Soms kan een
uitnodiging zo onbegrijpelijk gul zijn, een gebeurtenis zo ingrijpend, een
analyse zo complex dat er louter redding annex toevlucht te vinden lijkt in een
‘NEE’. Het hoeft niet eens te worden uitgesproken – in België is zwijgen het
omgekeerde van toestemmen.
Interessant vind
ik het wanneer het nee wordt betwist. Dat krijgen ouders voor hun kiezen wanneer
de wens bij het dienstdoende kind te veel als feit overkomt. Sommigen zetten
dan hun hakken in het zand, en wel zo diep dat het lachwekkend wordt. Met
‘nooit ofte nimmer’ bijvoorbeeld, dat van het toch prachtige nimmer (vgl. de Nimmer Dralend Reeks) een treurwillige maakt. Of ‘geen denken
aan’ en ‘geen haar op mijn hoofd’, die geen
tot een gutturaalzwemmer degraderen.
Ambrose Bierce
ontwierp voor zulke ontkenningen een naar niets doorverwijzend lemma: Deny, see Hurl back the
allegation, door Bindervoet & Henkes schitterend
vertaald als ‘De aantijging verre van zich werpen’.
De ontkenning kan ook in omgekeerde pedagogische richting
gaan. Dan bekruipt ouders sterk de indruk dat monstertjelief heeft gelogen. In de twintigste-eeuwse prehistorie, toen
ik officieel jong was, werd die insinuatie gepareerd met ‘nietes’ of ‘heus
niet’. Of met ‘nooit geen’ dat het beproefde zwemwoordje op het droge trekt. Nu
zal de ontkenning ‘echt niet’ luiden, of ‘absoluut niet’, ‘no way’, ‘van je
nooit niet’, ‘never nooit’. Behalve dat de twee laatste uitdrukkingen oerlelijk
zijn, dragen ze onlogica in zich. Tweemaal ontkennen is bevestigen, zoals min
maal min plus heet, behalve bij ‘I can’t get no satisfaction’.
Alles van dat
vind ik toch nog altijd draaglijker dan kwalificaties die met on- beginnen. Met
‘ongezien’ flipperde ik al eens, ‘ongehoord’ behoeft geen krans meer – en ‘onzalig’, ach.
Ook heeft het
Nederlands fijne alternatieven. Woordjes als ‘evenmin’ en ‘noch‘, ze zijn
wonderen van efficiency, in het besef dat hét liedje in dezen al articuleerde: ‘Nee kost dubbel
denken’. Hoe spilziek en onzeker zijn dan gebruikers die hun zinnetjes funderen
op ‘noch… noch’.
Versterkende
ontkenningen hebben desalniettemin
nochtans niettegenstaande best iets wat charme mag heten. Die bovendien een
stuk groter is dan de ontkennende bevestiging die de litotes wordt genoemd en naar verluidt ironische, zeg maar
niet onleuke bijklanken heeft. Ik ergerde me er al aan voor ik kennisgemaakt
had met die term. Omdat collega-pubers er de kerk mee in het midden wilden
houden, bang als ze waren een foute mening te plengen. De litotes bleek de
diplomaat tussen de stijlfiguren.
Later, toen ik
studeerde en behoorde te weten, leek de litotes toe te behoren aan
wetenschappers die per woord werden betaald. Aardige schrijvers die ze ‘niet
onverdienstelijk’ noemden, yeah right.