Na een politiek
rampjaar is het werkelijk 2025 geworden. Past het dan om vooruit te kijken of
om te anticiperen? Ik geloof dat ik graag hoop. Daarin wil ik standhouden, maar
niet zonder de wereld te versmaden. Waarin ik bovendien nog iemand heb
rondlopen die is opgekrabbeld als dichter en aldus extra vragen op zijn bordje serveert.
Wat te dingessen?
Graag spiek ik.
Zoals bij Charles Ducal, die op de tweede dag van het jaar een gedicht publiceerde dat hij ook inleidde. Het gaat over degenen die de toekomst heten
te zijn. Maar in Gaza werden ze na 7 oktober 2023 zodanig opgejaagd wild dat ze
volgens recent onderzoek hun hoop hebben verloren: ‘96 procent van de
ondervraagde kinderen heeft het gevoel dat hun dood nabij is, terwijl 49
procent heeft aangegeven te willen sterven’.
Het ligt niet in Ducals
aard om daarover te zwijgen. Hij heeft vier strofen nodig en een losse
slotregel.
NIEUWJAARSWENS
De kinderen zijn bang, majesteit,
bang
van de honden die dolen door het puin
op zoek naar mensenvlees, en waarop
op uw bevel niet mag worden
geschoten.
De kinderen weten dat zij sterven
moeten,
er is geen eten meer en door het
tentzeil boort
de kou. U bent de enige in wie zij
nog geloven,
U brengt de dood, U houdt uw woord.
De kinderen willen sterven,
majesteit.
Ze vragen of het mogelijk is nog één
keer
in een bed te liggen waar het warm is
in een huis dat overeind is blijven
staan
op uw bevel, en of ze daar inslapen
mogen,
veilig voor de honden, om ’s ochtends
ongeschonden, in hun mooiste lichaam,
door de engelen te worden gevonden.
Kinderen geloven nog in wonderen,
majesteit.
Dit oogt als een
kalm gedicht, maar volgens mij is het geen toeval dat het enige eindrijm nogal
geladen is: boort/woord. Is taal inderdaad kapotgegaan door de werkelijkheid? Voor
Noord-Nederlanders sowieso, door dat ‘bang van’. Maar het zou flauw zijn
wanneer slachtoffers met betweterij worden bekleed, terwijl het gedicht zoekt
naar oplossingen. En (een) dader(s )?
Vanwege een
schier onoverbrugbare hiërarchische kloof bouwt Ducal naar ik vermoed voort op
een Vlaamse traditie. In een zogeheten nieuwjaarsbrief geven kinderen op
krukkig rijm de zeemzoetste versie van zichzelf en brengen hulde aan een ouder
(vader, moeder, grootouders, peter, meter). De braafheid dampt ervan af en de
aangesprokenen waarderen dat dan met een cadeau of geldbedrag.
Hier zal de
Belgische koning Filip de aangesprokene zijn en richt een onderdaan zich strohalmgewijs
tot hem, zoals in Max Havelaar Multatuli dat deed tegenover Willem III. Een verschil met die proeve van wereldverbetering
is wel dat de ik bij Ducal geïmpliceerd is. Vergeleken met nieuwjaarsbrieven is
deze ik ook ouder en is de concrete situatie oneindig veel schrijnender.
De koning heeft
natuurlijk een rare positie in een gedicht dat verandering wil forceren. Hij
mag geen uitvoerende macht hebben. Zijn optreden is per definitie protocollair.
Anders dan dat van Benjamin Netanyahu, bijgenaamd King Bibi. Of dat van een Amerikaanse
president, tegen wiens Vietnamoorlog ooit Boudewijn de Groot, ook in de
aanspreekvorm en ook met de slaap centraal, artistiek protest aantekende.
Uitgerekend tot
het protocol van de koning behoort het uitspreken van nieuwjaarswensen. In 2024 deed Filip dat evenzeer. En de aanleiding vond hij in een
verontruste en verontrustende brief van middelbare scholieren, die de leeftijd
hebben van degenen met wie Ducal meeleeft. De koning stelde:
Redenen voor hoop zijn er altijd.
Hopen is niet passief wachten op een betere toekomst. Hopen is zich engageren
om te bouwen, om samen op weg te gaan naar een meer rechtvaardige en
respectvolle wereld, waar elk kind wordt verwelkomd als een schat aan beloften.
Een wereld zonder oorlog of zonder
lijden is natuurlijk een illusie. Maar dat mag ons niet tegenhouden om ervoor
te blijven ijveren.
Naar Ducals
maatstaven zal die tweede geciteerde alinea nog te berustend zijn in het
uitgangspunt van lijdensverdiscontering. Maar ja, de koning is sowieso slechts
een mens die niet over leven en dood gaat. De enige met zo’n onafzienbare macht
en pretentie is een god, die bij Ducal heel even opduikt in de hoofdletters van
de persoonlijk voornaamwoorden in regel acht. Maar het bezittelijk
voornaamwoord heeft daar aan het eind alweer een onderkast.
Het blijven dus
mensen tegenover mensen, een impasse, en in droge zinnen toont Ducal zich daar
woedend over. Welke machthebber laat zelfs kinderen doden? Dan is het toch geen
oorlog meer? De implicatie luidt dat er in Gaza een genocide gaande is. En dat
elk mens op basis van waardigheid en solidariteit zich daar tegen moet
verzetten.
Zwijgen betekent
medeplichtigheid of, zoals dat in Vlaanderen zo mooi heet, schuldig verzuim. Alsof
Ducal het oude liedje van stal moet halen, ‘Which side are you on?’. De verlossing van de angst hoeft toch niet in de dood liggen? De ‘wonderen’ waarvan sprake zouden immers naar
levende vrede moeten verwijzen.
Technisch doet
Ducal in de twee laatste kwatrijnen iets even tegensprekelijks. De kinderen
willen ‘liggen’ in een huis dat is blijven ‘staan’. Maar die zin is als enige
in het gedicht niet af bij het strofe-einde, waar de witregel protest
voorbereidt tegen het herhaalde ‘op uw bevel’. En terwijl de zinnen in het
voorlaatste kwatrijn kommaloos zijn, bevat het laatste kwatrijn een overmaat
aan komma’s, hijgend van woede, en maar liefst drie opzichtige binnenrijmen.
Uit het gedicht
als esthetische eenheid gulpt misschien bloed en dan moeten de ‘wonderen’ wel
degelijk verwijzen naar het stelpen. Indien volwassenen dat nalaten, dan nemen
kinderen, dragers van de toekomst, die basale ethische plicht op zich. Toch is
het een volwassen dichter die dat suggereert en die zelf als gezegd buiten
beeld blijft.
Is het kitsch of
populisme om over de rug van kinderen te ageren? En hoe zou het anders moeten
en kunnen? Ik weet het werkelijk niet. Gewoonlijk spreekt Ducal zich
onbeschroomder uit, desnoods tegen een communis opinio. Het jaar 2025 is nog lang.
Overigens ben ik van mening dat het moreel onhoudbaar is om leraren zonder
smartphone uit te sluiten van een lerarenkaart.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten