woensdag 1 mei 2024

Verbinden begrijpen

 


 

 

In zijn jongste bundel Mond vol dobbelstenen schuift Tonnus Oosterhoff zijn ongrijpbaarheid en humor terzijde voor een snerpende politieke veroordeling in minstens één gedicht. Het eindigt met deze strofe:

 

Een mens zonder geld kan slecht zijn
maar een met geld niet rechtvaardig.
Een Bill Gates die gelijk heeft
blijft expressie van onrecht.

 

De eerste regel kan nog ironisch opgevat worden, of vluchtend uit zwart-witdenken, maar dan volgt nuchtere systeemkritiek. Op ongelijke verdeling van kapitaal, waarvoor geen structureel heil gezien wordt in de eenentwintigste-eeuwse versie van charitatieve toestanden die foundations van mensen met geld (‘een Bill Gates’) nu eenmaal aanrichten.

Niet alleen vind ik dit gedicht bijzonder omdat het zo expliciet eindigt, maar ook omdat het bij mijn weten de derde openbare versie is. In maart 2021 stond op Samplekanon de eerste versie. Die werd voorjaar 2022 geredigeerd voor de tweede versie in de bibliofiele bundel Suffisant lecteur bij Druksel. Daarna heeft Oosterhoff het gedicht rigoureus veranderd, en publiceerde het in januari 2024 bij De Bezige Bij, zijn reguliere uitgever.

 

Erfleen

Een voorbeeldje van redactie in de tweede versie is meteen kwestieus. Oorspronkelijk stond er: ‘De economie houdt zijn benen / stil en gaat toch steeds harder.’ Dat werd een jaar later: ‘De economie houdt haar benen / stil, toch gaat zij steeds harder.’ Bezittelijk en persoonlijk voornaamwoord zijn bij deze wielerkoersmetafoor aangepast aan het correcte woordgeslacht, hoewel dat – Robbert-Jan Henkes heeft hier in zijn strijd tegen persversmurfers vaker op gewezen – onnatuurlijk en stijf klinkt.

Omdat er eerst geen persoonlijk voornaamwoord te bespeuren was, heeft Oosterhoff met ‘zij’ extra nadruk gelegd op dat geslacht. Bovendien verving hij de ‘en’-constructie door een komma, zodat de pal voorafgaande bewering ‘stil’ tezelfdertijd valt te ervaren. Subtiel, en afgrondelijk en grappig, vind ik de wijziging in de regel daar weer na. Oosterhoff voegde een dubbelepunt in: ‘Dit betekent: de weg loopt af.’ Een bergetappe, met risico op serieuze valpartijen.

Er zijn meer verschillen tussen de eerste en tweede versie, maar ik beperk me tot een veranderde werkwoordtijd. In 2022 zet Oosterhoff alles consequent in het praesens. Dat heeft tot gevolg dat twee imperfecta uit de – op dat moment – tweede strofe wijzigen: ‘Ze breken Tula de botten / voor ze hem executeren.’ Hier gaat het over de achttiende-eeuwse Curaçaose verzetsstrijder, die door het koloniale Nederlandse gezag onbeschaafd het eeuwige zwijgen werd opgelegd.

Oosterhoffs continuïteitsingreep is ook thematisch te begrijpen. Het onrecht in het verleden blijft nu tegenwoordig, om door een solidariteitsgedachte aangevochten te worden. Of zoals het aan het eind van die strofe aforistisch heet: ‘pijn is een erfleen’. Maar in laatste instantie schrapte Oosterhoff deze hele strofe. Omdat premier Mark Rutte in december 2022 Tula al had genoemd in zijn excuus-rede over Nederlands slavernijverleden en de moedige man in oktober 2023 werd gerehabiliteerd?

 

Familiedrama

In derde instantie haalde Oosterhoff nog een complete strofe weg, waaraan hij in de tussenversie nochtans een verandering had aangebracht:

 

Geen muilkorf voor de pekinees.
Cavalier King Charles-spaniël
op pistool.
Een familiedrama:
eerst zijn fokker, dan zichzelf.

 

Niet alleen herspelde hij de naam van het notoir gezellige hondenras, de fokker kreeg hier ook een mannelijk bezittelijk voornaamwoord; voordien moest hij het stellen met een bepaald lidwoord. Wellicht interpreteer ik te smeuïg, maar deze minieme wijziging bracht me op het spoor van een politicus die zich liet voorstaan op seksuele prestaties: Pim Fortuyn. Deze vond inderdaad zijn einde door een pistool, en bezat maar liefst twee cavaliers (Kenneth en Carla).

Zou Oosterhoff door het schrappen van de strofe zulke associaties willen voorkomen? Zodat er geen hernieuwde aandacht hoefde voor een populist die, op andere wijze dan Bill Gates, zijn rijkdom graag etaleerde en die, ondanks zijn claim namens Jan met de pet te spreken, inkomensverschillen geen principieel probleem achtte? Of zodat het gedicht niet te Hollands zou worden, een staalkaart van weetjes die de internationale agenda van kapitalisme negeerde?

Het laatste argument zou pleiten tegen provincialisme. Alvast talig ontdeed het gedicht zich daar gefaseerd van, in een strofe over de firma Arosa. Die geheel naar de dichterlijke waarheid in Zwitserland (circus)beren huisvest, maar ook in Fortuyns standplaats Rotterdam helpt tegen partnergeweld:

 

2021: (…) daarenboven
opvanghuis voor vrouwen die
haar tanden uit de bek geslagen kregen.

2022: (…) daarenboven
opvanghuis voor vrouwen die
tanden uit de bek geslagen kregen.

2024: (…) en ook
opvanghuis voor vrouwen met
tanden de bek uit geslagen.

 

Dit voortschrijdende dichterlijk inzicht berust volgens mij althans op normalisering van de taal. Met steeds minder ruimte voor dialectvarianten of voor formele spraak, en meer voor een meedogenloze werkelijkheid.

Van het begin af te gortig acht Oosterhoff de uitdrukking ‘inzetten op’. In de tekst gekoppeld aan het artikel duurzaamheid staat die dan ook in alle drie de versies tussen aanhalingstekens. Alsof de dichter wilde zeggen: we mogen dan wel overal citeren, maar er zijn grenzen aan wat geloofwaardig is – zeker voor kaderpersoneel dat daarbij durft te spreken van ‘wij’.

 

Vergist

Alle versies van dit gedicht tellen zes strofen. Omdat er in de officiële dus twee strofes verdwenen (over Tula en over de cavelier), heeft Oosterhoff dus ook twee nieuwe strofes toegevoegd. In 2024 opende hij er zelfs mee:

 

Verbanden vertrouwen,

verbinden begrijpen.

Rondborstig de burger en

stevig zijn handdruk.

 

De eerste twee regels zouden louter werkwoorden kunnen bevatten en vormen dan een opsomming. Een andere optie is dat de openingsregel louter zelfstandig naamwoorden bevat en de tweede regel werkwoorden. Tot slot kan iedere regel bestaan uit respectievelijk een zelfstandig naamwoord en een werkwoord, waarbij de komma een extra pauze biedt. De termen ‘verbanden’ en ‘verbinden’, uit het hagelwitte hoofdstuk inclusie, liggen bij menig beleidsmaker en manager voor in de mond.

Ik snap het etiket ‘rondborstig’ minder goed voor een burger, tenzij dit een soort gezelligheidsmens à la de cavelier is. Verder ontstaat de associatie met een kloek becupmate vrouw. Door de burger en de steeds aanwezig politieke dimensie schiet me, vanuit het verre België, dan Caroline van der Plas te binnen, van de BoerBurgerBeweging die als Fortuyn-variant valt te beschouwen. Bevreemdend in de gekende Oosterhoff-traditie is dan het bezittelijk voornaamwoord ‘zijn’ bij de handdruk.

Door het verse begin van zijn gedicht voelde Oosterhoff zich genoodzaakt om voor de oude opening een nevenschikkend voegwoord te zetten, die een schakel in een redenatie doet vermoeden: ‘Maar vissen voelen geen pijn.’ Een uitspraak waarmee hengelaars hun hobby verantwoorden, en niet-vegetariërs hun eten, wanneer hun wordt gevraagd of zo’n haak en het lostrekken uit de bek van de vangst geen dierenmishandeling is.

De andere strofe die Oosterhoff toevoegde, zal een spreekwoordelijke uitzondering zijn. Alle strofes tellen vier regels, behalve degene die hij in 2024 tussenschoof na het tandengeweld bij Arosa:

 

Dan heb ik me blijkbaar vergist.

Ik ben een fout van mezelf. Ik

ben in mezelf een vergissing.

 

Ergens kwamen die woorden me bekend voor. Recycling? Na enig opzoekwerk vond ik ze min of meer terug in het bibliofiele Suffisant lecteur. In een gedicht dat opent met ‘Vissen voelen geen pijn’, de acquitstoot die herschreven zou worden. Daar zaten de woorden wel opgesloten in vier regels (volgens het colofon betreft het een bundel met verzamelingen van kwatrijnen):

 

Ik heb mezelf vergist.

Ik ben een geboren vergissing.

Ik ben vergist in mezelf

en voor mezelf een verdoolde.

 

Wat een peilloze variant! De derde regel valt te lezen als eindeloze groei tot terug in de geschiedenis, waarvan talloze verhalen tot in de Bijbel getuigen. Mond vol dobbelstenen kent vele passages en gedesillusioneerde ik-definities die zichzelf hernemen. Alsof de maker een geheugenloze is.

De slotstrofe liet Tonnus Oosterhoff steeds ongewijzigd.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten