In een
als het ware voor de kat heur viool uit de hand gelopen comment was ik zo
ijdel te melden Wees onzichtbaar te lezen.
Ik heb deze roman van
Murat Isik inmiddels uit en blijf bij mijn standpunt onderweg: buitengewoon
interessant boek, maar niet voor de taal. Wel kan ik me nu indenken dat een vlakke,
berichtende stijl gepast is om onderbelichte geschiedenis te delen.
Wees onzichtbaar vertelt over de legendarische Amsterdamse
buitenwijk de Bijlmer – bedacht in de jaren zestig, opgeleverd in de jaren
zeventig – waarvan nogal wat grootse bedoelingen reeds op de tekentafel zouden
zijn aangepast aan het budget. De werdegang van die publieke ruimte zet Isik af
tegen de opgang van zijn hoofdpersoon Metin.
Deze Metin kan in
zijn introversie en handelingsluwte een stereotiep huiskamerrealistisch literair
personage heten, ware het niet dat hij een Turkse Nederlander is met een
migratieachtergrond. Ik hoop dat ik het zo goed uitdruk, in mijn permanente verwarring
als Hollander in België (die daar recent nog door een eveneens ingeweken Duitse
vrouw werd onderhouden over ‘allochtonen’).
Isiks roman
vertelt geschiedenissen die witte provincialen als ik niet kennen. Zo komt de
nog immer schokkende Bijlmerramp uit 1992, waarvan ik me herinner dat ze, zoals
de roman meldt, in het nieuws insloeg tijdens Studio Sport, naar voren vanuit het perspectief van naaste wijkbewoners
die zich naar de plaats des onheils spoeden.
Het was lang
geleden dat ik zo heb meegeleefd met het
wel en wee van een personage. Zeker Metins middelbareschooltijd enerveerde me
zo, dat mijn betweterij annex irritatie over het taalgebruik achterwege bleef. Louter
fictie kan zulke gevoelens opwekken. De klinische chirurg in mij veranderde
even in een luidruchtig medemoreel wezen, zoals dat ooit bij het kennisnemen
van J.B. Schuils boeken in mij actief was
Dit doet
vermoeden dat literatuur een opvoedende kracht heeft. Zo stond het ook ongeveer
in de tussenversie van Curriculum Nu,
de tekst over het middelbareschoolonderwijs waarop mijn lange comment trachtte
in te gaan. De tot competentie omgetoverde eigenschap ‘empathie’ valt dan snel.
En dat literatuur dit neveneffect kan sorteren, daar bestaat zelfs wetenschappelijk
bewijs voor.
Zoiets stemt
hoopvol. Toch heb ik me vaak afgevraagd: zijn lezers echt een aparte
mensensoort, en zouden literatoren betere mensen zijn dan niet-schrijvers? Ik
weet het niet.
Ronduit
onbegrijpelijk vind ik zelfs het idee dat poëzie ontoegankelijk en elitair is.
Als het klopt dat literatuuronderwijs de laatste decennia gevangen is genomen
is door taalbeheersing, om te leren hoe zakelijke teksten te lezen en te
schrijven, dan is het ideale breekijzer voorhanden. Gedichten zijn relatief kort
en vergen voor een kennismaking dus een concentratieboog die zelfs voor smartphone-verslaafden
doenbaar moet zijn.
Zeker klassikaal
kan poëzie uitnodigen tot meedenken, tot het uitwisselen van ervaringen en
kennis. Ze vraagt om interpretatie van een gecondenseerde boodschap. Daarbij is
het een handig instrument voor geschiedenisonderwijs, om gebeurtenissen of vroegere
gedichten bloot te leggen waarnaar de tekst kan verwijzen. Er komen wellicht wat
andere kunstvormen bij, wat politiek, aardrijkskunde, biologie… Pure democratie
dus, poëzie, dankzij taal ‘die van ons allemaal is’.
Isiks Wees onzichtbaar bevestigt die indruk.
Metin zou op basis van zijn afkomst een jongen met een taalachterstand moeten zijn,
maar juist lezen en schrijven gaan hem het best af – reeds op de lagere school
heeft hij een wiskundefobie die hem tot een heuse alfa maakt. Pas op de
middelbare school krijgt hij ook in dat specialisme last, vanwege zijn
uitspraak.
Dan zit hij al op
het vwo, het hoogste denkbaar, waartoe zijn vader de beslissende zet gegeven
heeft omdat deze geen genoegen nam met het bekende
voorzichtige advies voor de havo.
Toch is de vaderfiguur
de steen des aanstoots, voor zijn hele gezin eigenlijk. Tegen het einde meldt
de roman: ‘We wezen hem er keer op keer op dat hij geen dialoog met ons voerde,
maar in eindeloze monologen tot ons sprak, versleten redes die doorspekt waren
met dogma’s uit het begin van de jaren tachtig.’ Hier stond ik paf. Al tijden probeer
ik de beeldvorming over het decennium te volgen dat voorafgaat aan wat Metin hier
hekelt. Het blijken telkens ‘de jaren zeventig’ die schier naturel een monsterverbond
aangaan met ‘dogma’s’.
Naar mijn gevoel
gingen juist in de jaren tachtig posities schuiven, doordat pragmatiek de
overhand kreeg. Uit dat decennium ook stamt in Nederland bijvoorbeeld het bami-akkoord waar, door de
uitruil van loonmatiging en arbeidstijdverkorting, werkgevers en vakbonden
eendrachtig tot een vergelijk kwamen over de middellange termijn.
Hier werd dit
weekend nog aan herinnerd, bij het overlijden
van Wim Kok, een architect van dat akkoord. De oer-architect van de Bijlmer
was duidelijk een andere.
Werkelijkheid en
beeldspraak, verdragen ze elkaar? Ik weet niet of de onvermijdelijkheid komisch
of tragisch was dat necrologieën van Wim Kok zijn rede vermelden waarin hij,
als sociaaldemocraat, de ideologische veren afwierp. Dat beeld stamde immers van
de
ultraliberale Neelie Kroes, en was via haar toenmalige amant op het allerlaatst
bij Kok geraakt.
In zijn versie
moest ‘ballast’ afgeworpen worden. Dat verwijst waarschijnlijk naar luchtballonnen,
zodat men stijgen kan. Maar de ‘veren’, waarmee Kroes van jongs af gepronk
en blabla had bedoeld, zitten veeleer aan vogelachtigen. Ik ben geen ornitholoog,
maar kan me voorstellen dat zij met een kaalgeplukte huid neerstorten.
Murat Isik, Wees onzichtbaar, de openingszin: ‘In de tijd dat de
eerste springers te pletter vielen van onze flat, begon mijn vader aan zijn
nachtelijke pleziertochten door Amsterdam’.
Naschrift
Mijn vermelde comment,
dat de aanleiding was tot de bovenstaande posting, werd meegenomen in een
latere
deelbespreking van Curriculum.Nu,
waarop er een aardig debat losbarstte. En daarover volgde zelfs een metadebat,
waaraan schijnbaar tot zijn eigen verbazing een van de bedenkers van het
Curriculum bijdroeg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten