Hoe lang duurt het voordat je taaleigenaardigheden absorbeert van het land waarnaar je bent geëmigreerd? Vlaming Geert Buelens verblijft zo’n vijftien jaar in Nederland en in het begin van zijn recentste boek Wat we toen al wisten dacht ik dat te horen.
Eerst bij het
zinnetje: ‘De samenkomst liep echter voor geen meter.’ Mogelijk ben ik door
mijn muzakbrein misleid, vanwege dat liedje van Hanny over Peter, maar in Vlaanderen heb ik ‘meter’ nooit
zo opgevangen. Terwijl het in mijn herinnering echt spreektaal was,
waartegenover Buelens’ ‘echter’ stramme kuiten vertoont.
Dan deze: ‘Het
gezoem over een geheimzinnig, misschien zelfs sensationeel rapport was helemaal
niet meer te controleren toen de doortastende journalist Willem Oltmans zich
ertegenaan ging bemoeien’. Die laatste werkwoordconstructie werpt me terug naar
de twintigste eeuw, en zit in mijn herinnering in een mapje met ‘erdoorheen fietsen’
(die ik niet meer terugvind, tenzij hier, dus zal het ‘erin fietsen’ zijn). Het betrof een studentikoze manier van
zeggen, waar wel een verschil in gevoel uitgedrukt kon zijn. Wie zich ‘ermee
bemoeit’ was net iets minder opdringerig dan degene die zich ‘ertegenaan bemoeit’.
Of was die laatste persoon juist dé persoon waar elke vacature naar snakt, want
sterk oplossingsgericht met hands-onmentaliteit?
Beide
voorbeeldzinnetjes proberen een band te scheppen met de lezer. Ik zou ze
karakteriseren als ‘tof’, ware het niet dat ik in België leerde dat dit woordje
‘leuk’ kan betekenen. ‘Vlot’ is hier ook wat anders dan in het noorden. Wat
dan? Ik word onzeker wat een adjectief kan zijn dat in beide landen identiek
wordt begrepen. Maar feitelijk materialiseert Buelens het in een leesteken, een
ampersand om precies te zijn: ‘Minder focus op productie en consumptie zou tijd
vrijmaken voor kunst, muziek, religie, sport en vrienden & familie.’
Ook boven de grote rivieren corrigeert Karin Amatmoekrim in een geweldig vileine NRC-column de Vlaams Belang-griezel Filip Dewinter met een paar noties en zegt dan: ‘Maar goed, ik weet inmiddels dat de discussie niet over feiten maar over sentimenten gaat, dus soit.’ Dat laatste woordje hoor ik hier te pas en te onpas, zij het voorafgegaan door ‘maar’.
Wat hoor ik verder? Mijn dagdagelijksheid weet niet beter dan dat ‘gaan’ een modaal werkwoord is, dus viel me de verbreiding in mijn geboorteland pas op toen Mark Rutte krachtdadige uitspraken plaatste van het type ‘Dat gaan we niet doen’.
Afgelopen weekend
vernam ik een tegenzet uit de mond van Christophe Busch, op een debatmiddag van de nieuwswebsite Apache (die, conform mijn indianenstripalbumkennis,
geen ‘appatsjie’ bleek te heten maar ‘appasj’, een hond met een natte neus). Hij mixte dit modale werkwoord
met hetzelfde hulpwerkwoord. Bijvoorbeeld bij een educatieve spanning
verwekkende vraag: ‘Wat ga je dan gaan zien?’ Of bij een ontkenning: ‘Dat ga je
niet gaan zien.’
Ik werd er melancholiek
van, mede omdat deze in-zichzelf-gewikkeldheid me aan Eden Hazard deed denken,
die in zijn blessurevrije jaren de kunst verstond om, met de rug naar de tegenstander, niet om te vallen als zijn benen onder
zijn lichaam vandaan werden getrapt.
Die aanblik maakt het
groter dan jezelf dat uit je roeptoeter die keel heet ontsnapt: ‘Amai!’
Vorige week publiceerde Munganyende Hélène Christelle een mooi essay over kunstkritiek, dat op dezelfde dag zowel bij Knack als bij De Groene Amsterdammer verscheen. Wel verschilden de titels en intro’s en was er in de lopende tekst een galerienaam die me deed besluiten de computer eens een tekstvergelijking te laten maken.
De Groene Amsterdammer bleek de tekst te hebben geredigeerd. Niet zoals Bolsonaro doet met het
Amazonewoud, maar gewoon – spelfoutjes herstellen, toegankelijkheid vergroten
door bijna dubbel zo veel alinea’s en meer van zulke betrokkenheid. Wel bleef
ik klemmen bij dit: ‘Al zolang ik mij kan herinneren bekruipt mij dat
ongemakkelijke gevoel als ik een kunstgalerie binnen wandel.’ Niet omdat het
slotwerkwoord in tweeën was gehakt, wat niet hoeft van het Groene Boekje, maar omdat het voegwoord ‘als’ de vervanger was
geworden van ‘wanneer’. Waarom?
Helemaal zonder
antwoord sta ik op de correctie van enkelvoud naar meervoud in: ‘Ketchupflessen
in een kunstgalerie zijn kunst omdat er kritisch denken aan verbonden wordt.’
Natuurlijk ontgaat me niet dat ketchupflessen dat uitlokt, maar het gaat hier
toch om het fenomeen kunst (dat readymades per acclamatie een andere dan dagdagelijkse status krijgen)?
Groot nieuws: de debuutroman van Kees Ouwens staat nu als e-boek op de DBNL! Vreemd dat dit in de Nieuwsbrief niet eens wordt vermeld. (Of juist niet: de zoveelste gecanoniseerde auteur van de laat-twintigste eeuw die na zijn dood snel in de vergetelheid raakte. De enige bij wie de waardering precies andersom loopt, lijkt Menno Wigman. Als mijn geheugen me niet bedriegt kwam het bericht dat hem de Campert-prijs was toegekend tijdens een feestje waarop ook Buelens en Reugebrink waren: iedereen verbijsterd.)
Voor een beetje
auteur moet, wegens de omloopsnelheid, digitale beschikbaarheid het summum
zijn, louter te vergelijken met verramsjing bij De Slegte vroeger. Voor lezers is
het als graaien uit een snoepwinkel. Maar toch, bij deze titel kriebelt er
iets. De strategie is beschikbaar gemaakt naar de eerste druk uit 1968.
Dus niet naar de derde uit 1989, die ook voor Alle romans tot dusver (2003) is gebruikt. Ouwens vond achteraf
zijn debuut namelijk niet zo geweldig en herschreef het. Behalve de stijl sleep hij de plot en
minstens één personage bij.
Zou het niet
geweldig zijn wanneer de DBNL tekstverschillen zichtbaar maakt? Voor studie én
ter vermaak? ‘Ik droeg was dan ook slechts gekleed in
een overhemd, waarvan de boordpunten met knoopjes waren vastgezet, en
allicht schoeisel en broek.’
Het titelheldje uit Het boek dat alles weet, Smurfendeel 27, richt rampen aan omdat het geen gevolgen van zijn kennis kan inschatten. Wel brengt het op de slotpagina de Brilsmurf op een idee. Hij gaat een ‘smurfeclopedie’ samenstellen. Ik ken het Franse origineel niet en zal wel weer eens mijn dada’s buiten hangen, maar die vertaling lijkt me onprecies. De tussen-e klinkt eigenaardig. Nieuwe versie, desnoods louter digitaal: ‘smurfoclopedie’ of ‘smurfyclopedie’?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten