donderdag 22 augustus 2024

Nogmaals


 

 

Hoe meer commentaar er op de kwestie-Brusselmans komt, hoe onwezenlijker ze voor me wordt. Van de gewraaktste zin uit zijn Humo-column van 4 augustus trof ik zelfs meer versies. Stephan Sanders, die niet voor het eerst Noord-Nederlandse taalaanhankelijkheid betuigde, filosofeerde in NRC over een ‘mes dat [Brusselmans] dwars los door de keel [had] willen rammen’. Het onder de loep genomen ‘dwars’ stond niet in de oorspronkelijke column, al raakt het qua betekenis aan ‘los’ in Vlaamse spreektaal.

Maar goed, ik was de weg in het begin al kwijt: bij het verwijt dat de Humo-redactie haar werk niet goed had gedaan. De veronderstelling was hier dat een groot, commercieel medium een column van een vaste medewerker tevoren leest. Bij een antropologisch aandoende reconstructie, ook voor NRC, waarin weer het zelfstrijkend cliché te vernemen viel dat progressieve Vlamingen ooit naar de VPRO keken (vul aan: en Vrij Nederland lazen), kreeg die aanname steun van collega-kranten. Ten minste eindredacties zouden zich om columns bekreunen.

Merkwaardig. Niet alleen had NRC daags tevoren met Sanders het tegendeel bewezen, de column- en opiniepraxis stoelt juist op het binnenhalen van uiteenlopende standpunten, waarbij zekere extremen in het voordeel zijn. Laat maar komen! Niet om oude koeien uit te sloot te willen halen, maar vanuit die opvatting van spraakmakendheid en tolerantie gaf NRC ooit welbewust een podium aan Baudet, Bosma en Eppink. En recent kwam bij die krant columnist Stine Jensen onder vuur van Bregman te liggen, vanwege slordig bronnengebruik.

Dat het onzorgvuldigheidsverwijt in eerste instantie gedaan werd door Arnon Grunberg, volgens wie dit bij Humo ‘onder Guy Mortier nooit gebeurd’ zou zijn’, maakte het nog bizarder. De legendarische Humo-stuurman staat, zoals de recente Claus-biografie ook toont, volgens mij niet direct bekend om zijn ethische bekommernissen. Bovenal beleefde Grunberg het in 2006 bij dit blad zelf, toen er trouwens een andere hoofdredacteur was, dat iemand zich als hem voordeed om zijn columnruimte te vullen met wraak.

Een reservaat? Waar is de grilligheid? Eeuwenlang vulden mensen, relatief onbewaakt, hun dagboek met ditjes en datjes waaruit van enkelingen postume publicatie volgde. Dat voldeed aan een reële biografische interesse, en mij leerde het genre iets over een tijdvak. Over taal en dus over denken. Zo bleek Jan Wolkers, om eens iemand te noemen, West-Duitsland te hebben geobserveerd na de nederlaag tegen de DDR op het WK voetbal 1974: ‘Die moffen zijn volkomen van de kaart. Een tweede Stalingrad’.

Er is historisch natuurlijk grootschalige lifestylisering tussendoor gekomen, cultuurbijlagerij met rubriekjes tot in het schofferende, maar kennelijk gaat het er nu om dat onder een cultuurindustriële naam tekst verschijnt, in een vooraf overeengekomen omvang, die het imago bevestigt van naam én medium. Controversieel of cynisch? Eventueel kan daarover worden gesoebat door derden, stomme geiten eigenlijk, meer of minder gediplomeerde kenners, zoals bij Brusselmans gebeurde – en waaraan ik bij dezen meedoe en waarvoor ik misschien wel dankbaar mag zijn in komkommertijd burenruziemateriaal aangereikt te krijgen.

woensdag 14 augustus 2024

Hors service

 

 


 

Fietsen door België baart nog altijd onvermijdelijk verzuchtingen. Nu omdat tijdens een afdalinkje aan een dorpsrand een professionele voortas losschiet en tussen de spaken de voordrager beschadigt, alsof het trekdrop is.

Niet ver na de verlossende fietsenwinkel achten we een strook zelfs voor Belgische begrippen bar. Och ja, we bevinden ons al in de straten van mijnwerkerssite Grand-Hornu, toen de negentiende eeuw nog echt de negentiende eeuw was.

*

Er bestaat een Waals gehucht dat Naast heet. Bij het uitrijden is het plaatsnaambord op zijn kop gemonteerd. Dit blijkt een trend tot in Frankrijk (Villers-au-Flos, Corbie,…). Geïnstigeerd door olijke ambtenaren, wegarbeiders, Olympiërs?

*

Waar we precies naartoe fietsen weten we nog niet, maar in elk geval staat de kathedraal van Rouen op ons verlanglijstje. En begrijpen we, tussen berichten over scheidsrechterscorruptieverdwazing tegen Oranje, dat tijdens renovaties de spits vlam heeft gevat.

*

In dorpen staan aan de weg felgekleurde, playmobilachtige poppen. Ze verbeelden kinderen die oversteken en willen automobilisten manen traag te rijden. Bijna alle poppen houden de handen in de zak, een enkeling steekt de duim omhoog. Waartoe? Eerst zien, dan geloven. Bovendien toont internet ons dat Orban, in zijn hoedanigheid van kersvers EU-voorzitter, op bezoek is geweest bij Trump: hun kleuterduimen.

Het alternatief bieden driehoekige waarschuwingsborden van twee kindjes, hand in hand. Misschien komt het doordat ik vooralsnog traag klim, of doordat ‘het buitenland’ aandachtiger doet kijken, dat me nu pas opvalt dat het kleinste van de twee een meisje verbeeldt, want een rokje draagt.

*

De beproefde spits van de kathedraal blijkt gehuld in een soort folie. Zoals het gewonde rechteroor van Trump?

*

Als ouder en lezer dwing ik mijn gezelschap naar het Flaubert-museum. Of als lezer van een lezer, want mijn gang wordt geleid door een opgezette papegaai. Het is de wegkapitein die hem eerder ziet dan ik, zoals het onze kinderen zijn die bij de balie het griezelig witte standbeeld rustig aankijken en besluiten dat zijn wimpers trillen. Als proef op de som gooien ze een muntje in een schaal voor des standbeelds voeten. Gebaar noch gerinkel doen het bewegen, maar de portier bevestigt dat het standbeeld levend is.

*

Fijn dat die magische Decathlonshirts zo snel opdrogen, maar de stof belemmert aan- en uittrekken wanneer de huid ook maar enigszins nat is. Met alle stikeffecten van dien voor en na het bevrijdend bedoelde douchen. Je waant je een slang bij het vervellen.

Minstens zo magisch is de Decathlonnaam van al die tenten die, bleek ook uit solidariteitsacties voor Gaza, het autonome Europa hebben geconfisqueerd: Quechua. Een restant waarin iedereen zich thuisvoelt?

*

Onze buur in Pont-Authou is een jonge blonde vrouw die na terugkomst met de fiets haar vlecht losmaakt en dan op haar buik een heus papieren boek openslaat.

Later zouden we nog old fashioned leesconsumenten aantreffen: lagereschoolkinderen uit een gezin waarvan de ligfietsende vader alles doet en de moeder yogaat in het gras. De concentratie van die jonge mensen oogt ongekend. Wordt misschien gestimuleerd door een buiklig?

De ontroering van zulke aanblikken stemt me wantrouwig – ik ben toch geen waarachtige cultuurpessimist? Vlak voor het slapengaan het zachte licht door ons tentgaas, waarachter e-readers hun eigenaars vermaken. Wel in ruglig.

*

Als openingsboek doe ik De wereld een lichaam van Melani Reumers. Ik kende haar tekst over diastemen, die in deze bundel is opgenomen. Ze bestaan toch, essays in de Lage Landen! Onderzoek in een droge stijl, aandachtig en open zonder in de val van het millennialisme te tuimelen. De auteur, van mijn generatie, heeft wel wat meegemaakt.

Ook een verademing dat ze refereert aan andere kunstenaars en schrijvers dan die door bijlagen en hun creatief personeel worden gerepeteergeweerd.

*

Ik draag soms een pet voor mijn campingcredibility.

*

Bloedheet. Aan de rand van een dorp zijgen we neer op een veldje bij de zoveelste rotonde (Vlaams: rond punt). We eten een banaantje en er fietsen twee jochies voorbij die hun voorwiel van de weg houden. Ik: ‘Weet je wie dat goed kan, zelfs bergop? Het taalkundig genie (17): ‘Ja, Matthieu van der Poel.’ Ik: ‘Hoe weet jij dat nou?’. Zij: ‘Dat heb je zelf geschreven.’ De gourmande (13): ‘Lees jij die boeken?’ Zij: ‘Deze toevallig.’

De jochies passeren opnieuw, nu van de andere kant. Een van de twee heeft een ander shirt aan. Doe het maar na, bij deze temperaturen. De salle des fêtes oogt gesloten. Bij het rondpunt stopt een tankwagen, terwijl er geen verkeer is. Alle knipperlichten gaan aan, het lijkt wel een briesend beest. Meer hitte!

Wederom passeren de jochies op één wiel. Ditmaal heeft het andere een kledingchangement doorgevoerd, hij is nu in onderbroek.

Later op onze reis zullen we een oogstfeest binnenfietsen. Tractoren met vlaggetjes trekken door een drukbevolkt centrum. Achter aan de stoet bedient een lijvige man, volgens de achterzijde van zijn T-shirt LAURENT, een bromfiets. Hij draagt een leren helm en probeert zijn voorwiel in de lucht te houden. Wanneer hij eindelijk de hoek om is geslagen valt hij op zijn zij.

*