maandag 30 maart 2020

‘Dring verder door, mijn geest!’




Net als Anne Frank is er een auteur in de collectieve herinnering geraakt die niet direct van plan was aan bellettrie te doen maar ooggetuige werd en bijzondere omstandigheden vastlegde. Gerrit de Veer was aan het eind van de zestiende eeuw mee op een pretentieuze Nederlandse handelsmissie om naar China te varen langs het onbekende hoge Noorden.
Het schip kwam klem te zitten in het ijs en de bemanning besloot ter plekke te overwinteren. Op de ambachtelijkste wijze fabriceerde ze een noodwoning, die Het Behouden Huys is gedoopt. Het was opgetrokken uit – als een geschenk van God aanvaard – drijfhout, en dichtgesmeerd met pek en geïsoleerd met zeil. Tijdens de bouw stierf uitgerekend de scheepstimmerman, uit Purmerend. Bij de resterende arbeid waakte men ervoor spijkers routineus in de mond te steken, want ze vroren meteen vast aan de lippen. Lostrekken op straffe van vlees- en bloedverlies.
En zo woonden voor een onbepaalde duur, die zo’n halfjaar bleek te beslaan, op het respectabele oppervlak van ongeveer zestig vierkante meter twee leidinggevenden (Barentsz en Van Heemskerck) en veertien vrijgezellen. Kuchschermen waren afwezig. De overwinteraars werden niet bedreigd door zoiets onvatbaars als een virus, maar door kou en honger. Om dit duo te bestrijden moesten ze naar buiten, geen evidentie omdat de wind zo snijdend kon zijn dat het verstikkingsgevaar immens was en omdat er ijsberen rondwaarden die ook wel een hapje lustten.
Niet zozeer kreeg het zogeheten jagersinstinct in de mannen een belletje, feitelijk werden ze naar buiten gejaagd. Zeker wanneer binnenin de ijslagen te duimendik werden was er domweg stookhout nodig. En dan nog hielp vuur niet altijd om zich te verwarmen (het schoenleer ontdooide niet meer van de voeten, De Veer heeft meer van zulke details). Nog een geluk dat er rond Het Behouden Huys geregeld een poolvos in hun vallen tuinde. Behalve dat het dier carnivoren tevreden stelde, kon zijn huid dienen als bontmuts.
Waarom waan ik me in semi-lockdown nu een hele piet wanneer ik, gewapend met vier fietstassen, boodschappen doe voor mijn gezin?
Die zeelui voerden hun strijd tegen de elementen natuurlijk zonder internet. Behalve ad-hockennis ontbeerden ze dus sociale contacten. Voorwaarde bij de aanmonstering was dat ze geen partner of kinderen hadden. Hun hoop stelden de mannen in God die het recept voor groepsimmuniteit kende. Ook baden ze voor een zomer die Zijn mooiste schepping de zon op het podium zou slepen, zodat ze het schip uit het smeltende ijs zouden kunnen loswrikken.
Vooralsnog was het vat bier meteen kapotgevroren; wat eruit lekte was veel te sterk om te drinken en het ontdooide bier smaakte dan weer naar water. Een wijnvat had meer nut want werd verbouwd tot badkuip waarin de mannen soms konden stoven. Verkwikkend, zeker in combinatie met het laxeermiddel dat de chirurgijn gaf, garandeert Gerrit de Veer. Troost bood soms ook wat fantasie over feestmaaltijden en natuurlijk samenzang.
Zelf bedachten deze lui voor hun stramme gestel oplossingen die nogal op de onze lijken. Ze trachtten de ledematen soepel te houden met wandelen en rennen, maar ook met klootschieten. En eenmaal ontsnapt aan Het Behouden Huys zou tegen scheurbuik een plantje helpen dat lepelblad heet. De Veer vertelt het alsof iedereen die ervaringswetenschap beheerst.
Het was binnen erg donker. Dus hielp het toen de mannen een ijsbeer wisten te vermoorden en het ampele vet uit zijn huid brandstof werd voor hun lampen. Sporadische bezoeken aan het schip, zesduizend passen verderop, maakten hun duidelijk dat beren daar evengoed kwamen, het luik van de kombuis was zelfs opengebroken. Logisch. Uit een buik van een ander omgelegd dier visten mannen restanten van een zeehond, met huid en haar verslonden. Een andere dode beer werd dan weer terstond opgepeuzeld door een soortgenoot.
Mijn vingers reproduceren deze weetjes, terwijl voor het raam, in de erker van mijn studeerkamer, momenteel drie beren hangen.
De honger voelde volgens De Veer aan als een zwaard in de maag. Om dat te af te weren moest er gewerkt, maar daartoe ontbrak wegens voedseltekort de kracht. Goede hoop kon soms wel activiteit verwekken, overactiviteit helaas, want daarna diepere teleurstelling van lichaam en geest dat het schip nog muurvast zat in het ijs.
Dat we dit allemaal weten, komt natuurlijk door een waanzinnige stamina. Om die reden is ook het verslag overgeleverd, waarin Barentsz en Van Heemskerck dé namen blijven. In dat verslag bewerkte Gerrit de Veer zijn aantekeningen nog een beetje, vooral door van de ‘zij’-vorm (bijna altijd) over te stappen naar de ‘wij’. Dat foefje bood de sensatie meer dichtbij te zijn.

Zoals bekend ging Hendrik Tollens een stap verder. Hij identificeerde zich met het verhaal, of schiep in 1819 althans van de tentoongespreide overlevingsdrift een dichterlijk ogende tekst waarmee hij een regionaal volksgevoel wilde opkweken. In Tafereel van de overwintering der Hollanders op Nova Zembla in de jaren 1596 en 1596 vertaalde hij Van Heemskercks ambities bijvoorbeeld meteen:

Hij wil dat Neerlands vlag Euroop den doortogt wijz’.

Het bevreemdt dit nu te lezen. Niet zozeer vanwege de coronacrisis, als wel omdat ik daartegenover niet langer vaderlanden verwacht maar juist een Europese Unie. Tollens dacht echter vice versa en constateerde: ‘'t Was Neerland niet meer vreemd, natuur de wet te stellen!’
De geschiedenis ontleende hij hoogstwaarschijnlijk niet aan De Veer, maar had hij van horen zeggen. Dichterlijke vrijheden slopen binnen. Tegenwoordig komt de lange tekst enkelingen mogelijk nog bekend voor vanwege de slotregel, waaruit blijkt dat Het Behouden Huys na alle ontberingen heeft geresulteerd in een behouden vaart:

’t Erkentlijk vaderland, door liefde en vreugd gedreven,
Neemt weer zijn kindren op, die uit den dood herleven
Vergeldt hen, juicht hen toe, strooit lauwren voor hen heen,
En rekent d’uitslag niet, maar telt het doel alleen.

Tollens is lang niet de enige Nederlandse dichter die zich geïnspireerd wist door het Nova Zembla-verhaal. Nog geen decennium eerder had Jan Frederik Helmers het, zij het korter, in de vierde zang van De Hollandsche natie (1812) naverteld: ‘Dring verder door, mijn geest! dring tot de Noordpool voort, / Volg Barendsz, die voor ’t laatst door storm en nevlen boort.’
Vlak voor de millenniumwisseling ging in zijn gelauwerde bundel Waterstudies K. Michel voor de bijl. Hij gebruikte de hertaling door Vibeke Roep en Diederik Wildeman, die ik afgelopen weken ook heb gelezen, voor een laconiek gedicht. De titel ‘Over het zoeken naar nieuwe wegen’ refereert aan het oorspronkelijke doel van de handelsmissie, maar bij mij ontstaat het gevoel dat Michel er mede een artistiek project in evalueert.
In het gedicht laat hij De Veer, wiens verslag kurkdroog was, een tegelijk formeler en kinderlijker toon hanteren die botst op de extreme omstandigheden. Dat maakt Michels tekst grappig, temeer daar hij van de kroniekschrijver wel diens manie overneemt elke dag te benoemen naast het weertype. De tekst wordt telkens lichtjes herschreven, doordat Michel er bijvoeglijke naamwoorden aan toevoegt en veel interpunctie verwijdert. Zo incasseert De Veer in de slotalinea met ‘klein vlaggetje’ een pleonasme dat hij zelf niet gebruikte:

Om te weten hoe de wind was staken we
door de schoorsteen een halve spies naar boven
met een klein vlaggetje of vleugeltje eraan
maar we moest wel meteen kijken welke kant
het uit waaide, want zodra het naar buiten stak
was het stijf bevroren en kon niet meer draaien
of uitwaaien zodat we tegen elkaar zeiden:
‘Wat moet het buiten geweldig koud zijn’

De eindregel laat Michel zonder punt. Suggereert hij zo dat men tot sint-juttemis kan zoeken naar nieuwe wegen? Of dat die tocht belachelijk is, want leidt tot banale conclusies? De eerste versie van zijn gedicht voorzag Michel van de titel Een parabel uit 1596 over de avantgarde.
Een andersoortige Nova Zembla-bewerking leverde Laurens Ham een paar jaar terug in de bundel Mijn grote schuld. Ik moet hier afgaan op mijn geheugen, dat in coronatijden niet wordt gesteund door de bibliotheek, maar gelukkig zijn er wat internetreferenties. Zoals een complete eerste versie van de afdeling die van pas komt, ware het niet dat een toevallig ook openbaar gepubliceerde pagina uit de boekversie voorspelt dat Ham nogal wat wijzigingen aanbracht. Een definitieve uitdrukking als ‘goeie soundtrack’ voor zowel de liedjes van de zeelui als voor de geluiden van buitenaf verraadt wel iets over Hams aanpak waarvoor het leeggelopen woord inclusief nu eens wel dienst kan doen.
Zowel spreektaal als jargon laat deze dichter toe in zijn project, waarvoor hij tegelijk de verbrokkelde epische vorm kiest als, onder aan de pagina, briefgetuigenissen van derden uit dezelfde tijd. Barentsz noemt hij bijvoorbeeld ‘Onze meester, onze betekenaar.’ Conform de artistieke maatstaven van zijn generatie belicht Ham de koloniale proporties van het Nova Zembla-project, en hij geeft het woord aan een anoniem bemanningslid: ‘M-maatje, de natie verenigd onder één warme arm. Moederzee. Wees niet bang: aan het eind bukt ieder voor de vaderheld.’
Daarmee kant Ham zich simultaan tegen de annexatie door collega Tollens: ‘Hé, we zeulen de last van honderden jaren met ons mee, we zien wat ons geleerd is. Als je het ons vraagt kauwen we over twee eeuwen nog op dit been.’ Uit een recensie begrijp ik dat het al te duidelijke ‘twee’ is geschrapt, maar de boodschap blijft ongewijzigd. De zwarte vingers die Barentsz bij Ham krijgt, dragen die kleur niet alleen van het vuil, noch van de naderende dood die de schipper zal treffen, maar vooral van de geschiedschrijving vanuit het standpunt van de overwinnaar.
Hoe ironisch is het dan dat aan het begin van ditzelfde decennium nog de film Nova Zembla kon uitkomen die het hele ijselijke overlevingsverhaal doodgemoedereerd in de aftiteling fixeerde als opmaat voor een stralende ‘Gouden Eeuw’. Maar ook bijkleuring van die periode ontkomt niet aan een wit nabeeld. Heden is Nova Zembla bovendien vooral het zoveelste verzamelpunt voor afval, dat door het smeltende poolijs extra veel ramptoerisme van ijsberen trekt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten