maandag 7 november 2022

Eeuwige eega

 


 

Elke kist krijgt bezoek van de ongewervelde democratie. In de buurt van een Zeeuws graf viel me bij diverse stenen toch iets exclusiefs op: onder sommige oer-Hollandse namen van steevast mannelijke betreurden waren twee verklonken, niet-lemniscatische ringen gegraveerd, waaronder een vrouwennaam – zonder begin- en eindjaar.

Trouw tot voorbij de dood? Waarmee het christendom nieuwe zieltjes hoopt te winnen? Meer groepsheil valt te verwachten van een straftraining om Jezus’ gezicht te ontdekken in een tortilla.

Paul Verhaeghe memoreert in Liefde in tijden van eenzaamheid dat het huwelijk een economische aangelegenheid was voor de bezittende klasse, wegens goederen en erfgoed. De latere invulling van het huwelijk vanaf de eerste helft van de twintigste eeuw is, stelt hij, ‘een westerse coproductie van Hollywood en Vaticaanstad’.

De mate van religieuze dan wel cinematografische inspiratie is duister bij een rouwadvertentiegenre dat ik in Belgische kranten leerde kennen en dat een dame zelfs typografisch presenteert als eeuwige eega. Dan staat er in grote vette letters pakweg ‘mevrouw Herman Van Modderschuit’ en ergens in kleine letters daaronder haar meisjesnaam ‘Maria Ter Vlag’.

Kwaliteitskranten publiceren dit type kennisgeving, dus het zal allicht voldoen aan de Conventies van Genève. En uiteraard had Augustinus een punt over de gruweldood van zijn christenbroeders: ‘Eén ding weet ik zeker: er is niemand gestorven die niet vroeg of laat had zullen sterven.’ Maar met zo’n redenering kan iedereen wel kerkvader worden.

En kerkmoeder, anders dan van de gedweeë Mariasoort? Ik vrees dat daar nog wat maatschappelijke tussenkomsten voor moeten roffelen, waarvan de mogelijke aanleidingen zijn geïnventariseerd door Sarah Wagemans:



Ook geloof ik dat er meer huiver dan sympathie bestaat voor het inmiddels verboden hindoeïstische gebruik van sati, de weduweverbranding, waarbij levende vrouwen zich in het vuur storten dat voor het cremeren hunner overleden echtgenoten is opgepookt. De kranten- en grafsteenvariant doen uiteraard minder pijn en beloven hetzelfde, op termijn.

Ergens verwachtte ik zulke dingen niet meer in de eenentwintigste eeuw. Anderzijds zijn het nog altijd vooral gul bemeningde meneren die weten of vrouwen een hoofddoek dragen uit vrije wil of onder dwang.

Recent werden mijn ogen groter en groter bij de documentairereeks Wij, vrouwen die een overzicht heette te geven van het lot dat sinds de Tweede Wereldoorlog aan dit geslacht in België te beurt was gevallen. Een getuige vertelde dat ze in de – mijn! – jaren zeventig niet bij haar eigen salaris kon. Wel lastig, toen haar man in het ziekenhuis lag en de dorpsbank weigerde regels te overtreden.

Na wat grimlach besefte ik zelf ‘volmachthebber’ te zijn voor de zichtrekening van mijn dochters én, zonder officieel tegenbericht, voor de spaarrekening van mijn dame.

Geen gezeik, iedere man rijk? Olympische Spelen met drie ringen korting? De volgende prozanotitie van Lucebert kwam pas na zijn dood aan het licht: ‘Toen de mensen nog niet bestonden, waren er al wormen om ze op te vreten.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten