat naar zijn overtuiging perfect in De Saamhorigheidgroep had gepast: de broekklem. Hij had het bij ‘een babyboomer’ gezien, op de fiets, en vond het oer-Hollands, ‘kneuterig’ – en dus ideaal voor de groep.

Mij verbaast het dat hij de broekklem niet kende. Het bestaat al decennia, in allerlei formaten en kleuren en inmiddels ook in klitten- en clickband. Het zorgt ervoor dat een wijdere pijp niet tussen de ketting verstrikt raakt. Maar het wordt en werd vooral gebruikt door fietsers wier kleding te kostbaar en te representatief was om maar een flietertje smeer te verdragen. Door een hogere middenklasse, door bestuurders. In het wereldbeeld van de auteur nemen die blijkbaar per definitie de auto.

Behalve met onnodig vervuilende mobiliteit heb ik, alweer net als de groepsleden uit de roman, moeite met het weggooien van voedsel. Maar wat De Boer zelf achterlaat is geloof ik wel wat meer.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten