Als het niet zo pathetisch zou klinken, dan had
het uit me moeten gulpen dat de
dood van Wim de Bie ook een cultureel repertoire afsluit.
Hoeveel generaties zullen er opgegroeid zijn met de sketches en platen die hij
samen met Kees van Kooten maakte? En daaruit op meer en minder gelegen momenten
vrijelijk citeerden, en zo gelegenheidscoalities schiepen (en tijdelijke
uitsluitingen voor wie de allusies niet onderkenden)?
In Jos Joostens Hoera! Een boek over Nederlands en Nederlandse letterkunde van nu
stuit ik op een hoofdstukje over Hanna Bervoets. Het heet ‘Kijken kijken en de
rest erbij denken’, en die titel valt te verbinden met een betoog over Bervoets
Boekenweekgeschenk Wat wij zagen –
maar allereerst hoor ik Van Kooten als Klisjeemannetje iets
adviseren over goede seks. Als antwoord onthult De Bie in dezelfde
hoedanigheid dan dat zijn nachtkastje gemaakt is ‘van palissander’, een detail
dat ik ooit verwerkte in een
hermetisch-autistische dichtbundel.
De sketch als geheel, uit 1977, is niet alleen
na te beluisteren op plaat en op YouTube, maar blijkt in 1992 helemaal uitgeschreven
door een vaktijdschrift, voor een herfstnummer over ‘de Nederlandse taal
der liefde’.
Idioot vind ik pas veel later te hebben beseft
dat Van Kooten en De Bie ook een cultureel referentiekader hadden. Een reden
kan zijn dat ik tot de generatie na de babyboomers hoorde en zo halverwege
instapte. Daarna moest ik kennelijk een zekere leeftijd bereiken en bovendien kennisnemen
van hun oudere teksten.
Zo telde ik pas zeven jaartjes toen de heren
met een Nederlandse
versie kwamen van Gilbert O’Sullivans ‘Alone again’. Nu
verdooft muziek sowieso veel en zal de melodie ongetwijfeld door mijn ouderlijk
huis hebben gezweefd maar ik zal officieel al volwassen zijn geweest toen me
duidelijk werd dat deze bewerking in 1972 zelf onversneden
jeugdsentiment wasemde:
En Nederland herrees
Onder Drees
Fanny Blankers Koen
Die won vier maal goud in Londen
Als je jokte was dat zonde
De legpuzzel was klaar
In dat derde vredesjaar
Toen was geluk
Heel gewoon
Een schooltas bleek het eerste teken
Dat de zaak al was bekeken
Voor zover
Je zonder plichtsbesef
Je leven leed
Je leven leed
Buiten huilt de wind om 't huis
Maar binnen stond de kolenkit paraat
En de stoep waarop geknikkerd werd
Was het belangrijkste stukje straat
En Nederland was groot
En niemand ging nog dood
En gezelligheid kende nauwelijks tijd
Bij waxinelichtjes van Verkade
Het is die wereld, met een eigen taal en
normen, waarvan de zogeheten blinde vlekken nu betwist worden. Daarbij was De
Bie evengoed, of
hij wilde of niet, een witte heteroseksuele cisgender valide – maar niet theoretisch
geschoolde! – man.
Net als ik, die pas geheel bij hoofd en zinnen
dacht ik te zijn ten tijde van Op Hun Pik Getrapt (1980). Dit is De Vierde Langspeelplaat Van
Het Simplisties Verbond. Maar mijn zekerheid bleek een illusie voor de
vijftienjarige die ik toen was, ditmaal zowel in tekst als muziek.
Cor van der Laaks irritatie over het uittellen van briefgeld door beambten in termen van ‘en dat is vijf’, merkwaardig actueel nu er alom beklag wordt gedaan over de sluiting van postagentschappen, stond al in de bundel Sonatines door het open raam van K. Schippers die zelfs vóór de oorlog was geboren. Het liedje ‘Papa Rookt Niet Meer’ dreef volgens mij de spot met ‘Pappie ik zie tranen in uw ogen’ (1978) door Arno en Gradje, maar het ging aan me voorbij dat Van Kooten en De Bie amechtig hintten naar ‘De Zuiderzeeballade’ (1959), uit hun jeugd, een liedje dat ook al nostalgisch is.