De Mexicaanse
schrijfster Valeria Luiselli noemt haar boek Vertel me het einde ‘een essay in veertig vragen’. Ondanks die genrebepaling
bekent ze zich in haar postscriptum als romanauteur, getraind om ‘de wereld te
lezen als onderdeel van een narratieve plot waarin sommige gebeurtenissen de
voorbode zijn van andere’.
Die blik steunt Luiselli
met de verantwoording dat de in het essay bijeengebrachte relazen een andere naamgeving,
tijdstip en volgorde kregen. Toch geeft ze gedetailleerde bronnen voor beweringen,
met de suggestie: geloof me, deze bijna-non-fictie is echt!
Aangezien het boek
handelt over Centraal-Amerikaanse vluchtelingen die in de Verenigde Staten
proberen een bestaan te krijgen, is het waarheidsgehalte belangrijk. Lastig
wordt dan dat de auteur soms voordringt op door haar beschreven mensen, voor
wie ze overigens tolkt bij justitie.
Het
ontegenzeggelijke engagement dat Luiselli ontplooit wordt naar mijn gevoel
geneutraliseerd doordat ze tegelijk haar eigen lot beschrijft. Tijdens het
maken van het essay, vanaf 2015, was haar tijdelijke verblijfsvergunning
verlopen, zonder een green card in zicht. Maar die status begeren haar
personages toch ook? Is dat solidariteit?
Mij dunkt dat het
boek waarachtiger was geweest als de auteur haar romantalent inderdaad had
benut. En zich in haar personages had verstopt, in plaats van verontwaardigd
over hen te schrijven, en over zichzelf. Nu blijft de vraag over wie dit boek uiteindelijk
gaat.
Zulke gedachten
kwamen mede in mij op door Klont van
Maxim Februari. Hoewel mijn
vertrouwen in de roman gering is, repareerde deze bij mij menige illusie. Sowieso
volg ik de publicist Februari met een zoals dat heet meer dan gemiddelde
belangstelling, maar Klont stemde nieuwsgierig
of er kans was voor mijn hartenwens: dat opinistiek kan plaatsnemen in fictie.
In deze roman
zegt een Amerikaan dat er met het vergaan van naties en, volgens hem, het
verband dat een volk bijeenhoudt, geen belangstelling is voor feiten. Er heerst
nieuwsverslaving die mensen zelfs in grootste wanhoop overeind houdt. Maar
ondanks dat ‘opioïde mechanisme’ is non
fake news dood.
Data hebben
informatie vervangen. Februari heeft over dat thema in NRC-columns herhaaldelijk geschreven. Anders dan Luiselli koos hij ervoor
zijn kennis over die actualiteit te saucisseren
in een het complexe systeem van de roman. Tegen het opinisme,
dat hij voor de krant moet beoefenen? Het publiek kenmerkt zich, beweert
Klont effen, door ‘de hongerigheid
naar snelle output’.
Moraal en keuzes hebben
we uitbesteed aan machines, luidt de stelling. De werkelijkheid is gereduceerd
tot gegevens over de werkelijkheid. Tot een klont, zegt hoofdpersoon Alexei
Krups:
‘eigenlijk geen metafoor maar een werkelijk bestaand samenspel van machten.
Een wereldbeeld dat meer ruimte bood aan mededelingen over het bestaan dan aan
het bestaan zelf en dat dwingend regeerde’.
Door die
herschepping treedt in elk geval verlies aan kennis op, eveneens bij ‘experts
die nergens verstand van hebben’. En het tragische is dat de mens die klont zelf
heeft gemaakt.
Geweldig aan dit
boek vind ik dat de horigheid aan een eigen, superieure schepping tot
uitdrukking komt in Februari’s vertelwijze. Alle personages hebben eigen denkruimte
terwijl ze zichtbaar aan een touwtje zitten dat de onzichtbare verteller dan
weer met ironie dan weer met empathie en mededogen laat vieren.
Die state of mind lijkt me symptomatisch voor
de globalisering waarin, zoals Philipp
Blom opmerkte, de fameuze slogan ‘Gansch
het raderwerk staat stil, als uw machtige arm het wil’, mede door de
digitalisering onklaar is gemaakt. Toch proberen Februari’s personages het
nodige, en is dit boek dus een strijdperk. Juist de roman kan het waarheidsgehalte van een stelling afwegen dat
de klont ‘na Copernicus, Darwin en Freud de vierde grote krenking der mensheid’
is.
Het genre wordt
zelf over knie gelegd. Walter Benjamins bevindingen vlak voor de oorlog bij Berlin Alexanderplatz komen aan bod,
volgens de verteller om het unieke van het menselijk bestaan op de spits te
drijven, ‘het met andere mensen onderling onvergelijkbare, het
incommensurabele’. En Lionel Trilling, die in 1946 geen gedachtewisseling over
moraal meer in romans ontwaart; daartoe is wetenschap gaan dienen, sociologie,
psychologie, antropologie, ‘als we er geen enkele lol aan beleven’.
Van recente datum
zijn uitspraken van John Brockman over non-fictiehelden. Hij prefereert de
polemische wetenschapper Dawkins boven romanschrijver Roth – een legitimatie
van Valeria Luiselli’s genrebepaling. Ironischerwijs wordt Roth in Klont ook aan het woord gelaten, met
zijn observatie dat de roman een stervend dier is.
Natuurlijk staan
zulke zelfreferentiële onheilstijdingen in een traditie. Februari varieert daarop, want personage
Krups meent dat de roman overbodig is geworden door de klont.
Diens metafoor voor
het doemscenario over digitale data is echter gejat. Uiteraard laat Februari nog
overwegen of het plagiaat in de eenentwintigste eeuw een achterhaald begrip is.
Alexei Krups wordt
ontmaskerd, ondergaat dat gelaten en weet dat hij zijn ‘spreekrecht’ kwijt is. En
ook hier maakt Klont een circulaire beweging.
Want de bedrieger mag van het collega-personage Schneider, ‘de briljante
meester van de intellectuele humbug’, zich stapsgewijs rehabiliteren. Eerst
komt dan een autobiografisch verhaal waarin hij tot in detail kan uitleggen
‘wat er was misgelopen:
Waarom ik me door mijn ijdelheid had laten meeslepen. Hoe het toch kwam dat
ik anderen, die oprecht en in goed geloof met me hadden samengewerkt, zo lang
om de tuin had kunnen leiden.
Het publiek had er belang bij de geschiedenis van mijn bedrog te horen,
vond hij; dat kon verhinderen dat zulke afschuwelijke dingen in de toekomst
weer zouden gebeuren. Want niets is zo erg, nee, echt, niets is zo erg voor de
samenleving als het verlies van vertrouwen in elkaar, in de waarheid en de
feiten.’
Vormt de autobiografie,
waarin de waarheid tautologisch is, de machtige arm waarmee mensen nu het
raderwerk kunnen stilleggen? In Rob van Essens roman Winter in Amerika krijgt een aalgladde acteur de vraag memoires te schrijven,
zonder andere interesse van de uitgever dan kasssagerinkel. Dezelfde interesse voor
dezelfde tekstsoort onthult in Emy Koopmans roman Orewoet een gevallen professor, die Hadewijch-manuscripten
onderzocht die hij zelf had gefabriceerd. Hij zegt erbij dat hij hulp zal
zoeken en in de politiek zal gaan.
Uit zijn columns puilde
Februari’s bezorgdheid over dataverwerking voor de maatschappij, maar door de
constructie van Klont kan zijn kennis
superieur noch relativerend heten. Verschilt Februari’s handelingsmarge van die
van zijn marionetten?
Volgens mij sympathiseert
het vloeiende vertelsysteem van Klont
met zijn dobberende personages. Een vorm van solidariteit die Valeria Luiselli vooropstelde.
In 2017 verwierf zij
alsnog haar green card. Maar toen stond de wereld ‘zo fucking op zijn kop dat Trump
op de een of andere manier president van de Verenigde Staten is geworden’. Eén personage
achtte zijn tijdelijke verblijfstad Hempstead nochtans
verwant aan zijn geboorteplaats in Honduras: ‘een shithole’.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten