In Gemeente zegt ik Nederlands leren (2020)
vertelt Said El Haji losse verhalen over de praktijk van NT2-onderwijs.
Over cursisten die een moeilijke taal onder de knie moeten krijgen, en over de
niet-gediplomeerde docent die hij zelf is en wiens kompas staat afgesteld op
goede moed, verbetenheid en mededogen. De boektitel verklapt al dat cursisten
een zekere dwang krijgen opgelegd van de plaatselijke overheid, in Rotterdam.
Het gaat om zogeheten nieuwkomers en mensen die al jaren een uitkering hebben –
die, weet El Haji, niet kan worden stopgezet wegens wanprestatie of
afwezigheid. De titel leert bovendien dat Nederlands geen eitje is voor wie er
niet mee is opgegroeid.
Uit de vele inzichtelijke citaten van cursisten in Gemeente zegt ik Nederlands leren puilen
soortgelijke ingeklapte bijzinnen en eindeloos veel inversies. Speciale huiver spendeert
El Haji aan het lidwoord, ‘het higgsdeeltje van de Nederlandse grammatica:
klein, ongrijpbaar, ogenschijnlijk irrelevant’. Hij beseft dat grammatica, hoe
schitterend ook, beginners niet stimuleert. Dus lokt hij hen met vragen en
opdrachten uit de tent, zodat ze beginnen te praten. Spreekvaardigheid is El
Haji’s belangrijkste remedie tegen de plaag die Nederlands heet. Natuurlijk
helpt lezen, en eventueel het journaal op de televisie kijken. Maar veel praten
levert in het NT2-wezen de grootste vooruitgang op.
Dat valt niet mee, omdat mensen nu eenmaal mensen zijn. Ze
schamen zich voor hun (voorlopige) tekorten en verwijten die aan zichzelf. Dus
zwijgen zwakkere cursisten het liefst, terwijl de sterkeren steeds het woord
nemen. De verhoudingen raken dan schever: ‘Voor je beurt praten is diefstal’. Zo
ontstaan er tot overmaat van ramp negatieve zelfbeelden. Ze komen me helaas
bekend voor.
Metamorfose
Binnen praten cursisten praten met elkaar. Buiten valt evengoed
te leren van NT1-sprekers. Van El Haji moeten die dan respectvol corrigeren en
niet de Hollandse gewoonte overnemen om, voor een goed begrip, Engelsachtigheid
uit te slaan. Mijn moedertaalstudenten op de hogeschool leren me echter nog
iets. Het is onder het luide, terechte hosannagezang over meertaligheid slecht
te verstaan maar: hun geschreven Nederlands wankelt. Als docent voel ik me een
charlatan. Uit hun papers zijn bepaalde evidenties verdwenen.
Bijvoorbeeld met dat deerniswekkende lidwoord. Terwijl sociolinguïstisch onderzoek had geleerd dat kinderen met een migratieachtergrond er
ironisch mee speelden, afhankelijk van wie hen omgaf, tasten
moedertaalsprekers vaker in het duister ‘de’ of ‘het’ te moeten zeggen. Verwijswoorden
zijn helemaal onzeker. Met terugwerkende kracht heeft de koningsliedconstructie
uit 2013 (‘de dag die je wist dat zou komen’), waar een taalvaardige groep
destijds hard
om heeft gelachen, de aandacht op die verandering gevestigd. Inmiddels blinkt
het Nederlands van mijn studenten uit in verdatting (‘de grootste metamorfose
dat ik ken’, ‘de mooiste bloemen dat op de tafel staan’).
Het idee was altijd dat sprekers iets anders zeggen dan dat
ze zouden noteren. Schrijftaal heette een gekuiste versie te zijn van gebabbel,
of dat nu analoog of op WhatsApp gebeurt. Maar bij een groter wordende groep moedertaalsprekers
dunkt me dit verschil geslonken. Dat heeft dan weer gevolgen voor spellingsregels,
waarvan ik het bestaan best wil
relativeren maar die ik overdraag vanwege gemeenschapsredenen zonder atletische
kronkels te hoeven maken. Daarom laat ik inmiddels ‘Hij wilt’ staan, om
complicaties te vermijden met het veel lastiger ‘Hij wordt’.
Als El Haji’s cursisten gebaat zijn bij praten, dan zouden jonge
NT1-sprekers, voor wie in het hoger onderwijs (als logisch gevolg van de fameus
dalende PISA-cijfers) een ‘remediëring’ is georganiseerd, mogen oefenen op wat
ik dan maar bewust schrijven noem. Onder begeleiding van stimulerende docenten
die permanent twijfelen en zich niet te groot voelen om schoolmeesterlijk de
puntjes op de i te zetten.
De vraag is of hoeveel ruimte daarvoor bestaat. Net als El
Haji zie ik geen consequenties en ervaar ik bovenal dat sterkere studenten het
voortouw nemen, terwijl degenen die het hardst zouden mogen oefenen zich
onzichtbaar willen maken. Evengoed figureert iedereen in een biotoop die
academisch wordt genoemd en waarbij (communicatieafdelingen van) onderwijsconcerns
haast wel positief naar buiten moeten treden over ‘uitdagingen’: het ministerie
betaalt uit per student.
Lang voordat ChatGPT het licht zag en onderwijsland
in beweging kreeg, werd er voor taalverbetering al veel verwacht van dure tools,
waaraan het doceren geoutsourcet is. Dat voorkomt meteen iets heikels dat
persoonlijk aangerekend kan worden. Huidige generaties studenten heten gevoelig
en trauma’s liggen dicht onder de huid. Het fenomeen trigger warning is er met reden. Daarnaast is de laatste jaren veel
energie geïnvesteerd in de morele toelaatbaarheid van termen, en contrasteerde de
verwaarlozing van verwijswoorden met het vizier op voornaamwoorden.
Onderbelicht bleef dat de kloof groeit tussen laaggeletterden en de rest. Taal is een bepalende factor bij kansarmoede. In elke configuratie zullen er hoe dan ook prettige verrassingen opduiken. Zoals een cursist die bij El Haji worstelde met elementaire woorden en opeens de term ‘bezigheidstherapie’ lanceerde.
Koffiezetapparaat
Alleen actieve deelname kan volgens El Haji dus helpen om
een taal machtig te worden. Daarnaast zijn cursisten naar zijn overtuiging gediend
bij concentratie en zelfdiscipline. Nogal een opgave in een tijd waar
smartphones in de hand worden meegedragen, aan tafel naast het bord liggen en
bij het bed als wekker dienen. Ook hier lijkt me dat moedertaalsprekers evengoed
last hebben van zulke concentratieverstoorders. Bij het schrijfonderwijs dat ik
geef valt interferentie bijna niet te temmen. Al worden smartphones en laptops
opgeborgen, ik kan het me niet veroorloven om in het wilde weg te praten, zoals
ik zelf les heb gehad (tweemaal driekwartier met pauze, topvoetbal).
De PowerPoints
die onmisbaar zouden zijn als begeleiding van gesproken docententaal bevorderen
wegdromen: ‘Ik lees het thuis wel na’. Bovendien serveren ze een bulletpointtaal.
Daarin is geen plaats voor kwantiteit, nochtans noodzakelijk om stamina te
krijgen waarmee lezen en schrijven begint. Vanwege de steekwoorden is er
evenmin plaats voor dat concrete probleem met dt’s dat er juist mee genegeerd
kan worden. Zo kunnen studenten niet wennen aan correcte woordbeelden
en blijven sommigen ‘werdt’ spellen. Tussen El Haji’s NT2-groep en mijn
moedertaalstudenten durf ik dus geen daadkrachtig onderscheid te maken.
Hoe heeft Said El Haji zelf onderwijs gehad? Gemeente zegt ik Nederlands leren memoreert
louter dat hij als zesjarig jongetje van Marokkaanse afkomst aan die nieuwe
taal begon en daar één jaar voor nodig had. Dat maakt hem als docent
ervaringsdeskundig en geloofwaardig (mijn positie is waarschijnlijk al discutabel
voor ik één woord heb gezegd, als witte westerse man van middelbare leeftijd).
Zo bedreven werd El Haji, dat hij op de universiteit neerlandistiek
zou studeren. En nu onderwijst hij die taal dus. In volgorde van eigenheid zet
hij het Nederlands zelfs voorop, waarna Engels, waarna Tamazight, waarna
Arabisch, Duits, Spaans, Frans. Geacheveerd vind ik dan ook deze vergelijking
bij een tragische cursist: ‘Zijn Nederlands klinkt als het ononderbroken gesis
van een koffiezetapparaat waar geen water meer in zit’. Volgens mij gorgelt
zo’n ding dan, wat het drama slechts vergroot want onze taal is weinig
gutturaal aangelegd.
El Haji is dus begaafd. Wat moet een docent met zo’n eigenschap? In Gymnasium.
Geschiedenis van een eliteschool (2022) wijdde Diederik Burgersdijk prachtige pagina’s aan Leopold, naast een
eminent dichter een eenzame en gevoelige leraar klassieke talen – die elegant
kon schaatsen. Mij ontroerde dat Leopold geen tegemoetkomingen deed aan zijn
taalgevoel. Om niet te worden geconfronteerd met loze, in grammaticaal spuug en
paktouw gewikkelde woorden, maakte hij het liefst vertalingen zelf en legde ze
vervolgens tot in detail uit. Hij was een boom van een kerel; leerlingen moesten
klimmen, zoals dat in Bint uitgewerkt zou worden.
Natuurlijk gaat de vergelijking met El Haji mank. Al door de
leeftijdsverhoudingen. In zijn NT2-klassen zijn cursisten veel ouder dan de
docent. Ze kunnen niet meer zo makkelijk nieuwe stof opnemen en missen de
ervaring van andere talen die scholieren wel meekrijgen. Hierin schuilt een
deel van de pijn in de anekdotes die Gemeente
zegt ik Nederlands leren opdist. Het boek presenteert zijn gevallen trouwens
verdicht, volgens de leeswijzer vooraf. Niet minder schrijnend is het verhaal
van een Marokkaanse moeder die 28 jaar in Nederland woonde, anders dan haar
kinderen de taal absoluut niet sprak en bovenal amper uit huis kwam. Ook voor
haar bestaat jargon, ze is een ‘oudkomer’. Zal zij zelfs met alle goede wil van
de wereld het Nederlands machtig worden? Naar haar eigen gevoel nooit.
Plaatsvervangend
Naast de twee indicaties die ik in het begin noemde, geeft
de titel Gemeente zegt ik Nederlands
leren richting aan een onaangenaam sentiment. Irritant oogt de opstelling van
de meeste cursisten. Ze zijn vermoeid, vaak door hoofdpijn, meestal door lamlendigheid.
Vanwege zijn praatremedie noemt El Haji dit gedecideerd een ‘standaardhouding
van ziekmakende passiviteit’. Cursisten komen niet of te laat opdagen, gaan
vroeger weg… Uitzonderingen daargelaten veronderstelt het boek een onfijne regel:
hoe zwakker de studenten, hoe lager hun opkomst. Sommigen zien oprecht het nut
niet van ‘die kanker-Hollandtaal’ leren. Ze hebben toch geen werk.
Bovendien zijn er cursisten die van zichzelf vinden dat ze
niet in de groep thuishoren omdat ze te goed zijn in Nederlands dan wel omdat
ze de anderen analfabeten achten. Het eerste is niet steeds waar, maar ik
herken het bij studenten – een zelfoverschatting die zou ontslaan van inspanningen
indien er gehoor aan hun idee zou worden gegeven. Het tweede argument dat El
Haji hoort berust op de realiteit, samen met andere achtergronden als
uithuwelijking en voormalige detentie. Zodat iedereen er uiteindelijk hetzelfde
voorstaat en voor het Nederlands laaggeletterd kan heten.
Mijn studenten zijn juist hoogopgeleid en bevinden zich in
een academisch traject. Ze zijn dikwijls veelzijdig en spreken Engels met een
bravoure waarvan ik nog altijd alleen kan dromen. Maar van hun taalbeheersing
schrik ik geregeld. Ik wil niet meedoen aan ouwelijke jammerklachten, over een
beeldcultuur en/of WhatsAppcommunicatie en dies meer, maar kan me evenmin
onttrekken aan de indruk dat sommige studenten min of meer laaggeletterd zijn.
Om elk stigma te voorkomen doel ik dan vooral op moedertaalsprekers. En ik zal
een fantast zijn die denkt les te geven. Hun geschreven Nederlands blijft soms zo
basaal, dat hun puntkomma’s en dubbelepunten alleen door willekeur kunnen worden
uitgeklaard.
Bij kennisname van zulke papers betrap ik mezelf op een
merkwaardige emotionaliteit. Die taal doet me pijn! Niet op een leopoldeaanse
wijze (zoals bij
berichten uit het managementsediment dat zich op het onderwijs heeft
vastgezet) maar alsof ik familie ben en me zorgen maak. Wat moet er van die
studenten terechtkomen? Bij El Haji las ik iets wat hier misschien op lijkt. Wanneer
een traject in de soep dreigt te lopen trekt hij de zelfrespectkaart en bezweert
aan zijn klas dat hun kinderen, die het Nederlands wel beheersen, zich
plaatsvervangend schamen én zich schamen voor die schaamte.
Buzzwoord
Said El Haji kan soms zo ontmoedigd zijn door het gebrek aan
vorderingen of de minieme opkomst, dat hij hoopt dat er niemand komt opdagen
zodat hij de bibliotheek een uurtje voor zichzelf heeft. Dat gebeurt dan toch
ook weer niet en wanneer de sessie start voelt hij het lesvuur opflakkeren – en
vermaakt hij zich. Hij geeft en krijgt terug.
Voelbaar wordt dat bij El Haji onderwijs een gedeelde
verantwoordelijkheid is van overheid en student. Hij weet dat hij streng
moet zijn, doet ook vaak streng, houdt zich voor de rechtvaardigheid en de
sfeer evengoed soms in, dan uit gekwetstheid weer helemaal niet, en heeft
cursisten bovenal onder zijn ‘niet-gecertificeerde hoede’ (in het
onderwijsjargon is El Haji een ‘onbekwame
docent’). In één buzzwoord dat hier zowaar betekenis heeft is El Haji zorgzaam. Ongeveer halverwege het boek
legitimeert hij zijn optreden in een langere zin, waarvan het begin iedereen
aangaat: ‘Niet begrepen worden is
zowat synoniem met onzichtbaar zijn’.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten