Het op mijn bureau belande boek Het
Monster van Wokeness heb ik inmiddels gelezen. Gespitst als ik was op de
woordenlijst achterin, was me ontgaan dat het een roman is. Tofik Dibi zegt het
zelf in de inleiding. Daarmee wordt de plot des te opmerkelijker.
Een kleine 150
pagina’s fabuleert het voormalige Groen Links-kamerlid over praktijken van een NRC-journaliste die een dubbelleven
leidt op Twitter. Als Kannibelle is ze daar een social justice warrior, die onder meer een eigenaar van gaybar cancelt.
Uiteindelijk blijkt ze zich niet goed geïnformeerd te hebben én wordt haar ware
naam door De Telegraaf onthuld. In
nog slechts tien bladzijden neemt de gaybargedupeerde een schijnbaar dodelijke
wraak op Kannibelle en wordt haar account gewist.
Hoewel de compositie
van deze prettig ambitieuze roman dus afgeraffeld is en een omgangsvraag met
verschillen blijft liggen, lijkt Het
Monster van Wokeness, gepubliceerd in 2020, brandend actueel. In België
loopt immers een extremist vrij rond die met zware wapens wraak wil nemen. Om
nog te zwijgen over wat er boven zijn hoofd gebeurt.
Dibi situeert
zijn activistische hoofdpersonage in een milieu met heilige overtuigingen. Ook
over wat de niet-ondervraagde tegenstander vindt: ‘Witte mensen hoeven de
eerste drie letters van racisme alleen maar te horen of ze vertonen al
symptomen van een burn-out. Ze verzetten zich nooit openlijk in je gezicht. Het
is subtiel. Het is die zucht die iedere PoC
kent, die “niet weer”-zucht.’
In zo’n staat van ontkenning, die vervaarlijk neigt naar blaming the victim, verkeert evengoed de
goedbedoelende NRC-redactie, vindt de
22-jarige journaliste Kawtar (haar achternaam luidt in het boek zowel Karaman
als Amrani). Lang interesseerde ze zich zelf niet voor ‘dingen als het n-woord […]
of hoe je trans
mensen op de juiste manier aanspreekt’. Inmiddels weet ze dat haar activisme
plaatsgrijpt in haar vrije tijd, temeer daar de krant haar verplicht objectief
te zijn. Dat gaat niet. Als Kannibelle ageert ze op Twitter ook tegen een
IntersectioneleFeminist die ‘schone handen’ wil houden.
Vaker heeft ze het moeten opnemen tegen minder intellectueel
geschoolde tweets. Eerst trachtte ze ermee te praten, later verzorgde ze
‘grammaticale scholing tot iemand me erop wees dat spelfouten corrigeren classist is.’ Toen blokkeerde Kannibelle
de ongewenste stemmen, om te ontdekken dat het geschreeuw haar ego ook
bevestigde. En dus deblokkeerde ze die andere stemmen, wat rijmt met haar
basisopstelling: Kannibelle
prefereert openlijke racisten boven ‘de stille meerderheid’ waaraan ze
soortgelijk gedachtegoed toeschrijft en die ze ronduit gevaarlijk vindt.
De vraag blijft of
ze zo in een zogeheten bubbel zweeft? Gelijk opgaand met het verhaal
laat Dibi zijn Kannibelle haar omgeving beoordelen van gekleurde queer
activisten, met een veramerikaanst sociolect. Ze beschouwen zichzelf als
‘community van strijders’. Maar volgens ‘het domrechtse blogje GeenStandaard’
(een fusie van GeenStijl en De Dagelijkse Standaard?) zijn ze een
sekte. In ieder geval heerst het beleid ‘een gesloten front’ te vormen. Een orkestratie
van identiteit dus.
Kannibelle beleeft een intern meningsverschil ‘bijna als
verraad’.
Ze stelt de stille meerderheid gelijk met ‘het redelijke
midden’, een inmiddels bekend essentialisme dat bij containerbegrippen als burgers,
Nederlanders, kiezers of mensen niet aan ‘mensen van kleur’ zou denken. Het Wokabulaire achterin geeft het redelijke
midden een eigen lemma: ‘Het soort
mens dat van een veilige afstand met open mond staat te loeren en “wat erg”
mompelt als er iemand in elkaar wordt getrapt.’ Aldus fungeert het als antipode van de activist, zoals gedefinieerd in dit boek.
Tegelijk
ondervindt Kannibelle problemen met sociale media en haar smartphone, waaraan
ze verslaafd is. Daarom stopt ze even met Twitter om te proberen ‘verschillende
werelden met elkaar te verbinden’. Nu ervaart ze twee soorten ‘niveau’ en
’taal’.
Anders dan haar community-genoten reduceert ze de uitstoot van amerikanismen.
Maar het zal De Telegraaf zijn die
haar definieert als collega bij NRC,
en dan als ‘Monster van Wokeness’. Al wordt de boodschapper reflexmatig beticht
een ‘bruine krant’ te zijn, het bericht zelf verandert door zo’n
wanhoopsoffensief niet.
Kawtar wordt nu
zelf gecanceld. Pegida (de griezelgroep wier naam Dibi niet heeft veranderd) ruikt
zijn kansen: oog om oog, tand om tand. Ook beseffen niet-activisten uit Kawtars
directe omgeving kritische tweets te hebben ondergaan in plaats van een
gesprek. Spijt heeft ze nochtans niet van haar dubbelrol. Wel van haar taal:
‘Iedere zin langs de woke-meetlat leggen tot het probleemloos is, is niet
anders dan met Photoshop en filters normale uiterlijke kenmerken uit iedere
foto gladstrijken.’
Dat maakt het Wokabulaire
achterin des te vreemder. Bijvoorbeeld de lemma’s Heteronormatief en
Intersectionaliteit blinken veeleer uit door clichématigheid dan door precisie.
De woordenlijst als geheel stigmatiseert andersdenkenden vooral. Ook worden mensen
te kijk gezet wier opvattingen en daden, zoals dat gaat, inconsequent zijn. Ze
blijken hypocrieten. Misschien komt het doordat Dibi dit Wokabulaire lijkt te hebben uitbesteed (aan Carmen Felix en Marten
Mantel), dat deze onderneming de roman
tegenspreekt die immers waarschuwde tegen exclusief groepsactivisme?
Het slotakkoord in
Het Monster van Wokeness, dat Tofik Dibi
in de inleiding dus tot het genre van de roman rekende, is niet voor het Wokabulaire. Daar volgt namelijk nog een
tekstje op, dat in de hiërarchie van vertelniveaus aansluit op de inleiding:
een dankwoord. Het is precies die tekst die me het meest verwart bij de
interpretatie van het geheel.
Ik drukte me
daarnet al vreemd uit over het copyright van het Wokabulaire, door het
voorwaardelijk toe te schrijven aan twee buitenstaanders. Hun namen staan
namelijk niet alleen boven de lijst, maar vallen eveneens in het dankwoord waar
ze credits krijgen voor hun ‘bijdrage’. Met Dibi’s verzekering: ‘I freaking love it!’
Nu kan ik mezelf
onvoldoende inschatten of mijn taalmanie me niet op een dwaalspoor brengt, maar
Dibi’s loftuiting is gesteld in een sociaal jargon dat past bij dat van
Kannibelle’s community. Waarvan de roman dus afscheid neemt als zijnde
improductief en onmenselijk. Anderzijds dankt Dibi achter in Het Monster van Wokeness expliciet enige
politici-activisten door wie hij zich geïnspireerd weet. Van Groen Links, dat
hij tussen 2006 en 2012 in de Tweede Kamer vertegenwoordigde, noemt hij dan de
oude rot Mohamed Rabbae wiens relatie tot de partij ook gespannen was. Dibi betoont zich vooral dankbaar voor zijn
‘herontdekking van het activisme, na jaren van afstand’. En daarbij vermeldt
hij Quinsy Gario, Jerry Afriyie en Sylvana Simons.
Met dat drietal
verbindt Dibi zich aan BIJ1 dat na de verkiezingen, die een forse nederlaag aan
Groen Links toebracht, in de Tweede Kamer is gekomen. Vóór de oprichting van de
partij wisten de drie zich al verenigd door hun strijd tegen Zwarte Piet. De
vraag voor mij is hoe hun activisme zich verhoudt tot de signalen die Het Monster van Wokeness afgeeft.
Op mijn eigen
domein van de taal is het antwoord misschien nog simpel. Kannibelle’s community
uit zich verregaand geamerikaniseerd. Soms is dat effectief: ‘De rant is
geland’. Vaker komt het op mij, een witte bureauwurm van middelbare leeftijd,
veeleer gekunsteld over, zelfs wanneer het maar één woordje betreft: ‘We geven
het niet graag toe, maar openlijk met elkaar van mening verschillen durven we
niet. Dan zouden we elkaar afvallen en haters munitie geven. Dus cringe ik in
stilte bij sommige tweets van vrienden.’
Dit las ik kort
nadat ik op internet Sylvana Simons uitgebreid heb zien en horen spreken. Ze
was te gast in het televisieprogramma Black Lives Matter, een jaar later en toonde zich een buitengewoon behendig
formulerende vrouw, bij wie ik nooit het gevoel kreeg een politica te
beluisteren. Dat liet onverlet dat haar taal wemelde van amerikaanslatijnsismen
die Het Monster van Wokeness ook
bevat. Als teken van groepsgedrag dat de roman vervolgens deconstrueert?
Inhoudelijk geeft
Kannibelle’s cringe-citaat gewetenslast weer voor het individu dat ze is
tegenover het hogere doel van de collectieve strijd. In dat opzicht vond ik het
genoemde televisieprogramma minstens zo leerzaam. Er was in Black Lives Matter, een jaar later
gekozen om uitsluitend gekleurde aanwezigen in de studio te hebben (mogelijk
waren er wel witte technici, achter mondmaskers). Zo werd de kijker bewust geconfronteerd
met een omgekeerde apartheid.
Ik maak me geen
illusies over diversiteit in de geschiedenis van de Nederlandse televisie. Niet
vanuit het perspectief van pluriformiteit, en zeker niet vanuit het
perspectief van de personele bezetting. Decennia was Donald Jones op het
scherm de enige zwarte, over wie nu
ook de kritiek neerdaalt dat hij te meegaand was. Aldus collaboreerde hij
met wit en maakte, in termen van de community uit Het Monster van Wokeness, geen ‘gesloten front’.
Die tijd is
voorbij, stelde Black Lives Matter, een
jaar later. Ik betrapte mezelf erop in de loop van het programma, dat een
totaalvoorstelling was van woord en muziek en dans, te snakken naar iets als
kritiek. Hyperenthousiasme domineerde. Aan het slot werd het me te veel, toen
bij een weinig bijzonder gospellied alle aanwezigen in de studio opstonden en
begonnen te klappen en te dansen. Dagen na dato, vanuit België, aanschouwde ik
een eenheid die dwingend oogde.
Zo’n uniformiteit
wordt, tenzij ik me vergis, in het romandeel van Het Monster van Wokeness beproefd. Kawtar komt tot inkeer nadat ze
als Kannibelle een witte ondernemer heeft gecanceld op basis van fake news:
hiphop is zijn gaybar verboden. Dat verzinsel had ’s mans voormalige vriend uit
rancune in roulatie gebracht. Kannibelle beseft bovendien gedwee te zijn, door zich vast
te klampen aan haar status van online activist.
Onbesproken
blijft echter de moraal van de waarheid die het fake news presenteerde: zwart
houdt van hiphop, wit houdt niet van hiphop. Dat is een stereotype. Blinde
vlekken blijven exclusief het domein van
de ander. Zo mist Het Monster van
Wokeness bij alle strijd tegen de ongelijkheid ook iets cruciaals over
sociale media zelf. Dibi ontmaskert ze als verslavend, maar dat is niet het juiste
woord. Het staat wel bijvoorbeeld in Alessandro’s Baricco’s boek over de digitale revolutie en het luidt: koloniserend.
Frequent in het
romandeel van Het Monster van Wokeness
valt het woord ‘problematisch’.
Het geldt voor allerlei fenomenen uit de hele wereld, behalve zichzelf. Ook
daar zie ik een parallel met Simons’ BIJ1. In Black Lives Matter, een jaar later prees ze een dekolonisatiemanifest
dat kunstenaars voor haar partij hebben geschreven. Ik sprak al mijn verbijstering
uit over het karikaturale vijandbeeld dat eruit oprees. Zelfs het klimaat
wordt gesimplificeerd en in de dekolonisatiemal gepropt. Helaas is het manifest allerminst
inclusief.
Die inconsequenties
doen niets af aan de urgentie van wat Dibi en BIJ1 propageren. Noch aan de
actualiteit van Het Monster van Wokeness,
nu in België een zwaar bewapende militair nog steeds niet gevonden is die had
aangekondigd virusdeskundigen en andere autoriteiten te vermoorden. Boven zijn
hoofd hebben zich twee blokken gevormd die over elkaar grote meningen
verkondigen.
Er vallen
allerlei relevante
observaties te doen bij wat nu al twee weken bezig is, maar het gaat mij
hier even om de opstelling van deze twee blokken. Conform Dibi’s scenario komen
ze namelijk niet uit hun bubbels.
Journalist Ruud Goossens wond zich op over steunbetuigingen voor de
militair. Hij noemde hem een terrorist voor wie als Vlaming ‘blijkbaar’ andere
wetmatigheden gelden dan voor even gevaarlijke mensen wier ouders niet in België
geboren zijn. Het woord dat ik, als citaat, tussen aanhalingstekens plaatste,
lijkt me geknipt voor een lexicon met
betekenisverschillen tussen Nederlands en Vlaams. Mijn ervaring is althans
dat wie in België iets beweert dat ‘blijkbaar’ zo is, daar zelf geheel en al
buiten staat. Anders dan in Nederland is de spreker niet betrokken bij een conclusie.
De militair
ageert echter tegen een spectrum van autoriteiten, waartussen evengoed journalisten
die niet iedereen aan het woord zouden laten: ‘politiek-incorrecten’ heten
verdoemd. En Goossens komt uit een mediafamilie en zit in een
cultureel-intellectueel netwerk met spreektijd en podia, en behoort dus tot een
van de groepen die nu gewelddadig worden bedreigd.
Is hier het wapen
zelfs woord geworden? De militair denkt mensen te vertegenwoordigen die geen
beschaafde taal gebruiken. In hun registers zitten vooralsnog de verkeerde
wachtwoorden, zodat ze, anders dan teamplayers
en beroepsvergaderaars, niet ‘constructief’ bijdragen aan het debat. Deze
incongruentie is uitgebreid beschreven door moraalfilosoof Michael Sandel (ik
wees daar
recent nog op, nota bene naar aanleiding van onsmakelijke reacties die
Sylvana Simons kreeg) en in Het Monster
van Wokeness doen twee tegenovergestelde groepen aan elkaars adres oorlogsverklaringen.
Zo maken beide aanspraak op de status van agressor.
Taal blijft
ondertussen beslissend. En natuurlijk het ontbreken van communicatie tussen de
bubbels. Wat dat betreft was de Gentse universiteitsrector Rik Van de Walle tragikomisch
toen hij, volgens de neoliberale marketingwetten, op Twitter een reeks lessen
gaf aan Vlaams Belang-leider Tom van Grieken, bij wiens partij de militair en sympathisanten
zich senang voelen. Het feit dat Van Grieken geweld had afgewezen, werd door
Van de Walle zelfs geprezen. Die onhandigheid verwekte een open brief van academici die, in de geest van het
cordon sanitaire, opriepen ‘geen platform te geven aan de
voorzitter van een partij die reeds jarenlang racistische en ontmenselijkende
propaganda ten aanzien van bepaalde groepen verspreidt’.
Even later in dit
frame kwam de onvermijdelijke jij-bak. Studenten hadden in 2020 het gesprek willen
aangaan over hun open brief ‘Dekoloniseer UGent’.
Maar daarop reageerde deze universiteit slechts met een algemeen statement tegen
racisme, discriminatie en onverdraagzaamheid: ‘De opstellers van die brief
werden niet gehoord. Wij hebben in ieder geval niet de indruk dat u de eisen
die zij formuleerden ter harte neemt.’
Zodat met nog
meer insinuatie de slotoproep kon galmen, gegoten uit pathetiek:
Dit is een cruciale episode in de
geschiedenis van ons land. België beleeft hier en nu zijn Capitool-moment. In
de VS schudde de gewelddadige bestorming van het Capitool de brede mainstream
wakker over het gevaar van extreemrechts. Het leidde ook tot bezinning over het
eigen falen om extreemrechts een halt toe te roepen. De massale steun voor een
voortvluchtige gewapende neonazi moet een gelijkaardig effect hebben in ons
land. Wie nu zijn nek niet uitsteekt, geeft zichzelf bloot.
Mij lijkt dat het
pleonasme ‘de brede mainstream’ de afstand onderstreept die deze bubbel houdt
van andersdenkenden. In vergelijking is de uitdrukking ‘het redelijke midden’ neutraal.
Ik ben het met
Ruud Goossens eens dat de rector van de Gentse universiteit ‘ondraaglijk naïef’
is geweest. Maar niet dat hij een bijzonder onfris gedachtegoed ‘salonfähig’ heeft
gemaakt. Precies die kwalificatie tekent de positie die de militair, die
behalve doodenge wapens ook de initialen van Jezus Christus draagt, zonder
tegenbericht aanvecht.
Het feit dat een
officiële intellectueel, uit een institutie nog wel, zich rechtstreeks had
gewend tot een andersdenkende, een controversiële nog wel, zou een les kunnen
zijn uit Tofik Dibi’s roman. Of juist niet? Volgens Meindert Fennema, die zelf een bochtig traject
heeft afgelegd, ook onder meer bij Groen Links, dreigde Het Monster van Wokeness uit te monden in
segregatie.
Toelichtingen van
Dibi buiten het boek, maakte posities zo mogelijk nog duisterder. In
Knack, ver van Amsterdam,
waarschuwde hij voor zuiveringen die sommige activisten zouden willen doorvoeren,
voor succes op sociale media dat influencers naar het hoofd kan stijgen, voor
het vermijden van gesprekken met andersdenkenden. Dibi wilde in kunst niet van
snel van appropriation
weten en hij koppelde kleur en origine los van het resultaat. Maar op de Nederlandse televisie
onderscheidde hij in de geschiedenis ‘witte bezorgde burgers’ over de
multiculturele samenleving na Nine-Eleven al te handzaam van ‘mensen van kleur’
die daarna uitsluiting aanklaagden. Hij had het over mainstream. Ook vertelde hij lang te hebben geprobeerd in gesprek
te gaan met andersdenkenden, inclusief PVV’ers, maar dat dit niets verhielp.
Activisme en sociale media waren zijn oplossing.
Feitelijk ontkende
hij de roman. Zijn betoog dreef op het dankwoord en het Wokabulaire: iets meer dan tien van de honderdzeventig bladzijden… Een
inspanning voor niets? De werkelijkheid is altijd nuchterder.
Uit nog een ander
interview uit de dagen rond de verschijning blijkt
dat Dibi meer versies van zijn boek heeft geschreven. Hij was er al in 2016
aan begonnen. Tot aan 2019 deed Dibi nog aan tone policing. Bij nader inzien vond hij die veroordeling van doorgeslagen social justice warriors
te makkelijk en wilde hij milder zijn voor Kawtar. Mijn stelling is dat het dankwoord
en het Wokabulaire van later datum
zijn. Waardoor het boek als geheel tegensprekelijk werd. Hopelijk mag ik die verwarring
opvatten als de echte winst. Leve een auteur die onmogelijk kan onderkennen welke
openingen zijn taal heeft geschapen!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten