‘Mind the gap’. Zou
zonder die beleefde waarschuwing, uit welke luidspreker ook, Londen Londen wel
zijn? Later zouden we in het fraaie maar teleurstellende Design
Museum een ontwerper horen
betogen dat metrogangen onmogelijk vallen te verbreden maar illusies wel. In
nieuwe metrostellen, met andere bollingen, plafondlichten, glassoorten: alles
kan helpen.
De gourmande
vroeg wat ‘Mind the gap’ betekende.
Ik zei een spleetje tussen de voortanden, een antwoord dat haar terecht niet
bevredigde maar dat wel waar is. En toen ze hoorde waarnaar de waarschuwing
verwees begreep ze er nog minder van. Zo’n muizeneindje? Op Belgische perrons
kun je vanuit de trein bij gelegenheid een meter springen.
Maar wat zou je daar
dan voor taal moeten horen? Een drieslag? In de ontbijtzaal had het opschrift Babel kunnen verhelderen, al leken de
meesten te worden verenigd door Spaans. Kinderstemmen klonken het schelst. En
daarvan waren er nogal wat. Waar hun ouders? Beginnende pubers droegen baby’s
op de heup.
*
Alsof in de lobby
een veldslag plaatsvindt terwijl je doodgemoedereerd je eigen besogne weegt. Al
tijdens het ontbijt nemen restanten de ruimte in bezit. Croissants, sausages,
muffins,… De ethische bourgeois in mij weet best te zijn opgegroeid met andere
beelden. Misschien hadden de collega-gasten hun caloriegetal van de dag
bereikt, discreet vermeld bij elk afzonderlijk etenswaartje.
Mijn ongemak zwelt
verder omdat al het bedienend personeel ouder en zwart is. Onlangs werd ik op
school nog voor een student gehouden, dus draag ik monter met het team borden
en kopjes weg naar een rolkarretje, de neiging onderdrukkend die echt werkende
mensen te bemoedigen en te bedanken, maar ja, te veel gelezen over koloniale
residuen en witte dinges.
Bovendien mogen
we aan de dag beginnen. Ter plekke blijken de opschriften ‘vintage’ en ‘retro’
aan te zuigen. Ze stammen uit hetzelfde register als ‘organic’ en ‘local’ en
papa blijft natuurlijk buiten. Op zo’n winkeldeur ziet hij een sticker met
groene ronde rand, waarbinnen een gelijkende afbeelding en waarbuiten de
woorden ‘dogs allowed’. Elders een spandoek met Shopping is cheaper than therapy.
*
Misschien moeten we het Victoria & Albert Museum zelf
als object opvatten. Het immense gebouw en de vele collecties zijn te bloemlezerig
om iets anders te vertegenwoordigen dan rijkdom die verveling bestrijdt. Ook
binnen een afdeling ontwaar ik amper een idee. Accumulatie tot je neerzijgt!
De sectie Fotografie blijkt
bovendien recent. Maar ik ben blij weer een paar middleclasskennishiaten te
hebben gevuld, hongerig zelfs. Mij beviel
het weerzien met Dorothea Lange, haar ontluisterende snapshots uit de jaren
dertig, over wat The American Dream
inhield. Doorgaan nu.
Een van de vele
binnenruimtes, open tot aan het dak, staat vol met zuilen en beeldhouwwerken. Het taalkundig
genie roept dat ze de David van
Michelangelo ziet. Onmogelijk, tenzij mama en papa in Florence een trip
beleefden. Zelfs de rijksten moeten soms genoegen nemen met een kopie.
*
Deze krokusvakantie
lees ik buiten verplichting de e-boekversie van Gezel in marmer. Dit is Anjet
Daanjes zevende roman, oorspronkelijk door de
Amsterdamse uitgeverij Thomas Rap in 2006 op de markt gebracht. Centraal staat
de verhouding tussen de succesvolle niet-scheppende beeldhouwer Marin en steenhouwer
Nan, de onbekende, ambachtelijk virtuoze maakster van haar beelden.
Daaromheen is het nodige te doen, maar dat is
satellietenwerk. Alles draait in dit omvangrijke boek om Nan, een maan die
spiegelt tot in haar naam. Lang voordat het begrip ‘toe-eigening’ uit de VS (appropriation) aanwaaide, speelde het bij Daanje een aanschouwelijke
rol. Zonder Nan zou Marin niet bestaan, en vice versa?
De feitelijke maakster (artigiano)
stroomt over van goedheid en integriteit. Ze is dankbaar. Gaande de digitale
pagina’s kreeg ik de aanvechting haar toe te schreeuwen. Nan doet alles voor
anderen. Zoals voor haar man Gösta,
die eigenlijk Guus heet, een wauwelende, van zichzelf vervulde artiest van wie
ze na zijn zoveelste bedrog scheidt en voor wie ze blijft zorgen.
Ook laat Nan haar genegenheid voor haar bekwame, toegewijde leerling Rodin nooit tot
over de rand van het glas vloeien. Hij fopt haar met de beste bedoelingen
zonder dat zijn ontmaskeringtournure tegen Marin begint. Vervolgens laat hij
zijn meesteres vallen, net als andere vakgenoten met een gebrek aan
solidariteit en originaliteit en die een talent hebben voor volgzaamheid en
netwerken.
In zekere zin toont Rodin zich geslaagd in Nans missie: na
zijn leertijd heeft zij zijn status van gezel omgezet tot meester. Hij kan zijn
eigen weg gaan, en doet dat dus. Ook Marin, die haar wel tien oren heeft
aangenaaid, profiteert van deze goedgelovigheid. Nan voelt zich haar ‘metgezel’
en bezwijkt ten slotte aan zichzelf, menend haar idealen te hebben verraden.
Volgens de flap is het boek mede gewijd aan misverstanden, en inderdaad eindigen de uitgesponnen verhaalverwikkelingen in een toestand die zou kunnen zijn uitgestippeld door W.F. Hermans. Een ondraaglijke verwisseling van bedriegers en bedrogenen. Hoe opmerkelijk trouwens dat Daanje Gezel in marmer destijds kon schrijven dankzij een werkbeurs van het Vlaams Fonds voor de Letteren.
*
Als
pedagogen-in-permanente-opleiding namen we het kroost mee naar Harrods.
Verbazing en ontzag maakten gelukkig al snel plaats voor ergernis. ‘Hier kan ik
niks van mijn zakgeld kopen!’ Aan een ovalen koffiebar, waar een muffin 12 pond
kostte, domineerden ‘Arabisch’ ogende vrouwen en kinderen, onberispelijk
gekleed.
Misschien resideerde hier vroeger het oude geld dat rond het
Victoria & Albert Museum voor te stellen valt? Mij frappeerde achteraf dat
dit instituut niet meedoet aan ideologische correcties die Tate Modern nadrukkelijk
demonstreert en die voor mij werkelijk een verademing zijn. Het is toch iets
anders te lezen en te horen over culturele kaders dan de neerslag ervan te zien
en te ervaren.
(‘Op de stam van de kastanjeboom waaronder ze hun pauzes
doorbrengen, zal Rodin ruimte krijgen toegewezen waarin met kruisjes het aantal
verwondingen wordt bijgehouden dat hij tijdens het beeldhouwen oploopt. Want
alleen het bloed van meesters telt, het bloed van leerlingen vloeit zo
rijkelijk en kosteloos als de regen uit de lucht.’)
Over een paar decennia gelooft niemand meer dat Gerhard
Richter, zoals nu nog, bij Tate een aparte zaal kreeg. Maar evenmin dat dit
ineens ook voor Joan Mitchell opging? Wel moet ik erkennen dat Harrods de enige
plek was waar ik niet, als enige van ons team, mijn rugzak hoefde open te
maken. Omdat bij binnenkomst de alarmen niet afgingen?
*
Verbluffende drukte voor de National Gallery, de rij
wachtende bezoekers is zo lang dat ze slingert. De toegangsstraten zijn
afgesloten, op het plein podia en lampen voor Chinees nieuwjaar. En voor we het
weten is het wonder geschied en staan we binnen. Daar is het
portret van Erasmus door Hans Holbein weer! Raar lachje, getrokken
mondhoeken, hier moet Bart De Wever op hebben gestudeerd. De rechterhand van de
grote humanist toont me nu pas zijn vuile nagels.
(Nogmaals het personage Rodin: ‘Artigiani worden nooit
meester, zij blijven hun leven lang gezel. De gezellen van arrogante, hen
achteloos misbruikende beeldhouwers.’)
Ondanks nieuwe
berichten over tomatensoepacties hangt Jan van Eycks weergaloze meesterwerk
weerloos te hangen. Zonder glas of zelfs maar een koord op kniehoogte. En
verrek, het portret
van de Arnolfini’s wordt van griezelig dichtbij gefotografeerd: mensen
sperren met twee vingers haastig de oogleden van hun smartphone open om de code
van Van Eycks spiegel te kraken. Voor thuis? De bourgeois in mij springt weer
eens op. Ik vind het obsceen om aan te zien.
*
Bij de uitgang
van Sainsbury’s bewerkte een oude vrouw kalm een hele stapel krasloten met de
punt van een nagelschaartje. Zelf hebben wij provincialen, bepakt en gelukzalig,
eindeloos door straten gelopen, kunnen we straks vertellen. Dat we collectief
net geen hartverzakking kregen toen vlak naast ons een auto ineens zijn sirene
aanzette. Het was een ambulance.
Terwijl ik toch nog maar wat bonen en spek neem, zie ik op de
parkeerplaats voor het hotel twee meisjes in roze onesies staan. Er komt een
brommer aangereden van een donutservice. De meisjes betalen met hun smartphone
en lopen tevreden naar binnen.
Het wordt tijd
ons richting Belgische perrons te begeven. Maar voordat we de lobby hebben
verlaten roepen de Spaanse kindjes al ‘Mient de kap’.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten