Vandaag is het,
met of zonder Brexit, aan de overzijde van de Noordzee weer Guy Fawkes Night. In Nederland zal een enkeling de geboortedag van
Herman Brood memoreren. En alsof het niet genoeg is voor 2019, beleef ik zelf evenzeer iets. Exact 25
jaar geleden werd mijn boekdebuut in Amsterdam uitgegeven en gepresenteerd bij Perdu, dat zelf inmiddels 35 jaar bestaat.
Godverdomme, een
kwarteeuw! Het lijkt een eeuwigheid geleden, lalt het cliché dan. En naar de
aard van dit beestje klopt het nog ook. Heel wat mensen die in deze bundel De gezel meeklonken
zijn overleden, net als een enkeling die toen nog mijn leven moest komen verrijken. Gelukkig
resteert er menig men en wordt het soms aangevuld.
Terwijl Brood in
mijn debuutjaar bezig was met zijn zoveelste comeback, staarde ik dus naar De gezel. Hoe hoog waren mijn verwachtingen!
In de eerste plaats over mijn kunde en originaliteit, vrees ik, maar toch ook over
de partijen die deze grillige eigenschappen objectief en onafhankelijk zouden
herkennen: de boekhandel, de kritiek, de wetenschap,… Van de lezer had ik me
dan weer geen voorstelling gemaakt.
In de tussenliggende
eeuwigheid zijn er wat dingetjes voorgevallen in het vak. Mijn bouwjaargenote
J.K. Rowling maakte miljoenen jongeren verslaafd aan lezen. De digitalisering
kreeg haar beslag, met zaligheden als e-books, halfslachtige grandioziteiten als
blogs en Wikipedia, maar ook met bizarrismen als Facebook en Twitter. Ten
slotte veranderde het statuut van literatuur. Ik vermoed dat mijn pretentie
iets nieuws te doen, weliswaar in
allerkleinste kring, nog valabel was.
In wat voor een interessant
ogende transhumane termen het herkauwen van programma’s heden ook gegoten
wordt, mij
prikkelen ze niet. Dat vind ik hierom zo jammer, omdat het contact met jongere
generaties voedend kan zijn. Voor alle betrokkenen – mij ontgaat andermaal de
ratio van safe spaces, wat
ongetwijfeld mijn gekleurde privileges slechts onderstreept.
Helpt het wanneer
ik uit de diepste intimiteit dan beken dat 25 jaar lang mijn liedje hetzelfde is
gebleven? Wel hield de originaliteitsillusie louter in mij stand bij gebrek aan
belezenheid. Trans-Atlantisch bleek de Language-beweging al een tijdje doende.
Misschien wordt
de tegenwoordig voor mij belangrijkste dichter der Lage Landen niet als
dichter beschouwd. Dat maakt Typhoon geen snars minder relevant, en van zijn impulsen leer ik telkens wanneer
zijn muziek door ons huis schalt of onderweg in mijn oortjes klinkt.
Dit beweer ik als
gepensioneerd dichter, die destijds overigens minstens zo intensief worstelde
met het prozagenre. Ik herinner me een verhaal over een dorpje op Kreta waar de
hoofdfiguur niet weg raakte. Mij ontbrak het aan besluitvaardigheid en literair
inzicht of deze figuur definitief achterbleef of juist kon ontkomen. Ten einde
raad liet ik hem instappen in een bus, waarna hij een hand op zijn schouder
voelde. Mij is het nog steeds een raadsel wat dat moest betekenen, laat staan
wat dat in de verhaalwerkelijkheid voor een gevolg zou hebben. Door de
televisieserie De luizenmoeder is me
wel duidelijk dat zo’n hand-aan-het-slot kan fungeren als
cliffhanger.
Enfin, niet elke
wijsheid groeit met de jaren. En wat ik hier vooral wil meedelen is dat ter
gelegenheid van mijn jubileum een boek verschijnt met een selectie uit mijn columns en
notities over taal. Het heet Zilverlingen
en het wordt op 1 december gepresenteerd – voorgesteld, heet dat in België – in
de mooiste boekhandel van het land.
Bij die feestelijke
gelegenheid zal ik me uitgeven voor taaldeskundige. Ik weet nog niet of ik dan
een pet, een hoed of een fez
moet opzetten, maar even ernstig als moeiteloos zullen mij antwoorden ontglippen
op prangende kwesties uit Nederland en België. Die taalopmerkingen kunnen
tevoren worden ingestuurd op dit mailadres. Naar de drie meest bijzondere
observaties, of beter naar degenen die zo vriendelijk zijn geweest ze te
formuleren, gaat gratis een exemplaar van Zilverlingen,
desnoods met onleesbare handtekening.