Kriskras lezend
door de interessante artikelenbundel Pijnlijk
mooi van Marc De Kesel en
Anne Marijke Spijkerboer,
beland ik in een betoog dat opent met tekst en beeld uit Alice in Wonderland. Mijn blik passeert dan Bataille en Maritain,
ziet weer een tekening uit Lewis Carrolls klassieker voor jong en oud terwijl
iemand me iets vraagt en ik verstrooid antwoord en de lectuur hervat en mijn
gedachten teruggaan naar de vraag terwijl ik verder lees tot en met een citaat,
dat zo eindigt:
‘De koningin kwam op me afsnellen, zette haar voet op mijn keel en riep met
een huiveringwekkend stemgeluid: “Weet jij wie ik ben?” En ik zei: “Of ik dat
weet. Je hebt me zo lang verdriet en pijn gedaan, je bent de rede van mijn
ziel”.’
Och ja, dacht ik,
verrukkelijk nog steeds die koningin, die bij de onnavolgbaarste aanleidingen
dieren wilde laten onthoofden. En Alice die dan schipperde en door het toeval van
een nieuwe gebeurtenis een handje geholpen werd, niet het minst omdat de
koningin haar bevel alweer vergeten leek.
Wel stond me bij
dat de koningin vooral iemand van het woord was, op het dadenloze af. Dat ze
een voet op andervrouws keel zette! Dat boek zou ik moeten herlezen. Temeer
omdat ik het antwoord van Alice ook niet representatief vond, voor de
herinnering die ik van haar had. ‘De rede van mijn ziel?’ En was Carrolls boek
inderdaad een ik-vertelling?
Tenminste wilde
ik de voetnoot in de studie benutten om het citaat terug te zoeken. En toen
bleek dat het niet uit Alice in
Wonderland kwam, maar uit de Visioenen van Hadewijch (vert. Imme Dros).
Gelukkig ontbreekt
het me aan parate kennis, dus ik voel me niet geroepen om verbanden te opperen
die mijn mislezing alsnog enige basis verlenen. Als het echt moet weet ik uit Alice in Wonderland wel een citaatje waarvoor ik zelfs op mijn geheugen durf te vertrouwen:
‘It’s a poor sort of memory that only works backwards, the Queen
remarked.’
Toen ik dit voor het eerst las, wist ik niet dat ik een soort
schrijver zou worden. Wel dat ik het een idee van zo’n tweebaansgeheugen even
aantrekkelijk als angstaanjagend vond. Het zinnetje heb ik ongetwijfeld voor me
uit gepreveld, zo vaak dat het in mij plaatsnam. En toen het er op een goede
dag alle schijn van had dat ik een soort schrijver was, schreef ik het zinnetje
met vulpen in een schrift (dit is lang geleden).
Niet dat het nodig was, maar zo behoorde het tot de
kandidaten voor een motto van een boek – dat alleen nog eventjes moest worden
geschreven. In de toekomst, vrees ik nu. En Alice in Wonderland herlezend in de knappe vertaling van Nicolaas Matsier, blijkt mijn zinnetje in Through the Looking Glass te staan:
‘Het is een armzalig soort geheugen dat alleen maar achteruit werkt, merkte
de koningin op.’
In poor had ik altijd meer medelijden
gehoord dan ‘armzalig’ voor mij inhoudt. ‘Petieterig’, ‘beperkt’, ‘schrijnend’,
of wellicht ‘triest’ of ’treurig’? Maar in Matsiers keuze is het zoetsappige
‘zalig’ efficiënt inbegrepen. Opgelucht dat er stielmensen bestaan.
De vertaling deed
me bovendien beseffen alweer lang uit Nederland weg te zijn. Een stuk vroeger
in het boek, nog gewoon in Alice in
Wonderland, vraagt de kat:
‘Hoe staat het leven?’
Dit is een
belangrijke vraag, zeker vandaag hier in België, waar iedereen verplicht naar
de stembus trekt om Europees, nationaal en gewestelijk een keuze te maken. Maar
zoals Matsier hier laat polsen naar het welbevinden… de kat spreekt een variant
uit die ik decennia niet meer heb gehoord. Dit is taal van de ooms uit mijn jeugd
(tantes vroegen veeleer ‘Hoe gaat het met je?’) Matsiers vertaling dateert uit
1989, dus deze herinnering zou bewijsgrond kunnen hebben. En het origineel heeft
evenzeer wat vriendelijk formeels dat in het midden laat of er interesse is: ‘How are you getting on?’
Dat ‘hoe gaat het
met je’ (of: ‘hoe is het met je’) werd vervolgens ‘hoe gaat het’ (of: ‘hoe is
het’). En daarna, maar toen woonde ik al in België en klonk alles vreemd, ‘hoe gaat-ie?’.
Zelf begroet ik
hier – als Nederlander niet-stemgerechtigd, wel belastingbetalend – medeburgers
zekerheidshalve al jaren met ça va?
Ronder, nageaapt Vlaams dus, voorbij mijn redelijke vermogens. Zoals Hadewijch de
gelukzaligheid van het niet-weten ten deel viel.
In het boek Pijnlijk mooi wordt uitgelegd dat dit
een kwestie is van permanente vernieuwing, om een ziel te benaderen die ik maar
even een gesprek noem tussen ik en mij. Het heldert aan de wereld op hoe het
met het leven staat, daarstraks nog en straks misschien ook. Hopelijk zonder
het hoofd te verliezen.