dinsdag 15 augustus 2023

Water met tandjes

 

 


 

De prettig verwarde jonge vrouw van het gemeentecampinggebouw die ons tegen de stortregen behoedt met een kamertje tegenover een gemeenschappelijke douche, krijgt het even later te verduren van een superieur. Tegenover mijn dochters betuig ik mijn sympathie voor de vrouw, die een lange sweater draagt en een korte rok, en ik noem haar een zwerfkat. De gourmande (12) vindt dat beledigend, maar voor mij was het een compliment en zo vat haar moeder het ook op.

*

Nu is het weer snikheet. Op het veld is een man een halfuur bezig met zijn afstandsbediening. Hij dirigeert zijn glimmende motor met zijspan richting trekhaak van zijn camper (waarboven mountainbikes verrijzen). Ter overzijde spuit een Nederlander zijn bungalowtent schoon.

Aan het eind van de middag, wanneer ik probeer te slapen met een gestaag ontbrandend oor, steekt een storm op en vliegen partytenten door de lucht. Er blijken meer Nederlanders die lacherig hun luciferhoutjesachtige constructies naar het grofvuil dragen, terwijl een Duitse dame terecht klaagt over het gevaar – er zitten metalen voetjes aan die dingen.

Snel zetten de mannen hun hoge bedrijfscamions om hun dure goed, zodat de wind er geen vat meer op moge krijgen. In een soort falanx, waarvan louter ons tentje uitgesloten is.

De volgende ochtend is het, getuige een Hilversums-Amsterdams dialectmengsel, een Nederlandse die het hardste klaagt, in een witte badjas op weg naar de keurige sanitaire ruimte, tierend in een microfoontje dat verbonden lijkt aan iets in haar oor en waaruit algehele ontevredenheid over ‘de hygiëne’ walmt.

*

Uit een droomloze slaap ontwaak ik met het zinnetje ‘het sap van 500 teven’.

*

Hoe komt het toch dat ik fietsend door Duitsland aan Bill Withers liedje ‘Lovely Day’ moet denken? Och ja, in het refrein hoorde ik als kind, dwars door de adembenemend lange toon, het koortje steevast ‘Germany’ zingen!

*

Bij het plaatsje Herstelle steken we de Weser over met een mechanische veerpont, bediend door een oudere man die zijn drie minuten gebruikt voor een mooi exposé. Over bondskanselier Adenauer die zich voor de nazi’s schuilhield in het Benedictijnenklooster, zichtbaar hoog boven wal. En over een loods ter grootte van een vliegtuighangar die gebouwd dreigt te worden om kernafval op te bergen dat tussen 1969 en 1974 is aangericht.

‘Wahnsinn’.

Zowel uitspraak als spelling geven dit woord iets oprechters en minder vrijblijvends dan het Nederlands vermag.

*

Later dan gewild bereiken we de volgende camping, die er geanimeerd uitziet. De avondquiz is al begonnen en het antwoord op de recentste vraag blijkt: Rudi Carrell.

*

Wat politiek correct betekent is me nooit duidelijk geworden. Wel dat onze kinderen geen foute grappen meer dulden en elk variantje erop systematisch afwijzen. Afgelopen jaar leerde het taalkundig genie (16) het begrip ‘eurocentrisme’. Ze bekent dat ze me vaak ‘à l’improviste’ heeft horen zeggen en verstond als Alain Proviste.

 *

Er loopt een man voorbij die op zijn kuiten tattoos heeft van mannenkoppen. Mij bekruipt het ongemakkelijke gevoel dat ze verwijzen naar bestaande personen, helden van een ideologie. Wellicht komt dat door aanhoudende berichtgeving over successen bij de AfD en aanpalende verschijnselen. Maar zowel de gourmande als ik meent even later dat een van de twee honden die een reuzeaardige, ook al zwaar getatoeëerde mevrouw uitlaat aan een campingrand, een wolf is.

*

De gourmande heeft de oorontsteking van me overgenomen. Bij haar aan beide kanten, waar bovendien pus uit lekt. Ze noemt dat ‘water met tandjes’ – en de dichter in mij is trots.

*

We zijn al bijna in Dresden en nog altijd is elke sanitaire ruimte verdeeld in toiletten voor M en voor V. Maar hier niet: ‘uniseks (M + V)’. Zal er nog iets genderneutraals onze weg kruisen?

Dit is in elk geval de camping waar wij onder een overdekte picknickbank regen zien en horen gutsen en er uit de verre een vrouw komt aansoppen met een emmer vol afwas. Haar man zit voor hun camper onder een afdak en kijkt soms of ze er al aankomt. Wanneer ze vlakbij is, pakt hij een paraplu en snelt haar tegemoet, wat kreten van vertedering ontlokt.

*

In het stadsmuseum is er een metalen deur, te openen om de geur van loopgraven uit de Eerste Wereldoorlog op te snuiven. De wegkapitein en het taalkundig genie deinzen terug, maar ik ruik niks.

*

Aan de rivier op de eerste Tsjechische camping bouwen we onze tent op en vinden die bij terugkomst vergezeld door een andere, op minder dan een meter. Daar staan auto’s bij, voor het parkeren waarvan onze scheerlijn is neergehaald. Ze zijn eigendom van een groep vrolijke, vissende volwassenen die ’s avonds heerlijke barbecuegeuren verspreiden en daarna vooral geluid (waaronder in het holst van de nacht het opblazen van luchtbedden).

Deze camping is onze uitvalsbasis voor een bezoek aan Theresienstadt. Een zeldzaam deprimerende plek waar je, zoals dat heet, nog niet dood gevonden wilt worden – vandaar dat joden van daar verplaatst werden naar de echte vernietigingskampen?

*

Het gras van de camping aan sportvelden is doorweekt en bereden door auto’s, en op een grote, open vlakte ernaast zijn oefeningen gaande met politiehonden die trillend van discipline stilstaan onder gehandschoende handen. We besluiten te vragen naar de prijs van een houtje hutje op stenen blokken, dat ik in mijn beste Engels tegenover de reuzeaardige en kalme beheerster ‘cabin’ noem terwijl zij spreekt van ‘bungalow’. Het ding meet twee bij vier meter, er staan stapelbedden in, en er is één raampje en één stopcontact.

*

In het kuuroord Mariënbad aanschouwen we precies om 21 uur de fameuze Zingende Fontein. Het is al een beetje donker, wat de lichtshow achter de stralen cachet geeft, maar niets verhelpt aan de kitschmuziek (vermoedelijk vanwege de rechten heruitgevoerd op synthesizer). Vele omstanders, die met geheven rechterarm het gebeuren vastleggen op hun smartphone. Ik voel dat ik moet pissen.

*

Uit mijn jeugd herinner ik me soft ice als iets wat zijn naam waarmaakte. Een papperige, niet zozeer ‘vanille’ maar gebroken wit kleurende substantie, gespoten in een plasticachtig vierkant bakje dat van snoeppapier zal zijn geweest.

Hier in Tsjechië is soft ice iets geweldigs. In een echt hoorntje, en stevig en fris van bite. Vanille smaakt niet alleen naar vanille, verkrijgbaar zijn ook vruchtensmaken die in dit genre uitzonderlijk lijken, zoals ananas en mandarijn.

*

Mijn reisnotities krabbel ik nog altijd in mijn vuistgrote zwarte Notebook & Pencil, en ik kan ze steeds slechter lezen. Dit besef doet verkrampen, zorgt ervoor dat ik mijn letters rek, wat meer afbrekings- en koppeltekens teweegbrengt.

En dan nog snap ik niet wat dit moet betekenen: ‘indus.terr.: gentlemen + oninkanverters’. Minuten later herlees ik het laatste woord tot ‘tuinkabouters’, en zie ik een totaal verregend industrieterrein op de grens van Tsjechië en Duitsland waar, tussen allerlei erotische ontspanningshuizen, tuinkabouters en quasi-mythologische beelden op een parkeerplaats staan in een hoeveelheid die ik niet voor mogelijk had gehouden.

*

Eenmaal terug in Duitsland bevinden we ons veel zuidelijker, in Beieren. We passeren een parkeerplaats met luxe auto’s, waarbij een bedrijf adverteert: ‘Wir kaufen dein Auto’. Dat informeel toespreken rijmt niet met wat ik heb geleerd over Duitse zeden – dat het er ongeveer een mensenleven duurt voordat vousvoyeren wordt opgegeven. De bedoelde autobezitters zullen aan de radeloze kant zijn.

*

In Nürnberg passeert ons een bestelwagentje met het opschrift Flaschenpost. Ik begrijp dat het om een drankhandel gaat die thuis bezorgt, maar helaas denk ik eerst aan Paul Celan.

*

Zondagmiddag. Kutbeieren. Vijfentwintig kilometer lang onbeschermd voor stortregen en zware tegenwind door het landschap, nog geen struikje dat iets wegneemt. In dorpjes zijn alle winkels, cafés en restaurants gesloten. Wel vlaggen alom, touwen klapperen tegen masten.

Ik doe vaderachtig en duw de gourmande. Door haar rug wordt mijn rechterhand verwarmd, net voldoende om de vingers daarvan aan de linkerkant van mijn stuur te laten schakelen naar het kleinste blad.

*

Verschillende caissières vroegen me: ‘Wollen Sie eine Tute?’ Het klonk opwindend, maar mijn kinderen stonden er steevast bij en naar onuitroeibare gewoonte lachte ik schaapachtig. Tot een doodvermoeid ogende Vietnamese allegaartjeswinkelier het vroeg en een klant naast me verklaarde that he asked if I wanted a bag.

*

Ik droom dat ik een snavel heb die afbreekt.

*

Een – traditiegetrouw oudere – e-biker passeert ons en een paar minuten later passeren we hem nadat hij net iets van het midden naar de rand van het fietspad heeft verplaatst. Het taalkundig genie zegt dat het een huisjesslak is.

*

Moet ik al terugkijken? Wat hoorde ik, las ik? De gebaren in Tsjechië?

Beheersing van meer dan moedertaal alleen leek dit jaar gebonden aan kwestieuze parameters: leeftijd, geboorteland, stad-platteland (en, vrezen we, vlees-vegetarisch, gemotoriseerd of niet).

Aachen, inmiddels een ochtendzonnetje. Wij aan de uitgang. Man loopt campsite binnen en vraagt aan de beheerder: ‘Kennik hier me kemper parkere?’ Hij krijgt antwoord in een Nederlands dat evenmin onberispelijk is, maar toch correcter.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten