maandag 30 januari 2023

Ik heb op jou gestemd!

 

 

 

Al jaren hoor ik amper levend Nederlands. Een krankzinnig besef, leek me, nadat het taalkundig genie (bijna zestien) had verteld over een lesuur waarin woordverschillen tussen noord en zuid waren behandeld. Uiteraard met vele voorbeelden, waarbij zij in het dagelijks leven vaak de noordelijke variant blijkt te prefereren: sinaasappeljam in plaats van appelsienconfituur. Ook spreekt ze import-Engels op z’n Engels en zegt dus trem – geen tram, zoals ongeveer de rest van de Vlaamse mensheid.

Zoiets vernemen we aan de eettafel, waarna de gourmande, twaalf, droogjes meldt evenzeer liever Noord-Nederlandse woorden te gebruiken. Geen tas koffie, wel een kop (maar geen bak). En telkens zit aan die tafel de aanstichter. Dat blijk ik, dus. Usurpator door te praten, sine qua non en dan nog iets met oreren. Tegelijk hebben de dochters tussen alle denkbare migratieachtergronden school gelopen. In hun gewoonte en voorkeur staan ze eenzaam en alleen.

Die conclusie, die voor mij onthutsend was, schemerde tevens door een Gedichtendagoptreden van Joke van Leeuwen (ook geboren in Nederland en woonachtig in België). Het taalkundig genie had in de zaal gezeten en vond de taal logisch, grappig en naturel. Zij had zich dus uitstekend vermaakt, terwijl haar vriendinnen die teksten maar raar en saai vonden.

 

Slachtofferrol

Mijn besef bestond er mede uit dat ik geen nieuwe noordelijke taalinvloeden meer bijdraag. Ik leef nu twee decennia tussen Vlamingen. Toch krijg ik zelfs onder broeders van de natte gemeente nooit de indruk op afstand tot mijn vaderland te babbelen. Maar versta ik het nog? Zonder bijgedachten kijk ik al jaren naar de Nederlandse televisie met ondertiteling aan. Wat ik hoor is voor mij inmiddels ongeveer even (on)begrijpelijk als Antwerps dialect.

Net als Máxima Zorreguieta meen ik dat ‘de’ Nederlander niet bestaat, en dus ‘de’ Vlaming ook niet. Wel poog ik mijn oren open te houden en scrupuleus te lezen, zodat me soms iets opvalt dat verleidt tot generaliseren. En dat blijken observaties die clichés zijn. Dat in het noorden veel wordt gesproken terwijl het zuiden een zwijgcultuurtje serveert. Waar de een uitspuugt slikt de ander in, zij het niet oorzakelijk.

Dat mijn eigen Noord-Nederlands ondertussen op de sluimerstand staat merk ik pas wanneer het wordt geactiveerd door een tweede stem. Zo stond ik een paar maanden geleden in de supermarkt voor de kassa tussen een hoop mensen van wie er eentje zich, terecht, onheus behandeld voelde door een klant en een medewerker en dat op een hoog stemvolume kenbaar maakte. Toen excuses volgden in een bepaald ontwijkende want doorverwijzende beweging was de beer helemaal los. De spreker verweet de twee anderen ‘in een slachtofferrol te kruipen’.

Ik herkende niet alleen het accent, maar vooral de psychologiserende beeldspraak, voortgaand op een domineestraditie. Geografisch werd die indruk bevestigd door de omringenden. Het bleef stil, totdat de ‘Hollander’ weg was.

 

Oprechte strijd

Pas een externe prikkel haalt me uit mijn taalslaap. Het recentst toen ik, gewoontegetrouw te laat en nota bene via mijn verblijfsland, stuitte op een Noord-Nederlands uitroepje dat me voor Vlaanderen wezensvreemd leek: ‘Ik heb op jou gestemd!’

Het kwam uit de digitale mond van sociaal wetenschapper Laurens Buijs. Hij had de bel aangebonden in het zoveelste conflict rond het onnozele woord woke, waarna op Twitter de fractievoorzitter van BIJ1, Sylvana Simons, de bal kaatste. Mij leek Buijs’ uitroep onverbiddelijk Noord-Nederlands. Waarom? Van niemand in mijn meer of minder nabije omgeving weet ik de stemvoorkeur helemaal zeker. Praten we niet expliciet over! Daarnaast hoor ik een Vlaming niet snel een politica tutoyeren. En dan niet eens met ‘je’ maar met ‘jou’, heuse campingmargarine.

Sowieso dunkt me Buijs’ uitroep authentiek, wegens verontwaardiging. Bij een link naar zijn betwiste artikel had Simons namelijk geschreven: ‘Intussen kan ik echt alleen maar lachen om dit soort uitspraken van dit soort mensen. Maar het is natuurlijk diep treurig, dit wanhopige vasthouden aan tijden waarin we (te) veel pikten’. Buijs was uiteraard getroffen door dit soort mensen.

Vaker heb ik me verwonderd over goedbedoelde initiatieven en programma’s waarbij de pot van de oogklep de ketel van de blinde vlek verwijt, maar wat uitgerekend de taalbehendige Simons hier had geschreven was verbijsterend – ook vanwege de universalistische, ‘verbindende’ ambities van haar partij. Als fractievoorzitter brak ze daarmee en nam de domineestraditie op.

Haar toelichting, mogelijk in tien haasten getokkeld, bracht evenmin soelaas: ‘Mensen die zeggen “ik mag niks meer want woke”. Mensen die dit soort dingen zeggen. Dat bedoel ik. Mensen met macht, een positie, een platform die oprechte strijd weggooien in een rechts frame van woke, Laurens. Mensen die dingen zeggen zoals de dingen die je zegt.’ Hoe on-Vlaams, na Henk en Ingrid nog een kiezer bij de voornaam!

Treurige bijvangst van deze retorische clash is verdeeldheid binnen links, de ontbrekende klik tussen politiek en sympathisanten, voor de zoveelste keer. Met als risico dat ook Buijs als spijtoptant wordt beschouwd die een rechtse agenda dient.

maandag 23 januari 2023

Zowat synoniem

 

 

In Gemeente zegt ik Nederlands leren (2020) vertelt Said El Haji losse verhalen over de praktijk van NT2-onderwijs. Over cursisten die een moeilijke taal onder de knie moeten krijgen, en over de niet-gediplomeerde docent die hij zelf is en wiens kompas staat afgesteld op goede moed, verbetenheid en mededogen. De boektitel verklapt al dat cursisten een zekere dwang krijgen opgelegd van de plaatselijke overheid, in Rotterdam. Het gaat om zogeheten nieuwkomers en mensen die al jaren een uitkering hebben – die, weet El Haji, niet kan worden stopgezet wegens wanprestatie of afwezigheid. De titel leert bovendien dat Nederlands geen eitje is voor wie er niet mee is opgegroeid.

Uit de vele inzichtelijke citaten van cursisten in Gemeente zegt ik Nederlands leren puilen soortgelijke ingeklapte bijzinnen en eindeloos veel inversies. Speciale huiver spendeert El Haji aan het lidwoord, ‘het higgsdeeltje van de Nederlandse grammatica: klein, ongrijpbaar, ogenschijnlijk irrelevant’. Hij beseft dat grammatica, hoe schitterend ook, beginners niet stimuleert. Dus lokt hij hen met vragen en opdrachten uit de tent, zodat ze beginnen te praten. Spreekvaardigheid is El Haji’s belangrijkste remedie tegen de plaag die Nederlands heet. Natuurlijk helpt lezen, en eventueel het journaal op de televisie kijken. Maar veel praten levert in het NT2-wezen de grootste vooruitgang op.

Dat valt niet mee, omdat mensen nu eenmaal mensen zijn. Ze schamen zich voor hun (voorlopige) tekorten en verwijten die aan zichzelf. Dus zwijgen zwakkere cursisten het liefst, terwijl de sterkeren steeds het woord nemen. De verhoudingen raken dan schever: ‘Voor je beurt praten is diefstal’. Zo ontstaan er tot overmaat van ramp negatieve zelfbeelden. Ze komen me helaas bekend voor.

 

Metamorfose

Binnen praten cursisten praten met elkaar. Buiten valt evengoed te leren van NT1-sprekers. Van El Haji moeten die dan respectvol corrigeren en niet de Hollandse gewoonte overnemen om, voor een goed begrip, Engelsachtigheid uit te slaan. Mijn moedertaalstudenten op de hogeschool leren me echter nog iets. Het is onder het luide, terechte hosannagezang over meertaligheid slecht te verstaan maar: hun geschreven Nederlands wankelt. Als docent voel ik me een charlatan. Uit hun papers zijn bepaalde evidenties verdwenen.

Bijvoorbeeld met dat deerniswekkende lidwoord. Terwijl sociolinguïstisch onderzoek had geleerd dat kinderen met een migratieachtergrond er ironisch mee speelden, afhankelijk van wie hen omgaf, tasten moedertaalsprekers vaker in het duister ‘de’ of ‘het’ te moeten zeggen. Verwijswoorden zijn helemaal onzeker. Met terugwerkende kracht heeft de koningsliedconstructie uit 2013 (‘de dag die je wist dat zou komen’), waar een taalvaardige groep destijds hard om heeft gelachen, de aandacht op die verandering gevestigd. Inmiddels blinkt het Nederlands van mijn studenten uit in verdatting (‘de grootste metamorfose dat ik ken’, ‘de mooiste bloemen dat op de tafel staan’).

Het idee was altijd dat sprekers iets anders zeggen dan dat ze zouden noteren. Schrijftaal heette een gekuiste versie te zijn van gebabbel, of dat nu analoog of op WhatsApp gebeurt. Maar bij een groter wordende groep moedertaalsprekers dunkt me dit verschil geslonken. Dat heeft dan weer gevolgen voor spellingsregels, waarvan ik het bestaan best wil relativeren maar die ik overdraag vanwege gemeenschapsredenen zonder atletische kronkels te hoeven maken. Daarom laat ik inmiddels ‘Hij wilt’ staan, om complicaties te vermijden met het veel lastiger ‘Hij wordt’.

Als El Haji’s cursisten gebaat zijn bij praten, dan zouden jonge NT1-sprekers, voor wie in het hoger onderwijs (als logisch gevolg van de fameus dalende PISA-cijfers) een ‘remediëring’ is georganiseerd, mogen oefenen op wat ik dan maar bewust schrijven noem. Onder begeleiding van stimulerende docenten die permanent twijfelen en zich niet te groot voelen om schoolmeesterlijk de puntjes op de i te zetten.

De vraag is of hoeveel ruimte daarvoor bestaat. Net als El Haji zie ik geen consequenties en ervaar ik bovenal dat sterkere studenten het voortouw nemen, terwijl degenen die het hardst zouden mogen oefenen zich onzichtbaar willen maken. Evengoed figureert iedereen in een biotoop die academisch wordt genoemd en waarbij (communicatieafdelingen van) onderwijsconcerns haast wel positief naar buiten moeten treden over ‘uitdagingen’: het ministerie betaalt uit per student.

Lang voordat ChatGPT het licht zag en onderwijsland in beweging kreeg, werd er voor taalverbetering al veel verwacht van dure tools, waaraan het doceren geoutsourcet is. Dat voorkomt meteen iets heikels dat persoonlijk aangerekend kan worden. Huidige generaties studenten heten gevoelig en trauma’s liggen dicht onder de huid. Het fenomeen trigger warning is er met reden. Daarnaast is de laatste jaren veel energie geïnvesteerd in de morele toelaatbaarheid van termen, en contrasteerde de verwaarlozing van verwijswoorden met het vizier op voornaamwoorden.

Onderbelicht bleef dat de kloof groeit tussen laaggeletterden en de rest. Taal is een bepalende factor bij kansarmoede. In elke configuratie zullen er hoe dan ook prettige verrassingen opduiken. Zoals een cursist die bij El Haji worstelde met elementaire woorden en opeens de term ‘bezigheidstherapie’ lanceerde.

zondag 15 januari 2023

Met een pipetje gedoseerd


 

Vanochtend, toen de gratis Zondagskrant de alweer vijfde editie aankondigde van 30 dagen zonder klagen, meldde een nieuwsbrief dat Jacobin.nl online is gegaan. Die politieke website wil een heel spectrum van onrecht blootleggen en moet wel aanklagen, terwijl het onideologisch voorgestelde Vlaamse initiatief monter in het leven wenst te staan, met ‘mooie momenten’, ‘lichtpuntjes’ en ‘positieve keuzes’.

Is het niet tutti, dan maar quanti (zoals Gramsci mogelijk nooit zei). Laat ik voor één dag niet trachten te mekkeren en bekennen dat het Jacobin-nieuws voor mij een lichtpuntje is, dat hopelijk jaren kan voortflakkeren. Op die site kan pure luxe worden geschapen, met aandacht voor mensen die om wat voor reden ook achtergesteld en uitgesloten zijn.

Al jaren snak ik naar een echte linkse website. Er is in de Lage Landen weliswaar al heel wat actief waar behartenswaardige kwesties worden behandeld (Apache, De Correspondent, De Groene, Lilith, Links Richten, One World, Salon van Sisyfus, Sampol, DeWereldMorgen,…) maar telkens stoort mij er iets aan. Ofwel wordt er over het hoofd van de wereld heen geanalyseerd ofwel wordt er, kaduuk gemetaforeerd met een ‘blinde vlek’, nieuwe uitsluiting aangegaan.

Om met de betreurde C.C. Krijgelmans te spreken: ‘Als je niet meer kan lachen, lig je al voor de helft onder de grond, beweerden de lachers, maar met de andere helft wisten ze geen raad.

Hoopvol zet ik me daarom aan Jacobin. Natuurlijk schept de titel al verwachtingen, door de Franse Revolutie en voor alles met het mediale Amerikaanse boegbeeld, maar de afdeling Nederland heeft na een verstandige aanlooptijd gekozen voor een half onafhankelijke koers. Bestemming blijft ‘een andere wereld’.

In de woorden van hoofdredacteur Hannah van Binsbergen ambieert het digitale blad ‘een plek’ te zijn ‘waar radicale politiek niet met een pipetje gedoseerd hoeft te worden’. Dat vind ik uitnodigend, althans in mijn interpretatie: enerzijds mag je flink idealistisch zijn met ideeën zonder meteen een rekening te krijgen voorgehouden van haalbaarheid en rendement, anderzijds worden debatten niet gesmoord door taaldetails die een noodzakelijk groter publiek intimideren.

Verandering stel ik me voor als één grote locomotief, niet als een serie lorrietjes.

Het colofon met een overzicht van medewerkers stelt me eerlijk gezegd dan weer teleur. Ik ontwaar toch netwerken, met al te vertrouwde namen die overigens niet steeds correct zijn gespeld. Dat vind ik nu typisch een werkelijkheid die scheve verhoudingen tekent, alomtegenwoordig, maar die voor links een probleem behoort te zijn. Aan die overtuiging van mij zit een sliert theorietisme, waar geen vraag naar zou moeten bestaan.

Er staan op Jacobin nu twee stukken. Ik las een reportage van de mij onbekende Liesbeth Olsthoorn over Uber. Ze stemt me overwegend enthousiast. De tekst heeft de vorm van een onopgesmukt gesprek, zonder vertellerstekst dus die bij linkse journalistiek tenenkrommend kan zijn (want beter wetend dan de geïnterviewden). Olsthoorn is een partij tussen andere. Daarnaast koos ze voor de werkvloer en kon zo ervaringen uit de eerste hand optekenen.

Vermoedelijk is het praktisch ondoenlijk om mensen uit de Uber-directie te spreken maar voor deze website dunkt me de werknemersgetuigenis belangrijker. Lezers beleven triomfen en teleurstellingen mee, op de concreetst mogelijke wijze. Bij Uber miste ik wel één cruciale bedenking: waarom heeft niemand milieukritiek op hét gebruiksobject van deze organisatie, de auto?

Die kanttekening is wellicht wat gratuit. Zelfs voor mij, een monomane fietser zonder rijbewijs, wiens frequentste angstdroom bestaat uit het plaatsnemen achter een stuur, met daaronder een gaspedaal en meer van die dwingend ogende instrumenten (geen rem).

Sowieso is mijn kanttekening geïnspireerd door een meerdelige VPRO-televisiereeks, Trappers, die ik na een gouden tip momenteel inhaal en die me lyrisch stemt (er trapt een dichter mee, die de vriend van de maakster blijkt). Centraal staat een Amsterdamse fietskoeriersdienst die bovendien een sociale onderneming is.

Milieuvriendelijkheid zwicht net niet voor wijnkistenvervoer dat al te belastend blijkt voor trappers van mijn generatie. Beelden vol lief en leed, vooral het laatste, maar toch steeds hoop. En strijd. Links kan niet zonder. Daarom vind ik het nogal heerlijk dat er in de Lage Landen een Jacobin is gekomen. Waarlijk een positieve keuze en, welja liefste mensheid, nu al een mooi moment.

zondag 8 januari 2023

Redacteursingreepje

  

 

Geen groter held dan Greta Thunberg. Haar strijd tegen de verkloterij van de planeet dient een doel dat met recht universeel is en zou, zoals andere idealisten van onze tijd bewerkstelligen, de geesten nooit mogen kunnen scheiden. Mij interesseren daarom simultaan de vragen die deze strijd oproept. Alleen al voor de actualiteit, evengoed in mijn minieme sector.

De laatste dagen waait er in Vlaanderen stof op uit een container met afgeschreven (impopulaire, gedateerde) boeken, die door de universiteitsbibliotheek van Gent buiten was gezet. Hadden studenten daar niet even een keuze uit mogen maken? Een ingezonden brief detecteerde een afgeschreven klimaattitel die bij Bol.com 136 euro kost. En hekelde terecht de geruststelling dat ontbrekende titels altijd uit andere bibliotheken naar Gent gedirigeerd konden worden: onnodige belasting voor het milieu!

Toch liet dit evenement niet de hele werkelijkheid zien. Daar belandt de containerinhoud in een geavanceerde papiermolen waaruit ze tot pulp wederkeert. Een gangbare procedure in de boekenbranche, helemaal vanwege de overproductie van titels. Vanuit Thunbergs perspectief wordt hier zelfs een fijne kringloop beschreven, klaar voor hergebruik in een nieuwe ronde boek-op-de-markt-plemping.

Het voorval sorteert een ideeënconfrontatie. Wat vindt iemand ethisch en wat niet? Mij bracht het een andere gangbare praktijk in herinnering. Daarin brengen recensenten gekregen titels die hun uit het onafzienbare aanbod niet liggen, naar het antiquariaat dat die input honoreert met klinkende munt. Die titels hoeven niet ingekeken te zijn, en ware boekenkenners weten dan ook in welke winkel welke recensent restvoorraden lucratief dumpt.

Ik kan me niet voorstellen dat iemand hier wakker van ligt. Hooguit zou het volgens een bepaalde ethiek recensenten sieren hun onnutte titels voort te schenken in plaats van te verkopen. Maar vermoedelijk zal het ethisch ook te verdedigen zijn dat ze een centje bijverdienen in een branche die matig bepaalt.

Pas bij zichtbaarheid van deze praktijk (camerabeelden van de verkoop!) kan er verlegenheid ontstaan. Zo werkt het nu, sociale media hebben daar hun verontwaardigde zelfrechtersrol te spelen. Bijzonder is dat Thunbergs strijd bij levende beelden juist aan kracht wint. Vaak relativeren ze mensen met een niet-bedrijfsmatige missie, die er ‘kleine kantjes’ van krijgen, zoals dat in Vlaanderen heet – maar bij de Zweedse gebeurt het tegendeel.

Ik herinner me digitale krantenkoppen over haar ‘hypocrisie’ met een hi-tech bootje naar Amerika te gaan dat veel energieslurpender zou zijn dan een vliegtuig. Mijn woede over die jij-bakkerigkheid was machteloos, misschien mede doordat er in het groot iets gebeurde dat old fashioned redacteuren plegen te doen: sic invoegen (tussen blokhaken). Ik wist niets beters dan die artikelen niet te openen. Maar toen ik later een documentaire over Thunbergs belevenissen uit die tijd zag, werd me duidelijk hoe hallucinant lang en zwaar de overtocht was geweest.

Een andere documentaire portretteerde het wel en wel rond zo’n WEF-conferentie in Davos, met droevige bijrollen voor Bolsonaro en Al Gore. En voor Greta Thunberg, leek het. Totdat ze haar tentje buiten in de sneeuw opzette en daar een brief schreef naar de organisator, uiterlijk de beschaving zelve, over de vernietigende luxe die hij liet voortbestaan met zijn pretenties. Hardop voorgelezen behelsde de brief het waardige einde van de documentaire.