Anderhalf jaar voor een studiekeuze wordt het taalkundig genie nu ook voorbereid op een ander spreken. Ze ontving een pdf die beloofde deel 1 te zijn uit een reeks Woorden voor je toekomst. Die lijst heet een ‘academisch’ vocabulaire te bieden en pikt aan bij een idee, niet helemaal onbetwist, dat een vervolgopleiding – ooit ‘hoger’ genoemd, inmiddels ‘theoretisch geschoold’ – taaltechnisch een kwestie is van woordenschat.
Woorden, de prince charmings van de communicatie. Kroketten ‘met de hand gepaneerd’. Het spul van iedereen waarbij je stiekem denkt dat jij er meer van bezit. Ooit las ik dat volgens Van Dale kaas- en wijnavonden waren bedoeld ‘om de kas te stijven’ en zon al op een tekst waarin ik mijn correctie tot ‘spekken’ nuchter kon delen, tot bleek dat hier een staande uitdrukking werd gebruikt.
Angstig pervers als ik ben doorkruis ik de academische lijst nu louter op bijvoeglijke naamwoorden, waarmee de kritische annex distingerende kers op de taart kan worden gefloept. Met die blik tref ik kwalificaties als ‘accidenteel’, ‘arbitrair’, ‘courant’, ‘eenduidig’, ‘facultatief’, ’illustratief’, ‘inherent’, ‘ostentatief’, ‘suggestief’ en, bij wijze van daverend slot, ‘willekeurig’.
Tot mijn geluk treft mijn steeds diagonaler rakende blik evenzeer het woord ‘frappant’, waar ik dol op ben en dat ik zelf zo vaak mogelijk probeer te gebruiken. De zalige lipspanning die ervoor nodig is, het fluweelzachte begin dat meteen door een uitblazen wordt gevolgd zonder te hoeven hijgen – er is weinig taal die zo makkelijk in de mond ligt én, q.e.d., een interessanterige kennersblik belooft.
Ik twijfel wel bij ‘principieel’, dat in deze lijst veel minder objectief overkomt en bestemd lijkt voor enkele ongeneeslijke betweters die denken spreekrecht te hebben waar anderen op basis van, wat zeg ik, contingente dingetjes zouden moeten zwijgen.
Regelrecht razend word ik van de term ‘exhaustief’. Die is onuitspreekbaar, pedant en in de kern van zijn poedel gewoon belachelijk. Corpspopulisme. Voor mij fungeert ‘exhaustief’ als wachtwoord in mijn vak van de neerlandistiek. Mensen die het na het behalen van hun diploma nog altijd gebruiken, in beschouwingen over de mooiste boeken, lees ik niet.
Punt?
Toevallig en arbitrair en willekeurig lees ik dezer dagen ook Hoe ouder hoe vrolijker, essays door Hans van Pinxteren. Daarin vertelt hij onder meer prachtig over zijn vader. Hoewel de man uitsluitend Nederlands sprak, was hij in het buitenland steevast in gesprekken verwikkeld waarvan de voertaal onduidelijk bleef. Bij enig resterend onbegrip bleek hardere actie reëel.
Op een dag nam vader Van Pinxteren zijn jonge zoon, toekomstig meestervertaler van Montaigne en Rimbaud en meer mannen met een savoir-écrire, mee naar een Franse levensmiddelenwinkel. Daar zegt de man ‘Bonjour’ en steekt vier vingers in de lucht:
Vervolgens brengt hij zijn rechterhand naar achteren, naar de onderkant van zijn rug, houdt hem onder zijn zitvlak, zakt door zijn linkerknie, trekt zijn rechterbeen wat op, en begin te tokken ‘Ohhk, tok-tok-tok, ohhk!’ Nadat hij met een ferme uithaal het laatste ‘ohhk’ heeft uitgebracht, trekt hij zijn rechterhand tevoorschijn, maakt daar een kom van, kijkt met een triomfantelijk gezicht naar wat in de holte ligt en daarna weer naar de kruidenier.
En vader Van Pinxteren kreeg wat hij wenste.
Ik bedoel maar met dat ‘exhaustief’: enough is enough.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten