dinsdag 5 november 2019

Deel je taalkwestie en maak kans op een beloning




Vandaag is het, met of zonder Brexit, aan de overzijde van de Noordzee weer Guy Fawkes Night. In Nederland zal een enkeling de geboortedag van Herman Brood memoreren. En alsof het niet genoeg is voor 2019, beleef ik zelf evenzeer iets. Exact 25 jaar geleden werd mijn boekdebuut in Amsterdam uitgegeven en gepresenteerd bij Perdu, dat zelf inmiddels 35 jaar bestaat.
Godverdomme, een kwarteeuw! Het lijkt een eeuwigheid geleden, lalt het cliché dan. En naar de aard van dit beestje klopt het nog ook. Heel wat mensen die in deze bundel De gezel meeklonken zijn overleden, net als een enkeling die toen nog mijn leven moest komen verrijken. Gelukkig resteert er menig men en wordt het soms aangevuld.
Terwijl Brood in mijn debuutjaar bezig was met zijn zoveelste comeback, staarde ik dus naar De gezel. Hoe hoog waren mijn verwachtingen! In de eerste plaats over mijn kunde en originaliteit, vrees ik, maar toch ook over de partijen die deze grillige eigenschappen objectief en onafhankelijk zouden herkennen: de boekhandel, de kritiek, de wetenschap,… Van de lezer had ik me dan weer geen voorstelling gemaakt.
In de tussenliggende eeuwigheid zijn er wat dingetjes voorgevallen in het vak. Mijn bouwjaargenote J.K. Rowling maakte miljoenen jongeren verslaafd aan lezen. De digitalisering kreeg haar beslag, met zaligheden als e-books, halfslachtige grandioziteiten als blogs en Wikipedia, maar ook met bizarrismen als Facebook en Twitter. Ten slotte veranderde het statuut van literatuur. Ik vermoed dat mijn pretentie iets nieuws te doen, weliswaar in allerkleinste kring, nog valabel was.
In wat voor een interessant ogende transhumane termen het herkauwen van programma’s heden ook gegoten wordt, mij prikkelen ze niet. Dat vind ik hierom zo jammer, omdat het contact met jongere generaties voedend kan zijn. Voor alle betrokkenen – mij ontgaat andermaal de ratio van safe spaces, wat ongetwijfeld mijn gekleurde privileges slechts onderstreept.
Helpt het wanneer ik uit de diepste intimiteit dan beken dat 25 jaar lang mijn liedje hetzelfde is gebleven? Wel hield de originaliteitsillusie louter in mij stand bij gebrek aan belezenheid. Trans-Atlantisch bleek de Language-beweging al een tijdje doende.
Misschien wordt de tegenwoordig voor mij belangrijkste dichter der Lage Landen niet als dichter beschouwd. Dat maakt Typhoon geen snars minder relevant, en van zijn impulsen leer ik telkens wanneer zijn muziek door ons huis schalt of onderweg in mijn oortjes klinkt.
Dit beweer ik als gepensioneerd dichter, die destijds overigens minstens zo intensief worstelde met het prozagenre. Ik herinner me een verhaal over een dorpje op Kreta waar de hoofdfiguur niet weg raakte. Mij ontbrak het aan besluitvaardigheid en literair inzicht of deze figuur definitief achterbleef of juist kon ontkomen. Ten einde raad liet ik hem instappen in een bus, waarna hij een hand op zijn schouder voelde. Mij is het nog steeds een raadsel wat dat moest betekenen, laat staan wat dat in de verhaalwerkelijkheid voor een gevolg zou hebben. Door de televisieserie De luizenmoeder is me wel duidelijk dat zo’n hand-aan-het-slot kan fungeren als cliffhanger.
Enfin, niet elke wijsheid groeit met de jaren. En wat ik hier vooral wil meedelen is dat ter gelegenheid van mijn jubileum een boek verschijnt met een selectie uit mijn columns en notities over taal. Het heet Zilverlingen en het wordt op 1 december gepresenteerd – voorgesteld, heet dat in België – in de mooiste boekhandel van het land.
Bij die feestelijke gelegenheid zal ik me uitgeven voor taaldeskundige. Ik weet nog niet of ik dan een pet, een hoed of een fez moet opzetten, maar even ernstig als moeiteloos zullen mij antwoorden ontglippen op prangende kwesties uit Nederland en België. Die taalopmerkingen kunnen tevoren worden ingestuurd op dit mailadres. Naar de drie meest bijzondere observaties, of beter naar degenen die zo vriendelijk zijn geweest ze te formuleren, gaat gratis een exemplaar van Zilverlingen, desnoods met onleesbare handtekening.
Deze verzamelbundel, de eerste van mijn leven, flatteert me enorm. In mijn beleving heeft zo’n ding iets canonieks. Ik voel me zelfs zo’n seigneur dat ik er lacherig van word. Wat heeft een anthologie met mijn werk te maken? Een droge rangschikking van stukken die reeds zijn gepubliceerd heeft me nooit geïnteresseerd. Pas in de ontsnapping aan voltooidheid veer ik op. Wanneer er wat te componeren valt, en wanneer delen tegen elkaar gaan spreken.
En zo werd het toch nog leuk, al moesten er wat bezoekingen worden afgeslagen. Al die opinies van weleer! Die stijl! Ik had het al eens beleefd met mijn poëzie-essayboek Laden en lossen, bij het samenstellen waarvan ik helemaal vastliep – en opnieuw begon. Inmiddels kan ik het me niet meer permitteren zoveel tijd te verliezen, dus pakte ik het voor Zilverlingen rigoureuzer aan. In een halfjaar was de klus geklaard.
Opinies die me niet aanstonden heb ik veranderd en alles wat me verder niet beviel sneed ik weg. Een naar ik hoop niet al te koket want dierbaar voorbeeld is een Tirade-blogtekst uit 2011. Uit dat hink-stap-sprongbetoog, behyperlinkt bovendien, hield ik een klein decennium later één zin over. Die noopte tot een iets kortere toevoeging – een slotakkoord. Ook gaf ik aan dat nieuwe geheel een titel, waarna het volgende ontstond, jongelui, een zogeheten exclusieve voorpublicatie:

Ouderverslag

Je kunt een slapend kind over je schouder hangen, naar de wc dragen, het laten plassen terwijl het begint te praten en daarna terug in bed leggen zonder dat er verandering in bewustzijn optreedt. Bij het kind, bedoel ik.

Mij heeft het altijd mateloos geïrriteerd wanneer schrijvers over hun kinderen beginnen. En sinds ik zelf vader ben, heb ik er nog minder begrip voor. Het idee dat jouw kinderen de geweldigste van de wereld zijn! Sorry, ik wil niet opscheppen, maar dat zijn de mijne al.
En in dit geval meen ik van iets heel anders melding te maken: het autonoom pratende lichaam. Dit wonderbaarlijke fenomeen, dat misschien, hopelijk, ook anderen dan ouders mee ervaren zullen hebben, is evengoed te betrekken op het schrijverschap. Schijnbaar ontspringt het vanuit het niets, vermoedelijk zet iets externs het aan, bij ontstentenis waarvan het vanzelf stopt.
Ziezo. Amen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten