Prepositie, propositie, polepositie. In sommige kringen heet
een crisis een kans. Moge perikelen in de neerlandistiek dan gelijkaardig
uitmonden. Na opdoeking anno 2019 van de vakgroep aan de Vrije
Universiteit kwamen er al een Olympiade en Neerlandistiekdagen, gecoverd
door het programma De Taalstaat. Vibes
& dies meer dat me aangenaam kietelt.
De VU ontwierp bovendien een Multatuli-leerstoel, van
waaraf hoogleraar Jacqueline Bel een oratie gaf. Het schijnt een vrolijke,
drukbezochte bijeenkomst geweest te zijn, waarop ze nieuw leven blies in de
neerlandistiek, met erkenning van des patiënts kwalen: ontlezing, gebrek aan motivatie en vaardigheid
om teksten te lijf te gaan, last op de schouders van leraren in het middelbaar
onderwijs.
Fijn dat Bel,
getuige het opiniestuk dat ze van haar pleitrede maakte, weigert te
capituleren. Ze schetste cognitieve en emotionele voordelen van lezen én ze eiste
geld voor groot onderhoud waarmee ‘het tij moet worden gekeerd’. Allemaal aan
de hand van Max Havelaar, de
debuutroman van Multatuli waarmee Bel de moderne Nederlandse literatuur vervroegd
liet beginnen.
Wonderlijk leek
me wel dat dit complexe boek in het opiniestuk uitsluitend diende als
afzetpunt. Bel somde diverse reacties op,
primair refereerde ze er slechts tweemaal aan. Nederland werd weggezet als ‘de
roofstaat aan de Noordzee’, een bekend verminkt citaat; Max Havelaar ageert tegen ‘de roofstaat aan de zee, tusschen Oostfrieschland
en de Schelde’.
Werk maakte Bel van een andere
passage uit de outro : ‘Ik wil gelezen worden.’ Dit huldigde haar centrale gedachte dat literatuur een ‘narratief’ zou zijn want ‘verhalen’
bevat ‘die mensen verbinden’.
Minstens is het ironisch dat de figuur van
Multatuli voor dit doel model staat. Hij was een polarisator pur sang. En of het verhalen zijn die
verbinden (wat een woord voor een
neerlandica om zonder aanhalingstekens te gebruiken!) betwijfel ik. Als ik
iets heb geleerd van jarenlang opiniestukken en comments doorspitten voor mijn studie De ware marsrichting is het wel, dat
mensen hun verhalen weigeren te confronteren met die van andersdenkenden.
Of was ik tijden niet goed bij mijn hoofd of zit ik
op mijn stokpaardje van brave identiteitspolitiek
die splijt? Dan kan er gekeken worden naar een standaardprocedure
op Twitter, wanneer er bij wijze van forward een ‘mooi stuk’ aangeprezen wordt:
het sticht facties in plaats van gemeenschappen. Het woord verdeelt burgers
eerder waarbij niet hoeft kennisgenomen van feiten.
Daarom zou juist de ‘nieuwe minor’ aan de VU een
docentenopleiding Nederlands mogen uitstallen, van en voor academici, al dan
niet in de dop. Helaas kondigt Bel De
Schrijfacademie aan, die studie van literatuur koppelt aan ‘creatief
schrijven’. Daarmee honoreert men de zendersdrift die (door internet?) alom is
gerezen, terwijl literaire kritiek bewijst dat er nood is aan de edele kunst
van het ontvangen.
Zou dat zo moeilijk zijn? Herschreven,
vereenvoudigde klassiekers verraden behalve pragmatisme vooral pessimisme.
In mijn gezin weerlegd door twee mintwaalfjarigen die op de e-reader tijdens een
lange fietsreis uitsluitend historische
kinderboeken konden verslinden waarvan grammatica en spelling
verouderd waren.
Geen klachten.
De neerlandistiek mag wat mij betreft een
smaakmaker worden in plaats van trendvolger. Daartoe moet het zo dicht mogelijk
op de wereld raken en kan het een platitude omhelzen: eindeloos lezen, met
aandacht voor taal zelf, het materiaal waarvan literatuur immers gemaakt is. Max
Havelaar leent zich daar zeker toe, zoals heden taal zich
fabuleus ontwikkelt met alle invloeden en registerschokken.
Zo kunnen de dwaze schotten tussen taal- en
letterkunde meteen weg en hoeven neerlandici alleen nog, nadat de wereld hopelijk
gedecoronaïseerd raakt, te stoppen met het nabauwen van concepten. En kan studie
concreet en collectief worden, een activiteit die alle eeuwen beslaat. Wat
betekent het bijvoorbeeld dat Özkan Akyol, oud-student aan de VU, zijn
debuut Eus een schelmenroman noemde
en het een motto gaf uit Dichtertje? Hoe
zou men in 2121 een zin interpreteren als ‘Ik werd zo geil als Becel’?
Meer vragen. Hoe kwam de auteur tot zijn verrassende
toepassing van het weinig gebruikte bijwoord ‘bijster’? Wat wil op de achterflap
de pertinentie Dit is geen roman over
multiculturalisme? Is het nog structuralistisch dat Akyol de proloog, dus
zijn eerste bijdrage aan de Nederlandse literatuur, liet beginnen met het woord
‘Kut’ en het slotdeel ook, en daar de proloogpassage hernam in een andere
alinea-indeling?
Het eerste hoofdstuk startte Akyol dan weer met de
waarschijnlijk langste zin uit het boek: ‘Het arbeidersvolk in de
Bergpoortstraat lag al te slapen en het schorriemorrie van seksclub Isabelle
voerde geheime gesprekken op straat, toen mijn oudste broer, ruim na bedtijd,
de longen uit zijn lijf holde, op zoek naar onze vader’. Wat doet die
kommaexplosie daar, en ‘holde’? En waarop entte Zwagerman zijn stelling dat na Eus de vaderlandse literatuur nooit meer dezelfde zou
zijn?
Zulke vragen vergen tijd en concentratie. Hangt daar een elitair geurtje boven? Zelf
weet ik niet of Bel gelijk heeft met haar these dat literatuur ‘taal op z’n
best’ is. Ik hoor daar een taalbeheerser in. Voor mij toont literatuur taal op
haar kwetsbaarst, in een laboratorium waar idealiter de toekomst wordt
voorbereid.
Een
seminarie-achtige studie zoals ik die me voorstel kost geld, zij het allicht minder
dan het door Bel aangekondigde Deltaplan. Weer zo’n woord! Het klinkt als de Deltareeks, waarin de neerlandistiek afscheid nam van potentiële
lezers. Bijvoorbeeld Max Havelaar kreeg
een mooie gebonden editie in delen, met eindeloze annotaties en varianten. Ik had
gehoopt dat historische teksten beschikbaar zouden raken in boekjes die je in
je binnenzak kan vouwen.
Dat de peperdure,
verramsjte edities alsnog op internet te raadplegen zijn, is een zegen. Maar ze
wakkerden wel voor de Boekenweek bestelde redenaties van Akyol aan, dat saaie onverkoopbaren hun praatjes
beter dimmen. En dat onder de vlag van het CPNB-thema Rebellen en Dwarsdenkers! Iets conformistischer zou ik niet weten.
Toch redeneerde De Groene Amsterdammer in dezelfde week hetzelfde. Voor het project De 21 Beste
Romans van Eeuw dat, als in het meest paternalistische onderwijs denkbaar, de
Multatuli’s van nu op een rijtje wilde zetten, vielen succesvolle boeken buiten de boot omdat ze ‘mainstream’ zouden zijn.
Aan dit project deden
nota bene neerlandici mee, van wie sommigen eerder het even bizarre als treurige DWB-nummer over ‘Het literair klimaat 2010-2019’ hadden
gevuld. Opnieuw richtten hun boodschappen zich op een beperkt, mediaal
gebrandpunt corpus dat, naar een provinciale traditie, wegzag van België.
Quod nu Katharina? In De Groene Amsterdammer viel de term ‘heteronormativiteit’ en was er een ‘institutioneel
seksistisch en racistisch blijvende literaire context’. Stopt daar niet het denken? Dat klinkt vreselijk onaardig, maar
geurvlaggentaal kan louter met aanhalingstekens aangevat worden. Hier was het
extra tragisch dat een maatschappijkritisch streven ontaardde in anti-intellectualisme.
Dan liever hardcore academisme, de prettige waanzin van de detailanalyse, de zalige stoffigheid van het
‘ontleden’. Inclusief Bels signaalwoord ‘via’, het pocketje onder de voorzetsels.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten